
Commissie: kinderopvang
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Tussen Advies
Uitkomst: aanvullende stukken nodig
Referentiecode:
729214/809271
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument klaagt dat bij de plaatsing van haar dochter ten onrechte een particulier contract is afgesloten, terwijl zij meent recht te hebben op een gesubsidieerde plaatsing. Zij had aangegeven dat slechts één ouder werkte en vroeg expliciet welke contractvorm van toepassing was. Desondanks stelde de ondernemer een particulier contract op, gebaseerd op de verwachting dat beide ouders binnen afzienbare tijd zouden werken. Omdat geen inkomensgegevens werden aangeleverd, werd geen gesubsidieerd contract aangeboden. De consument stelt hierdoor twee jaar lang te veel te hebben betaald en geen kinderopvangtoeslag te hebben kunnen aanvragen. De ondernemer stelt dat de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van juiste gegevens bij de consument lag. Wel heeft de ondernemer geprobeerd via een schikkingsvoorstel een deel van de kosten over 2024 te vergoeden. De commissie oordeelt dat er aan beide zijden sprake is geweest van miscommunicatie. Omdat de commissie geen zicht heeft op de inkomenssituatie, wordt verdere beoordeling aangehouden tot er een herberekening is gemaakt. De consument moet daarvoor inkomensgegevens aanleveren; de ondernemer moet daarna een aangepaste berekening over 2024 indienen.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer ten onrechte een particulier contract heeft afgesloten met de consument in plaats van een gesubsidieerde overeenkomst.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft bij de plaatsing van de dochter van de consument een particulier contract opgesteld, terwijl de consument meent dat zij recht had op een gesubsidieerde overeenkomst. De consument heeft bij de aanmelding op 16 april 2023, duidelijk gemaakt dat op dat moment slechts één ouder werkte en dat de andere ouder mogelijk later dat jaar zou gaan werken. De consument heeft aan de ondernemer gevraagd welke contractvorm in haar situatie van toepassing zou zijn, waarna de ondernemer een particulier contract heeft aangeboden en afgesloten.
Naar later bleek, is de ondernemer uitgegaan van de veronderstelling dat er per juni 2023 twee werkzame ouders zouden zijn, onder meer omdat de consument dit in een eerdere e-mail had genoemd en ook geen inkomensgegevens had verstrekt.
Uiteindelijk bleef echter slechts één ouder werkzaam, waardoor de consument twee jaar lang hogere kosten moest betalen en geen kinderopvangtoeslag kon ontvangen. Zij had erop vertrouwd dat de ondernemer haar als professionele organisatie zou adviseren over de voor haar meest passende contractvorm.
Volgens de consument is door de onjuiste aanname en gebrekkige communicatie een financiële druk ontstaan die voorkomen had kunnen worden als er was uitgegaan van de werkelijke situatie (één ouder aan het werk). De consument wist bovendien niet dat het niet aanleveren van inkomensgegevens automatisch zou leiden tot een particulier contract.
Voorts stelt de consument dat haar klacht niet zorgvuldig is behandeld door de ondernemer. Haar uitgebreide berichten zijn steeds beantwoord met korte, afwijzende reacties, waaruit blijkt dat de ondernemer geen andere beslissing wilde nemen. De consument voelt zich niet serieus genomen en twijfelt of de ondernemer bereid is om haar situatie daadwerkelijk te herzien.
De consument verzoekt de commissie:
• te bepalen dat de ondernemer het contract dient te corrigeren naar een vorm die beter aansluit bij haar (werk)situatie;
• te bepalen dat de ondernemer de te veel betaalde kosten over de volledige plaatsingsperiode van haar dochter dient terug te betalen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer stelt dat er voor peuteropvang twee vormen van financiering zijn: opvang op basis van kinderopvangtoeslag (particulier contract) of opvang op basis van een gemeentelijke subsidie (indien ouders niet beiden werken). Om in aanmerking te komen voor een gesubsidieerde plaats, moeten ouders vooraf inkomensgegevens overleggen.
In dit geval hebben de ouders in hun e-mail van 16 april 2023 gemeld dat de moeder naar verwachting op
1 juni 2023 zou gaan werken en dat de vader al werkte. Hierdoor ging de ondernemer ervan uit dat de ouders recht zouden hebben op kinderopvangtoeslag en stelde de ondernemer een particulier contract op. De ondernemer benadrukt dat, wanneer de situatie wijzigt of wanneer blijkt dat ouders geen recht op kinderopvangtoeslag hebben, het aan de ouders is om dit te melden en de benodigde documenten (bijvoorbeeld inkomensverklaringen) tijdig aan te leveren.
