
Commissie: kinderopvang
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
833031/857352
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Kinderopvang (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 januari 2025 te Den Haag. De beide ouders van [naam] waren ter zitting aanwezig. Namens de ondernemer zijn [naam] (clustermanager) en [naam] (regiodirecteur) ter zitting verschenen.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de vraag of sprake is van een zwaarwegende reden die de opzegging van de overeenkomst rechtvaardigt en of bij de opzegging de zorgvuldigheidseisen in acht zijn genomen.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
In september kreeg de consument signalen dat het niet goed ging met haar zoon [naam] vanwege gedragsproblemen en agressie. De zoon van de consument is bekend met ADHD en hoogbegaafdheid maar dit leidde eerder nooit tot problemen. De inzet van farmacotherapie heeft tot verbeteringen in zijn gedrag geleid. Toch kreeg de consument op 13 december 2024 het verzoek de overeenkomst op te zeggen, anders zou de ondernemer de opvang per 13 januari 2025 beëindigen.
De consument is het oneens met de opzegging van de overeenkomst en het gebrek aan informatieverstrekking over het gedrag van haar zoon door de ondernemer.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.
De ondernemer is van mening dat de opvang van de zoon van de consument zorgt voor een onveilige situatie voor hemzelf, de andere kinderen en de pedagogisch medewerkers. De zoon van de consument krijgt niet de juiste begeleiding om zijn welbevinden te waarborgen. Dit is met de consument besproken en er zijn interventies ingezet zoals medicatie, een gedragsobservatie en een extra medewerker tijdens de vakantieperiode. Dit heeft uiteindelijk niet geleid tot verbeteringen van de situatie op de opvang en daarom is de beslissing genomen de overeenkomst te beëindigen.
De ondernemer is van mening hierin juist te hebben gecommuniceerd en gehandeld.
Beoordeling van het geschil
Wat aan het geschil vooraf is gegaan
De zoon van de consument ontvangt al ongeveer twee jaar buitenschoolse opvang (BSO) bij de ondernemer. In september 2024 vernam de consument dat de ondernemer zorgen had over het gedrag van haar zoon. Sindsdien hebben diverse gesprekken plaatsgevonden tussen de consument en de ondernemer en zijn interventies ingezet (farmacotherapie en een observatie door [organisatie]).
Op 11 november 2024 vindt naar aanleiding van de observatie een telefoongesprek plaats over de adviezen van [organisatie]en de start van de medicatie. Op 18 november 2024 start de zoon van de consument met medicatie.
Tijdens een evaluatiegesprek op 9 december 2024 heeft de ondernemer aan de consument meegedeeld dat het gedrag van haar zoon niet is verbeterd en dat de opvangovereenkomst met inachtneming van een maand opzegtermijn wordt beëindigd.
Toetsingskader
Op grond van artikel 11 lid 2 en 3 van de Algemene Voorwaarden heeft de ondernemer het recht het kind en/of de ouder de toegang tot de locatie te weigeren voor de duur van de periode dat een normale opvang van het kind redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht en het kind niet op de gebruikelijke wijze kan worden opgevangen.
Hiervan kan sprake zijn als het kind door ziekte of anderszins extra verzorgingsbehoeftig is, het kind en/of de ouder een risico of bedreiging vormt voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid of veiligheid van anderen, na te zijn gewaarschuwd, tenzij een waarschuwing redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht of de opvang van het kind een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert. Als de ondernemer het kind en/of de ouder de toegang tot de locatie weigert, treedt de ondernemer met de consument in overleg om te zoeken naar een voor alle partijen acceptabele oplossing voor de situatie.
Op grond van artikel 11 lid 4 van de Algemene Voorwaarden kan een consument die het niet eens is met de beslissing van de ondernemer de toegang te weigeren een verkorte procedure bij de commissie starten, zoals in dit geval is gebeurd.
Is sprake van een zwaarwegende reden?
