Ondernemer niet verplicht de winst- en reservegegevens te verstrekken en hoeft ook ouders niet alsnog te compenseren voor studiedagen. Voldoende aangetoond dat tariefsverhoging in belang is van en noodzakelijk voor de kinderopvanggelegenheid.

  • Home >>
  • kinderopvang >>
Klachtenloket Kinderopvang



Commissie: kinderopvang    Categorie: Tarief    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 194036/197395

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument, lid van de oudercommissie van de ondernemer, geeft aan dat de oudercommissie negatief geadviseerd over de indexatie van het uurtarief en twee sluitingsdagen, omdat de ondernemer onvoldoende informatie heeft gegeven.

De commissie geeft aan dat haar hier slechts een marginale toetsing toekomt. Dat betekent dat de commissie alleen maar beoordeelt of de ondernemer bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn besluit om van het advies af te wijken. Aan de ondernemer komt de vrijheid toe om zijn eigen beleid te voeren en te bepalen op welke wijze hij zijn doel met zijn onderneming wil bereiken. De commissie moet die beleidsvrijheid van de ondernemer respecteren en kan pas tussenbeide komen wanneer voldoende duidelijk is dat (de onderbouwing van) het bestreden besluit in redelijkheid niet in stand kan blijven. De commissie is van oordeel dat de ondernemer hier adequaat en voldoende gemotiveerd heeft gereageerd op de bezwaren en vragen van de oudercommissie. De ondernemer was naar het oordeel van de commissie niet gehouden de oudercommissie de winst- en reservegegevens te verstrekken. Voor wat betreft de studiedagen heeft de ondernemer naar het oordeel van de commissie voldoende aangetoond dat compenseren van de ouders voor de studiedagen een verdere tariefsverhoging zou betekenen. De ondernemer heeft voldoende aangetoond dat de tariefverhoging in het belang is van en noodzakelijk is voor de door hem geboden kinderopvanggelegenheid en dat hij bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten de tariefverhoging, in afwijking van het advies van de oudercommissie, door te voeren. Hetzelfde geldt voor de sluiting van de opvang gedurende de twee studiedagen voor de medewerkers van de ondernemer. De klacht is ongegrond en het verzoek strekkend tot verlaging van de prijsindexatie wordt afgewezen.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de tariefverhoging die de ondernemer per 1 januari 2023 heeft doorgevoerd, alsmede de sluiting van de opvang gedurende twee studiedagen voor de medewerkers van de ondernemer zonder dat de ouders daarvoor worden gecompenseerd.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument is lid van de oudercommissie van de ondernemer. De oudercommissie heeft negatief geadviseerd over de indexatie van het uurtarief voor 2023, omdat de ondernemer onvoldoende informatie heeft gegeven. De oudercommissie kan aan de hand van de gegeven informatie niet beoordelen of de indexatie correct is berekend. Ondanks het meermaals opvragen van meer informatie, heeft de ondernemer de oudercommissie geen inzicht gegeven in de winst- en reservegegevens.

Verder heeft de ondernemer de aanvraag voor de tariefverhoging gecombineerd met een aanvraag voor twee sluitingsdagen in verband met studiedagen voor de medewerkers van de ondernemer. De consument is van mening dat het hier om een aparte adviesaanvraag gaat. De consument of de oudercommissie is niet tegen de studiedagen op zich, maar de oudercommissie heeft wel negatief geadviseerd over de voorgestelde wijze van bekostiging.

De ondernemer heeft gesteld dat hij de helft van het verschil van 3,56% tussen de verwachte en werkelijke kosten 2023 voor zijn rekening neemt en niet doorberekent aan de ouders. Door echter de opvang gedurende de twee studiedagen te sluiten en de ouders hiervoor niet te compenseren, wordt voormeld verschil als het ware toch doorberekend aan de ouders. De kinderopvang heeft het negatieve advies van de oudercommissie naast zich neergelegd zonder goede onderbouwing en heeft de prijsverhoging en de sluiting gedurende de studiedagen doorgevoerd per 1 januari 2023.

