Klacht over ernstig letsel bij kind tijdens opvang ongegrond verklaard

Klachtenloket Kinderopvang



Commissie: kinderopvang    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 810394/935761

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument diende een klacht in tegen de ondernemer wegens ernstig letsel dat haar dochter tweemaal opliep tijdens kinderopvang. Op 23 mei 2024 ontstond bij het meisje een verwonding rond haar oog; de oorzaak is onduidelijk, en videobeelden werden vanwege privacy niet gedeeld en later gewist. Op 25 oktober 2024 liep het meisje twee botbreuken op in haar enkel tijdens een val. Videobeelden toonden aan dat zij probeerde te lopen en zonder externe oorzaak ongelukkig ten val kwam, waarna zij huilde. De consument verweet de ondernemer nalatigheid, gebrek aan toezicht, en vertraagde informatieverstrekking, en beëindigde direct de opvang. De ondernemer stelde dat de opvang correct is verlopen, dat direct contact is gezocht met de ouder, en bood coulance aan in de vorm van gedeeltelijke restitutie – onder voorwaarden die de consument weigerde. De commissie oordeelde dat voor het eerste incident geen toerekenbare fout van de ondernemer is aangetoond, en dat het tweede incident een ongelukkige val betrof die niet aan de ondernemer te wijten is. Van onvoldoende toezicht of nalatigheid bleek niet. De klacht werd dan ook ongegrond verklaard, en de consument blijft de opvangkosten tot en met 30 november 2024 verschuldigd.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Kinderopvang (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 12 mei 2025 te Den Haag. Partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt nader toegelicht. De consument werd daarbij vergezeld door haar echtgenoot en bijgestaan door mevrouw [naam] die als onbeëdigd vertaler (Engelse taal) optrad. Ter zitting werd de ondernemer vertegenwoordigd door de heer [naam], directeur, bijgestaan door de heer [naam], gemachtigde. De heer [naam] en zijn gemachtigde hebben de zitting digitaal bijgewoond.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van de opvang door de ondernemer. De consument verwijt de ondernemer ernstige nalatigheid en een gebrek aan toezicht als gevolg waarvan de dochter van de consument ernstig letsel heeft opgelopen.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De dochter van de consument is gedurende zeven maanden opgevangen op de locatie van de ondernemer. In die periode heeft zij tweemaal ernstig letsel opgelopen. Op 23 mei 2024, de dochter was toen acht maanden oud, vond het eerste incident plaats. Een ander kind heeft een houten stuk speelgoed van 2 kg op het hoofd van de dochter van de consument laten vallen waardoor zij een verwonding aan haar oog en het gebied daaromheen opliep. Om 14.00 uur heeft de pedagogisch medewerker (hierna: de medewerker) de consument gebeld en meegedeeld dat de dochter hoofdletsel had opgelopen als gevolg van een incident met een speelgoedobject. Er werden geen nadere details gegeven over de toedracht van het incident. Wel werd een foto gestuurd van een grote rode plek onder het oog van de dochter.

De consument heeft haar dochter meteen opgehaald. De medewerker gaf de consument niet meteen uitleg over wat er was gebeurd en hoe de verwonding was ontstaan. De consument is met haar dochter naar de huisartsenpost gegaan om haar te laten onderzoeken en om een hersenschudding uit te sluiten.
Toen de consument de ondernemer vroeg om videobeelden te mogen zien werd dat geweigerd vanwege ‘privacy redenen’. Enkele dagen later bood de medewerker haar excuses aan. De beelden heeft de consument echter nooit mogen zien. De consument vindt deze weigerachtige en oncoöperatieve houding van de ondernemer onbegrijpelijk. Van de directeur van de locatie heeft de consument niets vernomen.

