
Commissie: kinderopvang
Categorie: opzegging overeenkomst
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
738552/766835
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft de eenzijdige opzegging van de opvangovereenkomst voor de zoon van de consument door de ondernemer. De consument verwijt de ondernemer dat een mogelijke beëindiging van de opvangovereenkomst niet met haar is besproken en aan die beëindiging geen zwaarwegende redenen ten grondslag liggen. Het negatieve gedrag van de zoon van de consument heeft het voor de ondernemer onmogelijk gemaakt om hem de zorg te bieden die hij nodig heeft en de veiligheid op de groep te waarborgen, ondanks de intensieve begeleiding door professionals. De commissie oordeelt dat de wijze van opzegging onzorgvuldig is geweest en de aangevoerde redenen geen zwaarwegende redenen zijn zoals genoemd in de Algemene Voorwaarden. Als er zorgen waren over (het gedrag van) de zoon had de ondernemer de consument daarover dienen te informeren en dit vast moeten leggen in een brief of in een verslag aan de ouders of hen moeten waarschuwen. Dit geldt zeker omdat in de periode vóór de plaatsing van de zoon op de huidige locatie er serieuze problemen met hem waren. Na een jaar van stilte is de melding van de opzegging en de daartoe aangevoerde reden “uit de lucht komen vallen”. De klacht is gegrond en de opvangovereenkomst op de huidige locatie blijft in stand.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de eenzijdige opzegging van de opvangovereenkomst voor de zoon van de consument door de ondernemer. De consument verwijt de ondernemer dat een mogelijke beëindiging van de opvangovereenkomst niet met haar is besproken en aan die beëindiging geen zwaarwegende redenen ten grondslag liggen.
Standpunt van de consument
De achtjarige zoon van de consument wordt sinds 5 juni 2023 op de dinsdagen opgevangen op de buitenschoolse opvanglocatie ‘[naam locatie]’ van de ondernemer. Op de locatie waar de zoon voor juni 2023 werd opgevangen zijn er meerdere incidenten geweest waar de zoon bij betrokken was. In overleg mocht de zoon met voorrang starten op de locatie [naam locatie], eigenlijk bedoeld voor wat oudere kinderen, waar meer ruimte, rust en uitdaging voor de zoon was. De opvang bij de [naam locatie] begon met een ‘proeftijd’ van drie maanden die goed is verlopen en eindigde met een e-mailbericht van de ondernemer van 2 oktober 2023 waarin is opgenomen: “….wat ons betreft gaat het met A. goed bij [naam locatie]”. De opvangovereenkomst is vervolgens definitief geworden en de plaatsing van de zoon bij de [naam locatie] is ongewijzigd voortgezet.
Op 8 oktober 2024 is er een incident geweest tussen de zoon en een ander kind waarbij er over en weer is geschopt. De pedagogisch medewerker (PM’er) heeft het incident niet gezien maar heeft de vader erover geïnformeerd bij het ophalen van de zoon die dag en te kennen gegeven dat het voorval tussen de jongens was uitgesproken. Twee weken later, op 22 oktober 2024, ontvingen de ouders een e-mailbericht waarin zij werden uitgenodigd voor een gesprek over het voorval van 8 oktober 2024, te houden op 30 oktober 2024. Tijdens dat gesprek werden beschuldigingen richting de zoon geuit op basis van aannames; er was immers geen PM’er bij het voorval aanwezig geweest. Naar de versie van het verhaal van de kant van de zoon werd door de ondernemer nauwelijks geluisterd. De consument werd te kennen gegeven dat de reden voor het gesprek een opzegging van het opvangcontract was. Een concrete reden voor de opzegging werd niet gegeven. De consument begrijpt dat de ondernemer tot de beslissing is gekomen vanwege een optelsom van meerdere zaken, te weten:
– het voorval op 8 oktober;
– op 15 oktober 2024 zou de zoon “kutjuf” hebben gezegd tegen een PM’er;
– een voorval met steentjes gooien naar een kip (in de zomer van 2023);
– het verwijt dat de zoon vaak grenzen opzoekt;
– andere ouders vragen zouden stellen over de zoon;
– andere kinderen bang zouden zijn voor de zoon.
De consument begrijpt niet waarom de ondernemer op of meteen na 8 oktober 2024 geen telefonisch contact met de ouders heeft opgenomen indien het voorval tussen de jongens toch niet voldoende uitgesproken was en een gesprek daarover diende te volgen.
Evenmin begrijpt de consument waarom de ondernemer het niet eerder heeft laten weten dat de zoon volgens de ondernemer probleemgedrag vertoonde. Indien dit daadwerkelijk het geval is geweest had de consument daar graag over willen worden geïnformeerd zodat zij haar zoon zo nodig had kunnen aanspreken op zijn gedrag. Over klachten of vragen van andere ouders of kinderen was de consument niets bekend. Zij is daar voor 30 oktober 2024 nooit over geïnformeerd. Hetzelfde geldt voor de vermeende uitlating richting de PM’er op 15 oktober 2024.
