Commissie: kinderopvang
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
634701/902265
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument diende een klacht in over de sluiting van het kinderdagverblijf en de buitenschoolse opvanglocatie waar haar dochter werd opgevangen. Zij vond dat de ondernemer ouders te laat had geïnformeerd over de sluiting en onvoldoende alternatieve locaties had onderzocht. De ondernemer voerde aan dat het huurcontract van de opvanglocatie per 1 januari 2025 afliep en ondanks intensieve inspanningen geen geschikte vervangende locatie kon worden gevonden. De commissie oordeelde dat deze omstandigheden als zwaarwegend mogen worden aangemerkt en dat de ondernemer daarom gerechtigd was de opvangovereenkomsten op te zeggen. De opzegging werd ruim voor het einde van het jaar aan de ouders meegedeeld, waarmee de opzegtermijn correct is nageleefd. De commissie erkent de impact van de sluiting, maar ziet geen onzorgvuldig handelen door de ondernemer. Het feit dat ouders in december 2023 niet eerder zijn geïnformeerd over de opzegging van het huurcontract, acht de commissie verklaarbaar en verdedigbaar vanuit het belang van continuïteit van zorg. De commissie verklaart zich bevoegd om het geschil te behandelen en oordeelt dat de klacht van de consument ongegrond is.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Kinderopvang (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 12 mei 2025 te Den Haag.
Partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt nader toegelicht. De consument werd daarbij vergezeld door haar partner, de heer [naam]. De ondernemer werd vertegenwoordigd door mevrouw [naam], regiodirecteur en de heer [naam], directeur [provincie]. De consument en haar partner hebben de zitting digitaal bijgewoond.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de sluiting van een opvanglocatie door de ondernemer waarmee de opvangovereenkomsten voor de dochter van de consument beëindigd zijn. De consument verwijt de ondernemer dat alternatieven om de locatie open te houden te weinig zijn onderzocht en ouders te laat zijn geïnformeerd over de sluiting.
Standpunt van de consument
De inmiddels vierjarige dochter van de consument werd opgevangen op het kinderdagverblijf [naam kinderdagverblijf 1] van de ondernemer. Op grond van een op 27 januari 2023 tussen partijen gesloten BSO-overeenkomst zou de dochter met ingang van 1 april 2025 worden opgevangen op de buitenschoolse opvanglocatie [naam opvanglocatie 1], gevestigd in hetzelfde pand in [plaatsnaam] als dat van het kinderdagverblijf.
Op 2 september 2024 is aan de ouders via een bericht in het ouderportaal echter aangegeven dat het kinderdagverblijf en de BSO zouden sluiten evenals de buitenschoolse opvanglocatie [naam opvanglocatie 2], gevestigd op een ander adres. De opvangovereenkomsten voor de dochter werden eenzijdig beëindigd. Als reden werd aangevoerd dat de huurovereenkomst van het pand van [naam kinderdagverblijf 1] afliep per 1 januari 2025. Dat was echter al in december 2023 bekend maar verzwegen voor ouders en personeel. Meer dan 100 kinderen zijn de dupe geworden van de sluiting van de opvang. De consument is van mening dat de ondernemer onvoldoende alternatieve opvanglocaties heeft onderzocht.
Als de ondernemer de ouders eerder had geïnformeerd, had via het netwerk van één van hen waarschijnlijk een passende alternatieve locatie kunnen worden gevonden. De ondernemer is een grote landelijke organisatie waarvan verwacht mag worden dat alles in het werk wordt gesteld om opvang te continueren. De consument vermoedt dat andere redenen aan de sluiting van de locatie ten grondslag hebben gelegen die niet met de ouders gedeeld zijn. De ondernemer lijkt het belang van de kinderen volstrekt uit het oog te verliezen. De sluiting van de locatie en de beëindiging van de opvangovereenkomsten heeft een enorme impact gehad op de dochter van de consument. Met zeer veel moeite kon een andere opvangmogelijkheid voor haar worden gevonden maar niet op de door de consument gewenste dagen. De consument is van mening dat de ondernemer niet heeft gehandeld zoals van een professionele opvangorganisatie verwacht mag worden en vraagt een uitspraak van de commissie.