De consument verzoekt de commissie te bepalen dat de ondernemer de prijsindexatie dient te verlagen.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In oktober 2022 heeft de ondernemer een adviesaanvraag inclusief onderbouwing voor de indexatie 2023 toegezonden aan de oudercommissie. Op de vragen van de oudercommissie van 12 oktober 2022 heeft de ondernemer een reactie gegeven. Ook daarna heeft naar aanleiding van de vragen over de tariefwijziging en de studiedagen regelmatig contact plaatsgevonden met de oudercommissie. In gesprekken tussen de ondernemer en de oudercommissie is uitgebreid ingegaan op de vragen van de oudercommissie, waaronder de vraag of de ondernemer met deze indexatie boven de prognose van de branche zou zitten. In de ‘Prognose kostenontwikkeling kinderopvang 2023’ staat vermeld dat voor de branche een kostenstijging van 4,5% – 8,5% wordt verwacht.

De ondernemer verwacht voor 2023 een kostenstijging van 7,74%. Daarnaast heeft de ondernemer gekeken naar de inschatting van de kostenstijging over 2022 die hij vorig jaar heeft gemaakt en de werkelijke kostenstijging over 2022. Over 2022 is het verschil tussen de verwachte en werkelijke kosten 3,56%. De ondernemer heeft ervoor gekozen om de helft hiervan voor eigen rekening te nemen. De andere helft is meegenomen in de berekening van de indexatie 2023. Hierdoor komt de totale indexatie op 7,74% + 1,78% = 9,52%.

De ondernemer heeft de oudercommissie gelegenheid gegeven om advies uit te brengen over de wijziging van het tarief en over de invoering van studiedagen. Zij heeft dit weliswaar in één adviesaanvraag gedaan, maar daarbij gewezen op de mogelijkheid om per onderwerp advies te geven. De ondernemer heeft de adviesaanvragen gecombineerd om zo de hoeveelheid adviesaanvragen voor de oudercommissie te beperken. Bovendien heeft de invoering van de studiedagen ook invloed op het voorstel voor de tariefaanpassing.

Gelet op de uitgebreide toelichting die de ondernemer de oudercommissie in de diverse contacten heeft gegeven, is de ondernemer van mening dat de oudercommissie over voldoende informatie beschikte om wel tot een goed afgewogen advies te kunnen komen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De consument beklaagt zich – als lid van de oudercommissie – over de tariefverhoging per 1 januari 2023 in combinatie met de invoering van twee sluitingsdagen in verband met studiedagen van de medewerkers van de ondernemer. De oudercommissie heeft daarover negatief geadviseerd, maar de ondernemer is daarvan afgeweken.

Op grond van het bepaalde in artikel 1.60, lid 1, sub f, van de Wet kinderopvang moet de ondernemer de oudercommissie in de gelegenheid stellen advies uit te brengen over onder meer een voorgenomen besluit met betrekking tot de wijziging van de prijs van kinderopvang. Het vijfde lid van dat artikel bepaalt dat de ondernemer de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft, moet verstrekken. De ondernemer kan slechts van het advies afwijken indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet (artikel 1.60, lid 2, van genoemde wet). Uit dat tweede lid volgt dat het adviesrecht van de oudercommissie geen instemmingsrecht is in die zin dat zonder instemming van de oudercommissie de door de ondernemer voorgestelde tariefverhoging niet kan doorgaan.

Bij de beantwoording van de vraag of de ondernemer van het advies van de oudercommissie mag afwijken, geldt in het algemeen dat aan de commissie slechts een marginale toetsing toekomt. Die toetsing houdt in dat de commissie alleen maar beoordeelt of de ondernemer bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn besluit om van het advies af te wijken. In beginsel komt aan de ondernemer namelijk de vrijheid toe om zijn eigen beleid te voeren en te bepalen op welke wijze hij zijn doel met zijn onderneming wil bereiken. De commissie dient die beleidsvrijheid van de ondernemer te respecteren. De commissie kan pas tussenbeide komen wanneer voldoende duidelijk is dat (de onderbouwing van) het bestreden besluit in redelijkheid niet in stand kan blijven.