Op 25 oktober 2024 vond het tweede incident plaats. Rond 9.30 uur, slechts 45 minuten nadat de consument haar dochter naar de opvang had gebracht, ontving zij een telefoontje dat de dochter koorts had. De consument heeft de dochter opgehaald maar thuis bleek dat zij geen koorts had. Wel huilde zij de hele dag en weigerde zij te eten en te drinken. Later zag de consument dat de dochter een gezwollen enkel had en niet op haar voetje kon staan. Vreemd genoeg had de dochter andere sokjes aan dan toen de consument haar die ochtend bij de opvang had gebracht. Bij navraag bij de opvang werd verteld dat er niets was gezien. In het ziekenhuis bleek uit een röntgenfoto dat de dochter twee botbreuken had. Ditmaal mocht de consument op 28 oktober 2024 de beelden bekijken. Hierop was te zien dat de dochter zonder toezicht was achtergelaten hoewel zij nog niet zelfstandig kon lopen. Hierdoor is zij gevallen en liep zij ernstig letsel op. De dochter lag huilend op de grond maar het duurde wel 30 tot 40 seconden voordat een medewerker naar haar omkeek.

Vanwege deze twee ernstige incidenten en het gebrek aan adequate zorg en aandacht voor de dochter heeft de consument de opvang per 25 oktober 2024 stopgezet. De consument neemt het de ondernemer zeer kwalijk dat de waarheid over de incidenten niet is verteld waardoor de noodzakelijke zorg voor de dochter werd vertraagd. De consument heeft de ondernemer verzocht om een terugbetaling van de opvangkosten over de periode van 25 oktober 2024 tot 30 november 2024 die vooruit zijn betaald.
De consument heeft getracht via het klachtenloket tot een oplossing met de ondernemer te komen.
In dat traject heeft de ondernemer een gedeeltelijke terugbetaling van de opvangkosten aangeboden onder de voorwaarde dat de consument een overeenkomst zou tekenen waarin het haar verboden werd zich over de klacht uit te spreken. De consument heeft het gevoel dat haar hiermee de mond wordt gesnoerd.
Zij weigert een overeenkomst met de ondernemer te tekenen en verlangt een oordeel van de commissie over de handelwijze van de ondernemer. Daarbij verlangt de consument een restitutie van vijf weken opvangkosten van de ondernemer.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer en de consument hebben een overeenkomst tot opvang van de dochter van de consument gesloten voor 5 dagen per week met ingang van 18 maart 2024. De dochter was op dat moment 6 maanden oud. Zij is daarom geplaatst in de groep met kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar.

De groepsruimtes op de locatie zijn ingericht met speelhoeken voor verschillende leeftijden met speelgoed waarmee kinderen zich spelenderwijs kunnen ontwikkelen. Het speelgoed met een CE (Conformité Européenne) keurmerk koopt de ondernemer in bij de leveranciers voor de kinderopvang. Het speelgoed moet aan de eisen van de Warenwet voldoen. Dat de dochter een stuk speelgoed van 2 kg op haar hoofd zou hebben gekregen weerspreekt de ondernemer. Voor de leeftijdsgroep van de dochter is er geen speelgoed van dat gewicht aanwezig. Uit niets blijkt dat de rode plekken op het lichaam van de dochter het gevolg zijn van letsel dat op de opvang is ontstaan, laat staan dat de ondernemer hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Op 27 mei 2024 heeft de consument de dochter weer naar de opvang gebracht en toen waren er geen sporen van rode vlekken meer te zien.

Het is juist dat de videobeelden van 23 mei 2024 niet aan de consument zijn getoond. De ondernemer is hier terughoudend in uit privacyoverwegingen van andere aanwezige kinderen. Uit de beelden bleek dat niets ongewoons was voorgevallen om welke reden de beelden niet zijn bewaard.

Bij het incident op 25 oktober 2024 is de dochter van de consument zeer ongelukkig ten val gekomen toen zij een stukje probeerde te lopen. Zij viel op haar eigen been. De ondernemer heeft deze val onmogelijk kunnen voorkomen. Er is geen sprake van dat de kinderen zonder toezicht waren gelaten.

Op de videobeelden is te zien dat twee pedagogisch medewerkers op een afstand van circa één meter van de dochter aanwezig waren. Aanvankelijk dachten zij dat de val onschuldig was omdat de val ogenschijnlijk zacht was; de dochter viel niet op haar hoofd of van een verhoging of iets dergelijks. De val was van het soort dat aan de lopende band plaatsvindt bij kinderen in deze leeftijdscategorie. De medewerkers hebben de dochter na 30 of 40 seconden onderzocht maar van een zwelling of blauwe plek was op dat moment geen sprake. Omdat de dochter zich niet lekker leek te voelen hebben de medewerkers meteen met de consument gebeld en eerlijk verteld wat zij hadden opgemerkt. Later zijn met de consument de videobeelden bekeken.