Ter zitting heeft de ondernemer benadrukt dat de situatie op de groep onhoudbaar is en dat voor de pedagogisch medewerkers de grens is bereikt. Op de opvang hebben zich diverse incidenten voorgedaan, waardoor de opvang volgens de ondernemer onveilig is. De ondernemer verwijst hierbij naar een incident waarbij de zoon van de consument – op het verzoek van een pedagogisch medewerker om de medicatie in te nemen – een schaar op de pedagogisch medewerker richtte en weigerde zijn medicatie in te nemen. Niet ter discussie staat dat dergelijk gedrag voor ieder kind ontoelaatbaar is. Ook niet ter discussie staat dat de zoon van de consument soms ingewikkeld gedrag vertoont, wat de ouders ook onderkennen. Wel is de commissie van oordeel dat een kinderopvang met ervaren en bekwame professionals op een positief stimulerende wijze om dient te kunnen gaan met een kind dat medicatie niet wil innemen.
Uit de overgelegde stukken en het besprokene ter zitting blijkt dat de zoon van de consument slechts drie weken medicatie ontving toen de overeenkomst door de ondernemer is opgezegd. Niet weersproken door de ondernemer is dat in de betreffende drie weken niet met de ouders gecommuniceerd is over het gedrag van hun kind. Hierdoor hebben de ouders niet de kans gehad de medicatie van hun zoon beter af te stellen. Dat de consument heeft aangegeven niet in aanwezigheid van haar kind over zijn gedrag te willen praten, doet daar niet aan af. Gezien de kennelijke ernst van de situatie had de ondernemer andere wegen kunnen bewandelen om de zorgen met de ouders te delen.
Ook is de commissie gebleken dat de medicatie op de BSO niet altijd consequent en tijdig is gegeven, vanwege miscommunicatie over een medicatieformulier en onwetendheid bij medewerkers. Terwijl op school juist gedragsverbeteringen te zien waren door de medicatie, heeft de ondernemer ervoor gekozen de overeenkomst op te zeggen. Naar het oordeel van de commissie heeft de zoon van de consument onvoldoende gelegenheid gekregen de door de medicatie beoogde gedragsverbeteringen te laten zien.
De commissie benadrukt hierbij dat de ouders de gedragsproblemen bij hun kind erkennen en zich zeer coöperatief hebben opgesteld door aan te bieden hun zoon in de opstartfase van de medicatie thuis te houden. Daar komt nog bij dat de organisatie Karakter ondersteuning en begeleiding heeft aangeboden. Het is de commissie niet duidelijk waarom de ondernemer van het aanbod van de ouders en Karakter geen gebruik heeft gemaakt, maar onmiddellijk is overgegaan tot opzegging van de overeenkomst.
Onder deze omstandigheden kan de commissie niet concluderen dat sprake is van een zwaarwegende reden die de opzegging van de overeenkomst rechtvaardigt.
Wijze van opzegging
Conform de Algemene Voorwaarden heeft de ondernemer de opzegtermijn van één maand gehanteerd.
Naar het oordeel van de commissie is echter geen waarschuwing gegeven in de zin van de Algemene Voorwaarden. Weliswaar heeft de ondernemer verwezen naar het e-mailcontact van 17 oktober 2024, maar daarin staat slechts dat bekeken wordt of “bso [naam] een geschikte plek is” voor de zoon van de consument. Verder constateert de commissie dat de ondernemer voorafgaand aan de opzegging geen schriftelijk, concreet plan van aanpak heeft opgesteld in overleg met de consument. Dit had naar het oordeel van de commissie wel op haar weg gelegen voordat zij tot de conclusie kon komen dat zij niet de opvang kan bieden die de zoon van de consument nodig heeft.
Ook kan de commissie niet concluderen dat de ondernemer zich voldoende heeft ingespannen alternatieve oplossingen te vinden. De ondernemer heeft aangegeven dat binnen de organisatie geen alternatieve opties beschikbaar waren. Wel heeft de ondernemer de consument geïnformeerd dat via de gemeentehulp voor thuis geboden kon worden en heeft de ondernemer verwezen naar een opvangorganisatie, gevestigd in een dorp kilometers verderop. Dit is naar het oordeel van de ondernemer geen redelijk alternatief.
Conclusie
Op grond van al het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. De overeenkomst van de consument blijft ongewijzigd in stand en de consument dient dan ook op de gebruikelijke tijd en wijze gebruik te kunnen blijven maken van de opvang van de ondernemer, waarbij de commissie ervan uitgaat dat beide partijen zich coöperatief zullen blijven opstellen in het belang van [naam].
De ondernemer dient daarnaast overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25, – aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat de consument op gebruikelijke tijd en wijze gebruik dient te kunnen blijven maken van
de opvang van de ondernemer;
– bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 15 januari 2025.