Vaststaat dat de ondernemer de oudercommissie om advies heeft gevraagd met betrekking tot de tariefverhoging. De consument is het er niet meer eens dat in deze adviesaanvraag ook is gevraagd om een advies over de sluiting van de kinderopvang gedurende twee studiedagen van de medewerkers. De consument stelt dat de ondernemer twee afzonderlijke adviesaanvragen had moeten doen. Nu de ondernemer in zijn e-mail aan de oudercommissie van 17 oktober 2022 een verklaring heeft gegeven voor de gecombineerde adviesaanvragen en daarbij aan de oudercommissie de mogelijkheid heeft gegeven om per onderwerp apart advies uit te brengen, zal de commissie de stelling van de consument passeren. Zij acht de gecombineerde adviesaanvragen in dit geval geoorloofd.

Ter zitting is gebleken dat de oudercommissie zich kan vinden in de berekening van de kostenstijging door de ondernemer. De oudercommissie wenst echter inzage in de winst- en reservegegevens van de ondernemer, om te kunnen beoordelen of deze kostenstijging al dan niet terecht (gedeeltelijk) aan de ouders is doorberekend middels verhoging van het tarief; de winst en reserves zijn bovendien mogelijk negatief beïnvloed door een overname door de ondernemer.

De consument heeft voorts gesteld dat de ondernemer weliswaar de helft van het verschil tussen de verwachte en werkelijke kosten 2022 voor zijn rekening neemt, maar de ouders niet compenseert voor de twee studiedagen, zodat de ouders alsnog worden benadeeld. De commissie stelt vast dat de ondernemer aan de oudercommissie over de tariefverhoging en de studiedagen zowel mondeling als schriftelijk informatie heeft verstrekt.

De commissie is van oordeel dat de ondernemer daarbij adequaat en voldoende gemotiveerd heeft gereageerd op de bezwaren en vragen van de oudercommissie. De ondernemer was naar het oordeel van de commissie niet gehouden de oudercommissie de winst- en reservegegevens te verstrekken. Zij heeft in de overgelegde stukken geen aanwijzingen gevonden voor een winstbejag door de ondernemer. De overname betreft voorts een keuze die tot de vrijheid van de ondernemer behoort, nu dit de bedrijfsvoering betreft waarvoor de ondernemer zelf verantwoordelijk is.

Voor wat betreft de studiedagen heeft de ondernemer naar het oordeel van de commissie ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat het alsnog compenseren van de ouders voor de studiedagen zou betekenen dat het tarief nog verder verhoogd moet worden. De consument heeft dit niet weersproken. Voorts heeft de ondernemer – zoals hij heeft aangegeven in de “Toelichting indexatie 2023’ – het ongemak voor de ouders zoveel mogelijk willen beperken door de twee studiedagen op verschillende weekdagen en jaarlijks op andere dagen te laten plaatsvinden. Dat de ondernemer gericht op specifieke situaties – waarbij sommige ouders én een tariefverhoging hebben én andere opvangmogelijkheden voor beide dagen moeten zoeken – een coulance had getracht te vinden, was wel wenselijk geweest maar kan door de commissie niet worden opgelegd.

Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat de ondernemer voldoende heeft aangetoond dat de tariefverhoging in het belang is van en noodzakelijk is voor de door hem geboden kinderopvanggelegenheid en dat hij bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten de tariefverhoging voor 2023 in afwijking van het advies van de oudercommissie door te voeren. Hetzelfde geldt voor de sluiting van de opvang gedurende de twee studiedagen voor de medewerkers van de ondernemer. De commissie zal de klacht van de consument dan ook ongegrond verklaren en haar verzoek strekkend tot verlaging van de prijsindexatie afwijzen.

Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd kan onbesproken blijven, nu dit niet tot een andere beslissing zal leiden.

Derhalve wordt beslist als volgt.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht van de consument ongegrond en wijst het door haar verzochte af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 22 februari 2023.