Sinds oktober 2023 hebben er anders dan korte gesprekjes bij het ophalen van de zoon, waarbij geen noemenswaardige opmerkingen in negatieve zin over het gedrag van de zoon zijn gemaakt, geen gesprekken plaatsgevonden.
Na het gesprek van 30 oktober 2024 ontving de consument een brief van de ondernemer met een bevestiging van de beëindiging van de opvangovereenkomst omdat de consument daarom zou hebben verzocht. Dit is geheel onjuist. De zoon is ruim een jaar lang met plezier naar de opvang gegaan. De ondernemer heeft de opvangovereenkomst eenzijdig opgezegd en de consument is het daar niet mee eens. De consument verlangt dan ook een continuering van de overeenkomst en verzoekt de commissie de handelwijze van de ondernemer te beoordelen in een verkorte procedure.
Standpunt van de ondernemer
In de periode van augustus 2022 tot juni 2023 waarin de zoon was geplaatst op de opvanglocatie [naam locatie] was regelmatig sprake van driftbuien bij de zoon waarbij hij gooide met spullen, zichzelf opsloot en er ook incidenten waren met andere kinderen en PM’ers waarbij de zoon hen pijn deed. De ondernemer overwoog in juni 2023 dan ook de opvangovereenkomst op te zeggen omdat de veiligheid van de groep niet langer kon worden gegarandeerd. Gedurende de aangegeven periode zijn verschillende gesprekken gevoerd met de ouders en is de haalbaarheid van de opvang besproken. Vanuit de privé situatie had de zoon hulp van een kindercoach en op de opvanglocatie werd de pedagoog van de ondernemer ingezet voor observatie op de groep.
Gedurende een half jaar heeft de ondernemer een extra medewerker toegevoegd aan het team zodat er één op één begeleiding voor de zoon kon worden gerealiseerd, maar die situatie kon niet voortduren. De plaatsing van de zoon werd omgezet naar minder drukke dagen om overprikkeling van de zoon te helpen voorkomen. Om de opzegging van de plaatsingsovereenkomst per juni 2023 te voorkomen werd met de ouders besloten de zoon vervroegd en op proef over te plaatsen op de locatie de [naam locatie]. Dit is een locatie met minder kinderen en veel uitdagende buitenruimte. De locatie paste bij het speelplezier en de belangstelling en het karakter van de zoon. Er werd een proeftijd afgesproken van drie maanden vanwege het avontuurlijke en risicovolle karakter van de locatie (veel water en de mogelijkheid om vuur te stoken).
Indien deze proef niet zou slagen zou de overeenkomst alsnog worden opgezegd. Aanvankelijk ging het goed met de zoon in de nieuwe groep. Het grensoverschrijdende gedrag bleef, maar er waren in die periode weinig driftbuien of heftige incidenten.
Vanaf de zomer van 2024 namen de conflicten waarbij de zoon betrokken was echter toe. Gaandeweg leek de zoon minder onder de indruk van de locatie en reageerde hij dominanter naar andere kinderen en medewerkers. In goede doen is de zoon enthousiast en geniet hij en speelt hij met veel plezier maar er was steeds vaker sprake van incidenten en driftbuien die uit het niets leken te ontstaan. Het negatieve gedrag maakt het voor de ondernemer onmogelijk om de zoon de zorg te bieden die hij nodig heeft en de veiligheid op de groep te waarborgen. De ondernemer heeft zich dan ook genoodzaakt gezien de plaatsingsovereenkomst op 30 oktober 2024 op te zeggen vanwege een opeenstapeling van incidenten en vanwege de redenen zoals door de consument genoemd.
De ondernemer heeft zijn uiterste best gedaan om de zoon te voorzien van geschikte buitenschoolse opvang. Medio 2023 heeft de ondernemer, ondanks intensieve begeleiding door professionals, moeten concluderen dat de zorg die de zoon nodig heeft niet binnen de mogelijkheden van de organisatie van de ondernemer geboden kan worden. In een uiterste poging is de zoon op de locatie de [naam locatie] geplaatst. Nu het duidelijk is geworden dat ook die omgeving niet meer passend is voor de zoon heeft de ondernemer geen andere optie meer dan de plaatsingsovereenkomst voor de zoon eenzijdig op te zeggen.
Beoordeling van het geschil
In een gesprek op 30 oktober 2024 heeft de ondernemer de consument te kennen gegeven dat het opvangcontract voor de zoon met in achtneming van een maand opzegtermijn per 30 november 2024 zou worden beëindigd. In een e-mailbericht van 30 oktober 2024 is de opzegging door de ondernemer bevestigd met verwijzing naar artikel 10 lid 3 sub b. en artikel 11 lid 2 sub a en c. van de Algemene Voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang (hierna: de Algemene Voorwaarden). Hierin is opgenomen dat de ondernemer bevoegd is een opvangovereenkomst op te zeggen op grond van een zwaarwegende reden en een kind de toegang tot de opvanglocatie te weigeren onder bijzondere omstandigheden zoals wanneer een kind extra verzorgingsbehoeftig is en de opvang van het kind een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert.
