
Commissie: kinderopvang
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
943416/951666
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument heeft een klacht ingediend tegen de kinderopvang omdat de opvangovereenkomst voor haar zoon, die een ontwikkelingsachterstand heeft, per 1 april 2025 werd opgezegd. De ondernemer bood vanaf 3 maart enkel nog opvang onder de voorwaarde dat het kind geïsoleerd van de groep werd opgevangen. De consument volgde alle adviezen van de opvang op, waaronder aanmeldingen bij Pento en KOOS, en stelde zich volgens de commissie zeer coöperatief op. Uit onderzoek zou eind maart duidelijk worden welke vorm van opvang passend is. De commissie oordeelde dat de ondernemer te vroeg tot opzegging is overgegaan zonder de uitkomsten van deze trajecten af te wachten. Ook het isoleren van het kind werd als prematuur beoordeeld, mede gezien de groepsgrootte, extra inzet van personeel en flexibiliteit van de ouders. De commissie achtte het redelijk dat de opvang voorlopig doorgaat in de groep tot duidelijk is wat het kind nodig heeft. De klacht werd gegrond verklaard. De ondernemer moet opvang blijven bieden op maandag en dinsdag, zonder isolatie. Ook moet het klachtengeld van €25 aan de consument worden terugbetaald.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer de opvang van de zoon van de consument eenzijdig mocht beëindigen en tot aan de opzegdatum de opvang alleen onder voorwaarden hoeft aan te bieden.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting door haar is verklaard. In de kern komt dat op het volgende neer.
De consument heeft met de ondernemer een opvangovereenkomst voor haar zoon gesloten. De zoon is te vroeg geboren en heeft daardoor een ontwikkelingsachterstand. Ondanks het feit dat de consument alle adviezen van de ondernemer rondom het gedrag en de ontwikkelingsachterstand heeft opgevolgd, hem heeft aangemeld bij Pento en in overleg met de ondernemer de zoon heeft aangemeld bij KOOS, heeft de ondernemer de opvangovereenkomst 28 januari 2025 per 1 april 2025 opgezegd.
Volgens de consument is er voor deze opzegging geen legitieme reden. Ook is er geen poging gedaan tot een oplossing te komen.
De ondernemer wil de zoon tot 1 april 2025 nog slechts geïsoleerd van de andere kinderen opvangen. Dit acht de consument niet in het belang van het kind.
De ouders hebben er geen bezwaar tegen dat de zoon niet op maandag en woensdag, zoals overeengekomen, maar op maandag en dinsdag, naar de opvang gaat.
De consument verzoekt de commissie de ondernemer te verplichten de opvang te continueren totdat er een passende oplossing voor de zoon is gevonden.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en het ter zitting verklaarde. In de kern komt dat op het volgende neer.
De zoon van de consument maakt vanaf september 2024 gebruik van de kinderopvang van de ondernemer.
Al vrij snel bleek dat de zoon op de kinderopvang ongewenst gedrag vertoonde in die zin dat hij andere kinderen sloeg en wel zodanig dat andere kinderen bang voor hem werden en de ouders van deze kinderen klaagden over het gedrag van de zoon van de consument.
Het was voor de kinderopvang niet langer mogelijk de veiligheid van de andere kinderen te waarborgen.
Bovendien is de opvang die de ondernemer de zoon kan bieden niet de opvang die de zoon van de consument nodig heeft.
Daaraan doet niet af dat de consument zich steeds zeer coöperatief heeft opgesteld door de zoon later naar de opvang te brengen en eerder op te halen, akkoord ging met het observeren van de zoon door pedagogisch medewerkers en op advies van de ondernemer een traject bij KOOS in gang zette.
De ondernemer heeft als voorwaarde voor de opvang van de zoon van de consument tot 1 april 2025 gesteld dat deze apart van de andere kinderen wordt opgevangen in de gymzaal van de ondernemer met een pedagogisch medewerkster. Alleen op deze wijze kan de veiligheid van de andere kinderen worden gegarandeerd.
De ondernemer is van mening dat de klacht van de consument ongegrond is.
Beoordeling van het geschil
Anders dan door de ondernemer ter zitting verklaard heeft de consument blijkens het overgelegde verslag van het intakegesprek, tijdens dat gesprek aangegeven dat de zoon een ontwikkelingsachterstand had. Uit dat verslag blijkt voorts dat voor de opvang van de ondernemer was gekozen omdat deze beter dan het gastoudergezin waar de zoon tot dat moment opvang had genoten, in staat werd geacht de zoon de opvang te kunnen bieden die hij nodig had.
