Commissie: kinderopvang
Categorie: (on)zorgvuldig handelenopzegging overeenkomst
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
515934/541773
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De ondernemer heeft de opvangovereenkomst voor de zoon van de consument opgezegd vanwege het niet kunnen waarborgen van zijn fysieke veiligheid en omdat de ondernemer hem niet voldoende kan ondersteunen in zijn ontwikkeling. De consument zegt niet over de problemen ten aanzien van de fysieke veiligheid te zijn geïnformeerd en is het er verder niet mee eens dat een andere opvangplaats beter voor hem zou zijn. De commissie oordeelt dat de aanwezigheid van een zwaarwegende reden voor opzegging onvoldoende is onderbouwd, nu er geen sprake is van enige schriftelijke onderbouwing hiervan door de ondernemer. Verder is voor de commissie niet gebleken dat het gedrag van de zoon van de consument dusdanig afwijkend en ernstig is, dat dit tot opzegging van de overeenkomst moet leiden. De klacht is gegrond.
De volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de vraag of de opzegging van de opvangovereenkomst door de ondernemer berust op een zwaarwegende reden en of ondernemer in de opzegging zorgvuldig heeft gehandeld.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken.
Op 12 juli 2024 heeft de consument vernomen dat met ingang van 17 juli 2024 het contract van [naam], de zoon van de consument, door de ondernemer wordt opgezegd. De consument is voorafgaand aan de opzegging van de overeenkomst niet geïnformeerd over de problemen ten aanzien van fysieke veiligheid die bij haar zoon zouden spelen, niet bij de overdracht en ook niet via het ouderportaal. De consument is het dan ook oneens met de opzegging en de manier waarop de opzegging is gedaan.
Op 12 juli 2024 heeft naar aanleiding van een observatie door een orthopedagoog een evaluatiegesprek plaatsgevonden met de orthopedagoog, een pedagogisch medewerker en een manager. Tijdens dit gesprek kreeg de consument te horen dat zij voor haar zoon een andere opvangplek moet zoeken. Volgens de manager past de zoon van de consument niet op deze opvang en daarom is het beter dat hij een andere opvangplek krijgt. De consument is het hiermee oneens. Zij heeft van de ondernemer geen plan van aanpak ontvangen waarin de ondernemer beschrijft wat er gedaan gaat worden om te proberen de situatie van haar zoon te verbeteren. Ook is niet gekeken naar wat haar zoon nodig heeft op de groep.
Voorts is foutieve informatie aan de consument verstrekt over de mogelijkheden ten aanzien van andere opvanglocaties. In eerste instantie werd gezegd dat de zoon van de consument op een plusgroep terecht zou kunnen, maar hier is de ondernemer later op teruggekomen omdat haar zoon daarvoor niet goed genoeg zou zijn. Er heeft echter geen intake op de plusgroep plaatsgevonden. Een andere genoemde opvanglocatie bleek ook niet mogelijk vanwege de lange wachtlijst en wachttijd.
De consument wil dat haar zoon alsnog naar de opvang van de ondernemer kan tot er een geschikte plek elders voor hem is en wil dat de ondernemer helpt een geschikte andere plek te vinden.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken.
Ter zitting heeft de ondernemer toegelicht dat de opzegging van de overeenkomst twee redenen heeft. Allereerst kan de fysieke veiligheid van de zoon van de consument niet gewaarborgd worden. Hij klimt regelmatig op meubels en laat zich daarvan af vallen. Volgens de ondernemer is intensief toezicht nodig om te voorkomen dat de zoon van de consument zich bezeert. Dergelijk intensief toezicht kan de ondernemer niet bieden.
Daarnaast kan de ondernemer de zoon van de consument niet voldoende ondersteunen in zijn ontwikkeling. De zoon van de consument heeft niet alleen opvang maar ook zorg nodig. Deze conclusie is gebaseerd op de observatie en het advies van de orthopedagoog.
De ondernemer heeft de zoon van de consument nog vijf weken langer opvang geboden zodat een andere opvang gevonden kon worden, maar dat is niet gelukt. Dat de zoon van de consument vanwege de lange wachtlijsten tussen wal en schip valt, is voor de ondernemer onvoldoende reden om de opvang te continueren.
Beoordeling van het geschil
Toetsingskader eenzijdige opzegging van de overeenkomst
Ingevolge artikel 11 lid 2 en 3 van de Algemene Voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang (hierna: de Algemene Voorwaarden) heeft de ondernemer het recht het kind en/of de ouder de toegang tot de locatie te weigeren voor de duur van de periode dat een normale opvang van het kind redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht en het kind niet op de gebruikelijke wijze kan worden opgevangen.
Hiervan kan sprake zijn als het kind door ziekte of anderszins extra verzorgingsbehoeftig is, het kind en/of de ouder een risico of bedreiging vormt voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid of veiligheid van anderen, na te zijn gewaarschuwd, tenzij een waarschuwing redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht of de opvang van het kind een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert. Als de ondernemer het kind en/of de ouder de toegang tot de locatie weigert, treedt de ondernemer met de consument in overleg om te zoeken naar een voor alle partijen acceptabele oplossing voor de situatie.
Op grond van artikel 11 lid 4 van de Algemene Voorwaarden kan een consument die het niet eens is met de beslissing van de ondernemer om de toegang te weigeren een verkorte procedure bij de commissie starten, zoals in dit geval is gebeurd.
Inhoudelijke beoordeling
De zoon van de consument maakt vier keer in de week gebruik van voor- en vroegschoolse educatie (VVE-plek) bij de ondernemer. Op 10 juni is de zoon van de consument door een orthopedagoog geobserveerd waarna op 12 juni 2024 een gesprek heeft plaatsgevonden over de ontwikkeling van de zoon van de consument. In dat gesprek zijn de plusgroep en [naam opvang] ter sprake gekomen. Op 12 juli 2024 is de opvangovereenkomst met ingang van 17 juli 2024 opgezegd.
