Ondernemer niet voldaan aan verplichting uit overeenkomst door opvangdag te annuleren; geen sprake van overmachtssituatie

  • Home >>
  • kinderopvang >>
Klachtenloket Kinderopvang



Commissie: kinderopvang    Categorie: Annulering    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 662290/748815

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil betreft de wijze waarop de ondernemer anderhalve dag van tevoren een opvangdag voor de babyzoon van de consument heeft geannuleerd. De ondernemer verweert zich dat sprake was van een overmachtssituatie; er waren die dag te weinig pedagogisch medewerkers op de opvanglocatie inzetbaar om een voor alle kinderen veilige opvangomgeving te kunnen bieden. Voor de commissie is het duidelijk dat begin augustus 2024 al bekend was dat op 5 september 2024, de opvangdag waar het hier om gaat, een opvangprobleem zou kunnen ontstaan vanwege het vakantierooster. Daarom is geen sprake van een acute overmachtssituatie. Door de consument zo laat in te lichten, heeft de ondernemer zijn probleem bij de consument gelegd en heeft de ondernemer niet voldaan aan de verplichting die uit de opvangovereenkomst voortvloeit. De ondernemer heeft de kosten van de opvangdag aan de consument gecrediteerd. De consument vraagt om vergoeding van de opgenomen verlofdag, maar krijgt die niet, omdat naar het oordeel van de commissie niet is onderbouwd welke schade zij hierdoor heeft geleden. De klacht is gegrond, het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de wijze waarop de ondernemer een opvangdag voor de babyzoon van de consument heeft geannuleerd. De consument verwijt de ondernemer dat geen sprake was van een overmachtsituatie. Voorts was er geen reden om de consument niet eerder te informeren dan anderhalve dag van tevoren waardoor zij geen alternatieve opvang meer kon organiseren.

Standpunt van de consument

De consument heeft drie kinderen van wie de jongste zoon één dag per week wordt opgevangen in de jongste groep van de kinderopvang van de ondernemer. Op dinsdagmiddag 3 september 2024 liet de locatiemanager de consument om 16.30 uur weten dat de zoon op donderdag 5 september 2024 niet opgevangen kon worden. Alleen voor de zoon van de consument was op die dag geen plaats; voor de andere kinderen van de groep kon de opvang wel doorgaan. De consument begrijpt dat er omstandigheden kunnen zijn waardoor een afzegging op het laatste moment onvermijdelijk is. In dit geval was echter geen sprake van een dergelijke “overmachtsituatie”. Al lang van tevoren had de ondernemer kunnen voorzien dat door vakanties van de medewerkers er problemen zouden ontstaan voor de opvang op 5 september 2024. Ook daarvoor heeft de consument begrip maar zij was daar graag eerder over geïnformeerd zodat zij mogelijk een opvangdag had kunnen ruilen of alternatieve opvang voor haar (baby)zoon had kunnen regelen. Nu kon de consument niet anders dan op het laatst een verlofdag opnemen. De consument heeft moeite met de houding van de ondernemer die laconiek is overgekomen. De consument vraagt dan ook een uitspraak van de commissie over de handelwijze van de ondernemer. Daarbij vraagt de consument een vergoeding voor de opgenomen verlofdag.

Standpunt van de ondernemer

De ondernemer erkent dat hij een zorgplicht heeft tegenover de ouders en kinderen die bij hem ingeschreven staan. De ondernemer is echter ook gebonden aan wettelijke verplichtingen en richtlijnen zoals de ‘Beroepskracht- Kind ratio’ (BKR) en de voorwaarden die voortvloeien uit de Wet Kinderopvang. Deze regelgeving is bedoeld om de veiligheid en kwaliteit van de opvang te waarborgen. Wanneer de ondernemer niet kan voldoen aan de gestelde voorwaarden en eisen kan en mag de ondernemer geen opvang bieden, omdat daarmee onveilige situaties voor de kinderen kunnen ontstaan. Op 5 september 2024 was er door onverwacht personeelstekort sprake van een overmachtsituatie en was de ondernemer gerechtigd de opvangdag voor de consument te annuleren. De opvang van de andere kinderen kon die dag wel doorgaan. Door de regels van de BKR gold dit helaas niet voor babyzoon van de consument. Een baby telt zwaarder mee bij het berekenen van de ratio.