Ter beoordeling ligt de vraag voor of de ondernemer in deze gehandeld heeft zoals van hem verwacht mocht worden door:
1. de opvangovereenkomst per 1 april a.s. te beëindigen;
2. de zoon vanaf 3 maart a.s. tot 1 april a.s. geïsoleerd van de andere kinderen opvang te bieden.
De commissie beantwoordt beide vragen ontkennend. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Ad 1.
Partijen zijn het erover eens dat de consument zich zeer coöperatief heeft opgesteld en onder meer op advies van de ondernemer een traject bij KOOS ingang heeft gezet alsmede – op eigen initiatief – bij Pento. Door de consument is onweersproken gesteld dat het onder zoek bij Pento 17 maart 2025 gaat plaatsvinden en dat eind maart de conclusies uit dat onderzoek worden verwacht.
Woensdag a.s. heeft de consument een gesprek bij KOOS over het behandelplan. De vraag hoelang dit traject gaat duren kon niet worden beantwoord. Wel heeft KOOS, aldus de consument, haar niet op de bestaande wachtlijsten geplaatst maar het traject zo snel mogelijk in gang gezet.
Onder deze omstandigheden had van de ondernemer verwacht mogen worden dat hij alvorens de overeenkomst op te zeggen, de conclusies uit deze onderzoeken met betrekking tot de vraag welke vorm van opvang voor de zoon van de consument geschikt is, had afgewacht.
Niet uitgesloten kan immers worden dat uit deze onderzoeken blijkt dat juist de opvang van de ondernemer voor de zoon van de consument een geschikte opvang is.
In dit verband is voorts van belang dat de consument ter zitting heeft verklaard zo snel mogelijk de juiste opvang voor haar zoon te willen. Gelet op de coöperatieve houding van de consument tot nu toe heeft de commissie er alle vertrouwen in dat de consument dit ook zal doen en niet langer gebruik van de opvang van de ondernemer zal maken dan noodzakelijk is.
Ad 2.
Ter zitting is door de ondernemer verklaard dat de groep waarvan de zoon van de consument deel uitmaakt bestaat uit 16 kinderen en dat op deze groep twee reguliere medewerksters staan en een extra medewerkster kan worden ingezet.
Voorts is in dit verband van belang dat de ouders de zoon later brengen en eerder ophalen in verband met het aanwezig kunnen zijn van de derde medewerkster op de groep en dat de onderzoeken door Pento en KOOS in gang zijn gezet.
De door de ondernemer gestelde voorwaarde dat de zoon van de consument vanaf maandag 3 maart 2025 alleen op de opvang welkom is als de consument instemt met een opvang van haar zoon waarbij deze gescheiden wordt van de andere kinderen komt de commissie prematuur voor. Ook met betrekking tot deze voorwaarde geldt immers dat geenszins kan worden uitgesloten dat uit de ingestelde onderzoeken naar voren komt dat een dergelijke isolatie juist zeer ten nadele van de zoon werkt.
Gelet op de grootte van de groep waarvan de zoon deel uitmaakt, het aantal medewerksters dat op deze groep kan worden ingezet en de tijdstippen waarop de zoon gebracht (na 08.00 uur) en gehaald (voor 17.00 uur) wordt, mag van de ondernemer verwacht worden dat deze de zoon van de consument zolang hij deze nog opvangt, deel laat uitmaken van de groep en niet daarvan isoleert.
Uit het vorenstaande volgt dat de klacht van de consument gegrond is.
De ondernemer dient aan de zoon van de consument op maandag en dinsdag opvang te bieden waarbij de zoon niet geïsoleerd wordt van de andere kinderen. De ondernemer dient deze opvang te bieden zolang de ingestelde onderzoeken geen uitsluitsel hebben gegeven over welke vorm van opvang voor de zoon van de consument geschikt is dan wel dit niet op andere wijze is gebleken.
Nu de klacht gegrond is verklaard en de consument het klachtengeld van € 25,– heeft betaald dient de ondernemer de consument dit bedrag te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat de ondernemer aan de zoon van de consument op maandag en dinsdag opvang dient te bieden in de groep;
– veroordeelt de ondernemer tot betaling van het klachtengeld aan de consument ad € 25,– binnen veertien dagen na deze beslissing.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer mr. E.A.J. Vergouwen, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris, op 28 februari 2025.