Standpunt van de ondernemer
Primair stelt de ondernemer dat artikel 10 van het reglement van de commissie aan een behandeling van het geschil in de weg staat omdat de ondernemer zijn bedrijfsactiviteiten in Eindhoven per 1 januari 2025 heeft beëindigd. De consument heeft hiermee geen belang meer bij een behandeling van haar klacht.
Voor zover de commissie de klacht inhoudelijk zal behandelen is de ondernemer van mening dat die klacht ongegrond is.
Op grond van artikel 10 lid 3 van de Algemene Voorwaarden van de ondernemer en de Algemene Voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017 van de Brancheorganisatie Kinderopvang is de ondernemer gerechtigd de opvangovereenkomsten op te zeggen op grond van een zwaarwegende reden. Als zwaarwegende reden wordt de omstandigheid aangemerkt dat de ondernemer vanwege een niet aan hem toerekenbare oorzaak blijvend niet meer in staat is de overeenkomsten uit te voeren.
De ondernemer werd geconfronteerd met een opzegging van de huurovereenkomst van [naam kinderdagverblijf 1] per 1 januari 2025. De ondernemer heeft alle mogelijke moeite gedaan om een alternatieve geschikte opvanglocatie te vinden. Zo is getracht de huurovereenkomst te verlengen, is gekeken naar nieuwbouwlocaties, zijn diverse makelaars benaderd om te kijken naar koop of huur van andere locaties, is BPD (bouwfonds gebiedsontwikkeling) ingeschakeld om de realisatie voor een kinderdagverblijf op het voormalige [naam] terrein in [plaatsnaam] te onderzoeken en is de hulp gevraagd van de afdeling vastgoed van de gemeente [plaatsnaam]. Een alternatieve locatie in de nabije omgeving van [naam kinderdagverblijf 1] bleek echter niet aanwezig.
Het verwijt van de consument dat de ondernemer geen oog zou hebben gehad voor het belang van de kinderen raakt hem. De ondernemer realiseert zich heel goed dat het sluiten van een locatie een enorme impact heeft op de kinderen, hun ouders en ook op de medewerkers. Om die reden heeft de ondernemer zich tot het uiterste ingespannen om de locatie open te houden.
Ondanks alle inspanningen is het de ondernemer niet gelukt om een andere locatie te vinden. Daarbij is van belang dat een kinderopvanglocatie aan vele wettelijke vereisten dient te voldoen. Op 4 september 2024 heeft de ondernemer de ouders in alle openheid ingelicht en geïnformeerd, die avond is goed verlopen. Na die avond zijn ook alternatieve locaties die door ouders zijn aangedragen onderzocht maar deze voldeden evenmin aan de geldende wet- en regelgeving. De locatie [naam opvanglocatie 1] was te klein om opvang voor drie locaties te kunnen faciliteren en garanderen.
Toen de ondernemer op 28 december 2023 de opzegging van de huurovereenkomst ontving was hij in de overtuiging dat de opvang op een andere locatie kon worden voortgezet. Er was dan ook geen aanleiding om medewerkers of ouders van de huuropzegging op de hoogte te stellen. Toen bleek dat een alternatieve locatie niet gevonden kon worden zijn de ouders en medewerkers op 2 en 4 september 2024 geïnformeerd. Eerdere berichtgeving over de huuropzegging had zonder meer tot veel onrust geleid bij zowel het personeel als de kinderen en de ouders, waarna zowel medewerkers als ouders naar alternatieven zouden hebben uitgekeken. Dit zou ertoe hebben geleid dat de ondernemer niet langer over voldoende personeel zou beschikken om verantwoorde kinderopvang te kunnen bieden. Toen de ondernemer in september 2024 de sluiting van de locatie kenbaar maakte heeft dit inderdaad geleid tot het vertrek van een groot aantal medewerkers.
