Commissie: kinderopvang
Categorie: Uitvoering overeenkomst
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
312656/535570
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft onder het oude contract opgebouwde, betaalde maar niet genoten vakantie-uren. Tussen partijen is overeengekomen dat de consument voor zijn zoon negen weken vakantie zou afnemen. Deze dagen/uren werden van tevoren aangevraagd en betaald, maar regelmatig niet toegekend, vanwege gebrek aan opvangcapaciteit. De consument heeft over inmiddels een vakantiebudget opgebouwd van 248,62 uur. Deze uren komen aan het einde van 2024 te vervallen. Ter zitting heeft de ondernemer over de vakantie-uren gezegd dat wanneer de door de consument vooraf betaalde vakantie-uren niet zijn toegekend en dus niet zijn genoten, deze vakantie-uren aan de consument moeten worden terugbetaald. De commissie gaat hierin mee en oordeelt dat deze betaalde vakantie-uren aan het einde van dat jaar aan de consument moeten zijn terugbetaald. De commissie oordeelt de klacht derhalve gegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft niet genoten vakantie-uren.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het op het volgende neer.
De consument heeft een contract afgesloten met de ondernemer voor de opvang van zijn zoon per 1 augustus 2021. De ondernemer heeft aangegeven dat het contract per 1 maart 2024 wordt gewijzigd naar een contract waarbij alleen nog in dagdelen opvang kan worden afgenomen en de vakantieopvang verandert en vanaf dat moment drie varianten kent. Onder het oude contract was tussen partijen overeengekomen dat de consument voor zijn zoon negen weken vakantie zou afnemen. Deze dagen/uren werden van tevoren aangevraagd en betaald, maar regelmatig niet toegekend, vanwege gebrek aan opvangcapaciteit. De consument heeft over bijna drie jaar een vakantiebudget opgebouwd van 248,62 uur (optelling van vakantie urenbudget van 2021 tot en met 2024). Deze uren komen, zo heeft de ondernemer bij email van 14 mei 2024 aangekondigd aan het einde van 2024 te vervallen. Ook opgebouwde ruiluren zijn per 1 maart 2024 niet meer inzetbaar en vervallen. Dit laatste vindt de consument geen probleem, maar wel ziet hij het als contractbreuk dat overeengekomen en reeds betaalde vakantie-uren vervallen.
De consument verlangt dat hij de onder het oude contract opgebouwde vakantie-uren alsnog door de ondernemer krijgt terugbetaald.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.
Op 4 december 2023 heeft de ondernemer alle ouders geïnformeerd dat met ingang van 1 maart 2024 er nieuwe contracten komen in verband met nieuwe producten en tariefswijzigingen. De wijzigingen zijn nader toegelicht in een email aan de ouders op 18 januari 2024. In een email aan de consument van 22 januari 2024 heeft de ondernemer aangekondigd dat aan het eind van 2024 opgebouwde vakantieweken komen te vervallen, ook de vakantieweken die over zijn van het jaar 2023. Ruiluren die vóór 1 januari 2024 zijn opgebouwd komen per 1 maart 2024 te vervallen. Het ruilen van dagdelen betreft een service, waaraan geen rechten kunnen worden verleend. Dit staat te lezen in het beschreven beleid omtrent ruilen van dagdelen.
Ter zitting heeft de ondernemer over de vakantie-uren gezegd dat wanneer de door de consument vooraf betaalde vakantie-uren niet zijn toegekend en dus niet zijn genoten, deze vakantie-uren aan de consument moeten worden terugbetaald. Als het goed is, heeft de consument deze niet afgenomen uren, steeds per einde van het jaar terugbetaald gekregen. Dit geldt niet voor ruiluren, zoals al door de ondernemer is uiteengezet.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Blijkens het verhandelde ter zitting gaat het in dit geschil niet om ruiluren, maar alleen om reeds betaalde en niet afgenomen vakantie-uren. Ook is het de commissie ter zitting duidelijk geworden dat het hier niet gaat om het nieuwe contract dat per 1 maart 2024 zou zijn ingegaan, maar om uitbetaling van onder het oude contract opgebouwde en door de consument niet afgenomen maar wel betaalde vakantie-uren.
Desgevraagd heeft de ondernemer ter zitting de vakantieregeling nader toegelicht. Het is juist dat het kon voorkomen dat vooraf aangevraagde en vooraf gefactureerde en betaalde vakantie-uren niet daadwerkelijk afgenomen konden worden vanwege een tekort aan personeel op die betreffende data. Uren die in dat betreffende jaar niet konden worden afgenomen, worden aan het einde van dat jaar aan de ouder terugbetaald. Dat zou in het geval van de consument ook gebeurd moeten zijn over de jaren 2021, 2022, 2023 tot 1 maart 2024 waarop het nieuwe contract is ingegaan dat een andere vakantieregeling kent. De consument ontkent een terugbetaling van de ondernemer voor niet genoten vakantie-uren te hebben ontvangen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de commissie dat niet afgenomen, maar in een bepaald jaar wel betaalde vakantie-uren aan het einde van dat jaar aan de consument moeten worden terugbetaald. De door de consument te veel betaalde uren dienen door de ondernemer aan hem te worden terugbetaald. De commissie oordeelt de klacht derhalve gegrond.
De ondernemer heeft ter zitting te kennen gegeven deze kwestie op te willen lossen en zegt toe na te gaan om welke vakantie uren het gaat en zal deze uren alsnog aan de consument terug betalen.
Nu de klacht gegrond is, dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat wel betaalde en niet genoten vakantiedagen over de periode 1 augustus 2021 tot 1 maart 2024 binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak aan de consument dienen te worden vergoed;
– bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw E.C. Rosemünd, de heer drs. T. Blom, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris, op 15 oktober 2024.