De ondernemer wijst er voorts op dat tijdens de plaatsingsperiode drie keer een contractwijziging heeft plaatsgevonden, steeds zonder dat er door de ouders is aangegeven dat het type contract niet klopte of dat zij geen recht hadden op kinderopvangtoeslag. Ook is er volgens de ondernemer op geen enkel moment aangegeven dat er betalingsproblemen speelden.
Naar aanleiding van de klacht heeft de ondernemer aanvankelijk de klacht afgewezen en volgehouden dat de contractvorming correct is verlopen. Desondanks stelde de ondernemer zich – in het kader van een mogelijke schikking – wel bereid op om over (een deel van) 2024 een herrekening te maken en een bedrag terug te betalen, minus een vast bedrag van € 250,– voor de bijkomende verwerkingskosten. Dit schikkingsvoorstel is door de ouders afgewezen en is inmiddels ook vervallen.
De ondernemer blijft nu bij het standpunt dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig aanleveren van inkomensgegevens en de juiste contractvorm bij de consument ligt. Naar de opvatting van de ondernemer had de consument eventuele bezwaren tegen de opgestelde overeenkomst eerder kenbaar moeten maken.
Beoordeling van het geschil
Inleiding
De consument heeft haar dochter aangemeld voor peuteropvang in een situatie waarin op dat moment slechts één ouder werkzaam was en de andere ouder mogelijk later dat jaar zou gaan werken. Op basis van deze door de consument verstrekte gegevens is een particuliere overeenkomst tot stand gekomen, waarvan de facturen gedurende de looptijd naar rato zijn voldaan. Later heeft de consument aan de ondernemer kenbaar gemaakt dat zij van mening is dat de vorm van de overeenkomst onjuist is, omdat er een particuliere in plaats van een gesubsidieerde plaatsing is toegepast.
Beoordeling door de commissie
Uit de overgelegde stukken en de toelichting ter zitting blijkt dat er in de aanmeldingsfase sprake is geweest van miscommunicatie. Enerzijds is de ondernemer te snel uitgegaan van een particuliere overeenkomst. Immers, de consument was ten tijde van de start feitelijk niet werkzaam. Anderzijds heeft de consument niet of onvoldoende kenbaar gemaakt dat er (nog) geen recht op kinderopvangtoeslag bestond en heeft zij verzuimd de benodigde inkomensdocumenten tijdig te verstrekken om vast te stellen of een gesubsidieerde plaatsing van toepassing was.
De commissie acht aannemelijk dat de consument daardoor gedurende de looptijd van de overeenkomst een aanzienlijk hoger tarief heeft betaald, terwijl zij in beginsel recht had op een voordeliger, gesubsidieerd tarief. Gezien de omstandigheden en het feit dat beide partijen een zekere verantwoordelijkheid dragen voor de ontstane situatie, acht de commissie het door de ondernemer gedane schikkingsvoorstel, dat door de consument niet is geaccepteerd in grote lijnen redelijk en billijk.
Aangezien de commissie niet beschikt over de specifieke inkomensgegevens van de consument en derhalve niet zelfstandig kan bepalen welk subsidiebedrag eventueel had moeten gelden, houdt zij iedere verdere beslissing aan totdat door de ondernemer een herberekening is gemaakt op basis van de juiste gegevens. Daartoe dient de consument de relevante inkomensgegevens uiterlijk op 15 maart 2025 aan de ondernemer over te leggen. Ondernemer dient vervolgens uiterlijk op 1 april 2025 een herziene berekening over 2024 aan de commissie toe te zenden. De consument krijgt tot 15 april gelegenheid om schriftelijk op die berekening te reageren. Op grond van deze gegevens zal de commissie, zonder nadere mondelinge behandeling, beoordelen welk bedrag redelijkerwijs aan de consument vergoed dient te worden over het jaar 2024.
Beslissing
De commissie:
– draagt de consument op om uiterlijk 15 maart 2025 de benodigde inkomensgegevens aan de ondernemer over te leggen;
– draagt de ondernemer op om, na ontvangst van de relevante inkomensstukken, uiterlijk op
1 april 2025 een herziene berekening voor het jaar 2024 ( 1 januari – 1 oktober) op te stellen en deze aan de commissie toe te zenden;
– bepaalt dat de consument vervolgens tot 15 april 2024 gelegenheid krijgt om schriftelijk op die herberekening te reageren;
– houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. L. Verheij, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. P.G.L. Koolen, secretaris, op 17 februari 2025.