De ondernemer stelt zich dan ook op het standpunt dat de opvangovereenkomsten voor de dochter van de consument bij brief van 11 en 12 september 2024 rechtsgeldig zijn opgezegd per 31 december 2024.
Beoordeling van het geschil
Behandeling van het geschil
De ondernemer heeft een beroep gedaan op artikel 10 van het reglement waarin is opgenomen dat de commissie een geschil niet zal behandelen indien de ondernemer zijn bedrijfsactiviteiten feitelijk heeft beëindigd. De ondernemer heeft aangevoerd dat de opvanglocatie met ingang van 1 januari 2025 is gesloten waarmee de consument geen belang meer heeft bij een beoordeling van de klacht.
De commissie overweegt dat de ondernemer een landelijke opvangorganisatie is en dat geen sprake is van een beëindiging van bedrijfsactiviteiten. Er is slechts sprake van het sluiten van één (of twee) van de opvanglocaties van de ondernemer en het als gevolg daarvan beëindigen van de opvangovereenkomsten voor de dochter van de consument. Dat is het onderwerp van het geschil en de commissie is bevoegd daar een uitspraak over te doen. De consument heeft belang bij een uitspraak over de rechtsgeldigheid van de beëindiging van de opvangovereenkomsten voor haar dochter. De commissie zal dan ook overgaan tot het inhoudelijk beoordelen van de klacht.
Inhoudelijk
De kern van het geschil betreft de vraag of de ondernemer gerechtigd was de opvangovereenkomsten met de consument (zowel kinderdagverblijf als buitenschoolse opvang) eenzijdig te beëindigen.
De ondernemer heeft de dagopvang en de buitenschoolse opvang op de locatie [naam kinderdagverblijf 1], waar de dochter van de consument werd opgevangen, per 1 januari 2025 beëindigd. De opvangovereenkomsten voor de dochter zijn door de ondernemer op 11 september 2024 (KDV) en 12 september 2024 (BSO) per 31 december 2024 beëindigd.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer genoegzaam heeft toegelicht en aangetoond dat zwaarwegende redenen, gelegen in de onmogelijkheid om na het aflopen van het huurcontract van de locatie een vervangende alternatieve locatie in Eindhoven te vinden, de opzegging van de opvangovereenkomsten noodzakelijk maakten. Er was daarmee sprake van een omstandigheid op grond waarvan de ondernemer vanwege een niet aan hem toerekenbare oorzaak niet meer in staat is de overeenkomst uit te voeren (artikel 10 lid 3 sub d van de Algemene Voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017).
De consument verwijt de ondernemer dat de ouders niet al in de december 2023 over een mogelijke sluiting zijn geïnformeerd, zodat of middels de bemiddeling van ouders naar andere locaties kon worden gezocht, of door individuele ouders eerder naar alternatieve vormen van opvang kon worden gezocht.
De commissie kan zich vinden in de toelichting van de ondernemer over de langdurige maar tevergeefs gebleken inspanningen om een alternatieve locatie te vinden en de gerechtvaardigde inspanningen om onrust onder personeel en ouders, en daarmee een mogelijke eerdere sluiting van de locatie, te voorkomen.
Daarbij is met een aankondiging van bijna vier maanden voor de beëindiging van de opvangovereenkomsten door de ondernemer de redelijke termijn van opzegging van minimaal één maand ruimschoots in acht genomen (artikel 10 lid 4 sub b. van de hiervoor genoemde voorwaarden).
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart zich bevoegd de klacht van de consument te behandelen;
– verklaart de klacht van de consument ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. L. Verheij, voorzitter, de heer mr. E.A.J. Vergouwen en mevrouw mr. M. Stroetenga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 12 mei 2025.