Zwaarwegende reden
Naar het oordeel van de commissie ligt aan de opzegging van de overeenkomst geen zwaarwegende reden ten grondslag. Weliswaar heeft de ondernemer herhaaldelijk gesteld dat zij de begeleiding die de zoon van de consument nodig heeft niet kan bieden, maar dit is op geen enkele wijze geconcretiseerd of met voorbeelden onderbouwd (buiten de opmerking in het verslag van 12 juli 2024 dat de zoon van de consument zich van meubels laat vallen). De commissie is niet gebleken op welke gebieden extra begeleiding nodig is en welke ondersteuning daarvoor nodig is.
Het bovenstaande had kunnen blijken uit een observatieverslag, maar een dergelijk verslag is volgens de ondernemer niet door de orthopedagoog opgesteld. De conclusies van de orthopedagoog worden door de ondernemer wel aangehaald in het gespreksverslag van het gesprek van 12 juli 2024, maar dit is naar het oordeel van de commissie onvoldoende om een dergelijke drastische beslissing te rechtvaardigen. Nu geen sprake is van enige schriftelijke onderbouwing, kan de commissie niet concluderen dat sprake is van een zwaarwegende reden voor opzegging van de overeenkomst.
Ook het niet kunnen waarborgen van de fysieke veiligheid van de zoon van de consument is naar het oordeel van de commissie onvoldoende onderbouwd. De zoon van de consument zou op meubels klimmen en zich daarvan afgooien. Hoewel de commissie de goede intenties van de ondernemer ten aanzien van de veiligheid begrijpt, constateert de commissie dat het een zeer jong kind betreft en dat dergelijk gedrag in die leeftijdscategorie kan voorkomen. Uit de stukken en het besprokene ter zitting is de commissie niet gebleken dat het gedrag dusdanig afwijkend en ernstig is dat dit moet leiden tot opzegging van de overeenkomst.
In zoverre is de klacht van de consument gegrond.
Wijze van opzegging
Ook in de wijze van opzegging van de overeenkomst heeft de ondernemer onzorgvuldig gehandeld. Zo is de consument onvoldoende meegenomen in de ernst van de kennelijke problematiek bij haar zoon. Ter zitting heeft de consument gesteld dat zij niet door de ondernemer is geïnformeerd over de veiligheidsrisico’s van het gedrag van haar zoon. Dit is door de ondernemer ook niet weersproken. Naar het oordeel van de commissie was de consument er in ieder geval niet van op de hoogte dat het gedrag van haar zoon van dien aard was dat dit aanleiding gaf om tot opzegging van de overeenkomst over te gaan. De ondernemer heeft dan ook geen waarschuwing gegeven in de zin van de Algemene Voorwaarden.
Daarnaast is de opzegtermijn van één maand niet in acht genomen, nu de consument op 12 juli 2024 schriftelijk is meegedeeld dat de overeenkomst met ingang van 17 juli 2024 wordt beëindigd. Het gespreksverslag van het gesprek op 12 juni 2024 kan niet worden aangemerkt als een definitieve schriftelijke opzegging in de zin van de Algemene Voorwaarden, nu daarin onder andere staat: “Graag ga ik voor de zomervakantie nogmaals met u in gesprek om te bespreken wat we met de plaatsing van [naam] na de zomervakantie gaan doen. Gezien de zorgbehoefte van [naam] en de wachtlijst van de peuteropvang, kunnen wij beslissen om de plaatsing van [naam] stop te zetten met ingang van de zomervakantie”.
Verder constateert de commissie dat de ondernemer voorafgaand aan de opzegging geen schriftelijk plan van aanpak heeft opgesteld met de consument met als uitgangspunt het gedrag van de zoon te verbeteren en te evalueren. Dit had naar het oordeel van de commissie wel op haar weg gelegen voordat zij tot de conclusie kon komen dat zij niet de opvang kan bieden die de zoon nodig heeft, dat de fysieke veiligheid van het kind op het spel staat en dat de benodigde begeleiding de normale opvang van de andere kinderen onevenredig belemmert. Dat de ondernemer gekwalificeerd is voorschoolse educatie aan te bieden, gericht op extra ondersteuning in de ontwikkeling van kinderen, benadrukt de verantwoordelijkheid die de ondernemer hierin had kunnen en moeten nemen.
Ten slotte heeft de ondernemer onvoldoende alternatieve oplossingen onderzocht. Weliswaar is navraag gedaan bij de overige locaties van de ondernemer, maar daar bleek geen mogelijkheid te zijn. Ter zitting stelde de ondernemer dat zij contact heeft gehad met de orthopedagoog van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) om te vragen of al een andere opvanglocatie is gevonden. Naar het oordeel van de commissie valt dit echter niet onder het zoeken naar alternatieve oplossingen. De commissie benadrukt dat het vinden van een alternatieve oplossing of andere opvangplek niet afgeschoven kan worden op een andere organisatie zoals JGZ. De ondernemer heeft immers de opvangovereenkomst met de consument gesloten en het is dan ook aan de ondernemer om (voorafgaand aan de opzegging) actief en serieus samen met de consument te zoeken naar een andere, zij het tijdelijke oplossing.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– bepaalt dat de consument op gebruikelijke tijd en wijze gebruik moet kunnen blijven maken van de diensten van de ondernemer;
– bepaalt dat de ondernemer aan de consument binnen veertien dagen na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 25,– ter zake van het door haar betaalde klachtengeld dient te voldoen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 15 augustus 2024.