De consument stelt zich op het standpunt dat het proces van opzegging niet juist is gevoerd en dat aan de opzegging geen zwaarwegende redenen ten grondslag liggen.
Ter zitting heeft de ondernemer naar voren gebracht dat de opvang van de zoon een risico vormt voor de veiligheid van anderen. Daarin zou met name de beëindiging van de opvangovereenkomst gelegen zijn. Die zwaarwegende reden, genoemd in artikel 11 lid 2 sub b. van de Algemene Voorwaarden heeft de ondernemer echter niet genoemd in de email van 30 oktober 2024. De consument heeft ter zitting te kennen gegeven dat die reden haar niet bekend was en niet eerder is genoemd. Wat daar ook van zij, de commissie is van oordeel dat de wijze waarop de opzegging is geschied onzorgvuldig is geweest en de daartoe aangevoerde redenen geen zwaarwegende redenen zijn zoals genoemd in de Algemene Voorwaarden.
De commissie licht dit als volg toe.
De ondernemer heeft naar voren gebracht dat het incident op 8 oktober 2024 als het ware de druppel was die een opzegging van de opvangovereenkomst rechtvaardigde. Vast is komen te staan dat het gedrag van de zoon voor het laatst in september 2023 is besproken en op 2 oktober 2023 in een schriftelijk bericht is benoemd. De ondernemer heeft toen opgemerkt: “…wat ons betreft gaat het met A. goed bij [naam locatie]”.
De ondernemer heeft toegelicht dat het gedrag van de zoon problematisch was en de zoon met regelmaat de grenzen opzocht. Ter zitting is echter gebleken dat de ondernemer hierbij met name doelt op het gedrag dat de zoon vertoonde op de eerdere locatie waar hij vóór juni 2023 werd opgevangen. Tussen partijen staat vast dat de opvang op die locatie niet goed verliep. De commissie acht het bewonderenswaardig hoe partijen op dat moment samen hebben gezocht naar een goede oplossing voor de zoon en die hebben gevonden in een vervroegde plaatsing in juni 2023 op de locatie van de [naam huidige locatie].
De ondernemer heeft naar voren gebracht dat het gedrag van de zoon op 8 oktober 2024 en in de periode daaraan voorafgaand zodanig zorgelijk was dat een continuering van de opvangovereenkomst voor de toekomst niet langer veilig was voor de omgeving van de zoon en de zoon zelf. De ondernemer heeft de commissie echter onvoldoende duidelijk kunnen maken waarom vervolgens nog drie weken is gewacht met een gesprek over het incident waarvan de consument had vernomen dat het op de locatie was uitgesproken en opgelost. De vakantie van de locatiemanager vormt daarvoor geen excuus.
In reactie op de andere genoemde redenen heeft de consument onweersproken gesteld dat het een voorval betrof in de zomer van 2023 (het gooien van steentjes naar een kip, nog voor de positieve email van 2 oktober 2023) en de consument daar niet eerder over is geïnformeerd (de uitlating naar de juf en vermeende klachten van andere ouders).
Indien er zorgen waren over (het gedrag van) de zoon had de ondernemer de consument daarover dienen te informeren en eventuele problemen of zorgen vast dienen te leggen in een brief of in een verslag aan de ouders of hen moeten waarschuwen. Dit geldt te meer nu er vóór de plaatsing van de zoon op de huidige locatie serieuze problemen waren op de eerdere locatie, waarover de ondernemer wel meerdere malen met de ouders in gesprek is gegaan. Na een jaar van stilte is de melding van de opzegging op 30 oktober 2024 en de daartoe aangevoerde reden “uit de lucht komen vallen” en ontoereikend.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de wijze waarop de ondernemer de opvangovereenkomst heeft opgezegd, althans de zoon de toegang tot de BSO locatie heeft geweigerd, onzorgvuldig is geweest. De commissie verklaart de klacht van de consument dan ook gegrond en zal bepalen dat de ondernemer het klachtengeld aan de consument dient te vergoeden.
De commissie merkt nog op dat zij het laakbaar acht dat de vertegenwoordiger van de ondernemer ter zitting heeft opgemerkt dat, mocht de commissie beslissen tot een in stand lating van de opvangovereenkomst, de ondernemer desondanks met de ouders in gesprek zal gaan en zal toewerken naar een beëindiging van de opvangovereenkomst voor de zoon.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– bepaalt dat de op 5 juni 2023 tussen partijen gesloten plaatsingsovereenkomst op de huidige locatie tot opvang van de zoon van de consument ongewijzigd in stand blijft;
– bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,00 aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes en mevrouw mr. M. Stroetenga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 4 december 2024.