Uiteraard had de ondernemer dit graag anders gezien; hij heeft er ook alles aan gedaan om het probleem op te lossen. Op het laatst wordt toch vaak een mogelijkheid gevonden om de opvang toch door te kunnen laten gaan. Om die reden worden ouders niet eerder geïnformeerd over mogelijke personeelsproblemen. Het kan dan immers gebeuren dat ouders onnodig een andere opvangmogelijkheid voor hun kind organiseren. De ondernemer wil ouders niet onnodig belasten. Het bleek dit keer bij uitzondering niet mogelijk om het personeelsprobleem middels de inzet van medewerkers van andere locaties op te lossen. De ondernemer vangt de drie kinderen van de consument al meerdere jaren op. Nog niet eerder is het voorgekomen dat de ondernemer de consument heeft moeten afbellen.

Beoordeling van het geschil

De ondernemer is met de consument een overeenkomst aangegaan tot opvang van de zoon van de consument voor één dag per week. Op grond van de Algemene Voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang (hierna: de Algemene Voorwaarden) die van toepassing zijn op de opvangovereenkomst is de ondernemer gehouden om kinderopvang te leveren (zie artikel 13 lid 1 van de Algemene Voorwaarden). Slechts indien sprake is van een overmachtsituatie kan de ondernemer op grond van artikel 11 lid 2 van de Algemene Voorwaarden een kind de toegang tot de opvanglocatie weigeren. De ondernemer heeft een beroep gedaan op die overmachtsituatie: op 5 september 2024 waren er te weinig pedagogisch medewerkers op de opvanglocatie van de zoon inzetbaar om een voor alle kinderen veilige opvangomgeving te kunnen bieden, aldus de ondernemer.

Gebleken is echter dat al op 7 augustus 2024 duidelijk was dat door het honoreren van verschillende vakantieverzoeken van medewerkers er op 5 september 2024 een opvangprobleem zou kunnen ontstaan. De ondernemer heeft toegelicht dat dergelijke problemen vaak nog op het laatste moment kunnen worden opgelost, onder meer door het inzetten van medewerkers van andere locaties. In dit geval zou dat bij uitzondering niet zijn gelukt.

De ondernemer heeft de commissie echter onvoldoende duidelijk kunnen maken waarom de consument niet eerder over een mogelijk opvangprobleem op 5 september 2024 is geïnformeerd. Er was immers geen sprake van een acute overmachtsituatie; het probleem was al begin augustus 2024 ontstaan door het vakantierooster. Door de consument pas laat in de middag van 3 september 2024 te informeren dat haar zoon op 5 september 2024 niet kon worden opgevangen heeft de ondernemer zijn probleem bij de consument gelegd. De ondernemer heeft daarmee niet voldaan aan de verplichting die uit de opvangovereenkomst voortvloeit.

De klacht van de consument is dan ook gegrond.

De consument heeft naast erkenning van de klacht ook schadevergoeding gevraagd. De ondernemer heeft de kosten van de opvangdag van 5 september 2024 aan de consument gecrediteerd zodat de consument wat dat betreft geen schade heeft geleden. De consument heeft niet onderbouwd welke schade zij heeft geleden door het opnemen van een verlofdag. De vordering van de consument tot het toekennen van schadevergoeding zal dan ook worden afgewezen.

Omdat de klacht gegrond is zal de commissie wel bepalen dat de ondernemer het klachtengeld aan de consument dient te vergoeden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

–             verklaart de klacht van de consument gegrond;

–             wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding af;

–             bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,00 aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes en mevrouw mr. M. Stroetenga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 4 december 2024.