Hoewel de ondernemer van mening is dat hem geen verwijt treft heeft hij begrip voor het feit dat de consument geschrokken was van het letsel dat haar dochter heeft opgelopen. Uit coulance heeft de ondernemer voorgesteld de opvangovereenkomst per 1 november 2024 te beëindigen en de opvangkosten over de maand november 2024 aan de consument te restitueren. Om de kwestie daarmee af te sluiten heeft de ondernemer de consument gevraagd een beëindigingsovereenkomst te tekenen. Omdat de consument hier niet voor voelde zijn partijen niet tot een oplossing gekomen.
De ondernemer stelt zich dan ook op het standpunt dat de hij de opvangplaats voor de dochter tot 1 december 2024 beschikbaar heeft gehouden en de opvangkosten tot dat moment verschuldigd zijn.

Beoordeling van het geschil

Ter beoordeling ligt de vraag voor of de ondernemer zijn zorgplicht ten aanzien van de dochter van de consument heeft geschonden.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Incident op 23 mei 2024.
Naar het oordeel van de commissie staat vast dat de dochter op 23 mei 2024 een rode vlek rond haar oog had die op de opvanglocatie was geconstateerd en waarna zij op verzoek van de medewerker van de ondernemer door de consument is opgehaald. Wat niet vaststaat is hoe de rode vlek en andere plekken op het hoofd en in de nek van de dochter zijn ontstaan. De standpunten en lezingen van partijen lopen hierover uiteen. Videobeelden van die middag zijn door de ondernemer bekeken en omdat daar niets ongewoons op te zien was zijn die beelden gewist, zo heeft de ondernemer naar voren gebracht. Hoewel de commissie deze handelwijze opmerkelijk acht heeft zij niet vast kunnen stellen dat de bij de dochter geconstateerde vlekken en plekken veroorzaakt zijn door het onzorgvuldig handelen of nalaten van de ondernemer.

Incident op 25 oktober 2024.
Op deze dag heeft de dochter van de consument rond 9.30 uur twee botbreuken in haar enkel/voetje opgelopen. Van dat moment zijn videobeelden door de ondernemer aan de consument getoond en met haar besproken. Hieruit is gebleken dat de dochter, die toen dertien maanden oud was, probeerde te lopen en daarbij op de grond is gevallen. De consument verwijt de ondernemer dat sprake was van onvoldoende toezicht en een trage reactie. De commissie overweegt dat het vallen van een kind in de fase waarin het leert lopen niet is te voorkomen. Vast is komen te staan dat de dochter een eenzijdige val heeft gemaakt waarbij kinderen gewoonlijk weer opstaan en doorlopen, maar de dochter in dit geval zeer ongelukkig op haar eigen been terecht is gekomen. Aan de medewerker van de ondernemer kan niet verweten worden dat deze het uitzonderlijke letsel dat hierdoor is ontstaan niet heeft opgemerkt. De medewerker heeft adequaat gehandeld door de consument meteen te bellen toen de dochter ontroostbaar bleek en een zieke indruk maakte. Van nalatig handelen van de ondernemer door te laat te reageren waardoor de hulp voor de dochter vertraagd werd is naar het oordeel van de commissie geen sprake geweest.

Dit betekent dat er voor de consument geen sprake was van een zwaarwegende reden om de opvangovereenkomst per direct te beëindigen. De consument was dan ook gehouden de opzegtermijn van één maand in acht te nemen waarmee de opvangkosten tot en met 30 november 2024 aan de ondernemer verschuldigd zijn.

De commissie begrijpt goed dat de consument zich ernstige zorgen heeft gemaakt over de gezondheid van haar dochter. De commissie heeft echter niet vast kunnen stellen dat het letsel van de dochter op enigerlei wijze is toe te rekenen aan het handelen of nalaten van de ondernemer.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht van de consument ongegrond en wijst het door haar verzochte af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. L. Verheij, voorzitter, de heer mr. E.A.J. Vergouwen en mevrouw mr. M. Stroetenga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 12 mei 2025.