
Commissie: kinderopvang
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
1033011/1042878
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Een ouder trof op 6 maart 2025 bloed aan bij haar dochter na een dag op de opvang en raadpleegde direct de huisarts. Omdat er geen medische oorzaak werd gevonden, adviseerde de huisarts om melding te doen bij de kinderopvang. De vestigingsmanager startte conform protocol de meldcode en nam contact op met de vertrouwensinspecteur en de zedenpolitie. Er hoefde geen aangifte te worden gedaan, maar de ouder wilde de situatie bespreken met de pedagogisch medewerkers. Ondanks een gesprek op 12 maart met de ondernemer waarin werd afgesproken om samen tot een oplossing te komen, werd op 14 maart aangegeven dat de medewerkers niet meer met de ouder in gesprek wilden. De opvangovereenkomst werd per direct beëindigd vanwege een vertrouwensbreuk en psychische impact op het personeel. Volgens de ondernemer zou een normale opvang niet langer mogelijk zijn. De ouder wilde juist in gesprek blijven om de opvang voor haar dochter voort te zetten. De commissie oordeelde dat er geen sprake was van een zwaarwegende reden voor beëindiging. Ook werd de verplichte opzegtermijn van een maand niet in acht genomen. De opvangovereenkomst blijft in stand en de ondernemer moet de opvangkosten vanaf 18 maart 2025 terugbetalen. Daarnaast moet het klachtengeld van €25 worden vergoed aan de consument.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de vraag of er een zwaarwegende reden ten grondslag ligt aan de eenzijdige opzegging van de opvangovereenkomst en of de ondernemer ten aanzien van de opzegging zorgvuldig heeft gehandeld.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op donderdag 6 maart 2025 heeft de consument bij de geslachtsdelen van haar dochter bloed aangetroffen, na het ophalen van de opvang. Hierop is direct contact geweest met de huisarts en uit onderzoek van de huisarts is gebleken dat geen sprake was van een ontsteking of infectie.
Nu geen medische oorzaak bestond voor de aanwezigheid van het bloed, adviseerde de huisarts de consument de situatie te melden bij de ondernemer. Mede gezien het feit dat de dochter van de consument op de betreffende dag verdrietig was op de opvang.
De consument heeft contact opgenomen met de vestigingsmanager van de ondernemer. Zij heeft met de aanwezige pedagogisch medewerkers gesproken en vervolgens de procedure conform de meldcode opgestart.
Op maandag 10 maart is de consument gebeld door de vestigingsmanager en regiodirecteur. Zij gaven aan contact te hebben opgenomen met de vertrouwensinspecteur van onderwijs en met de zedenpolitie.
De ondernemer hoefde van de zedenpolitie geen aangifte te doen.
Op woensdag 12 maart heeft de consument een gesprek gehad met de ondernemer. In dit gesprek heeft de consument haar verhaal verteld en ook aangegeven dat het welzijn van haar dochter vooropgesteld dient te worden en dat de consument in het belang van haar dochters welzijn zal handelen. De ondernemer was het hiermee eens en gaf aan dat de consument nog altijd in gesprek kon gaan met de pedagogische medewerkers van de betreffende dag. Ook zou bij terugkeer van de dochter van de consument op de opvang eventueel extra contact mogelijk zijn met de consument.
Na dit gesprek heeft de consument contact gehad met de politie en hen de foto’s gestuurd die de consument op 6 maart 2025 had gemaakt van het aangetroffen bloed. Later is de consument gebeld door de politie dat een politieonderzoek niet meer mogelijk was, omdat het ziekenhuis geen intern lichamelijk onderzoek had gedaan.
Donderdag 13 maart 2025 is de consument door de ondernemer gebeld met de vraag wat de consument had besloten (wel of geen aangifte doen). De consument heeft eerlijk verteld hoe het gesprek met de politie is verlopen en dit ook schriftelijk bevestigd. Ook gaf de consument aan graag in gesprek te willen met de pedagogisch medewerkers om alles af te sluiten, zodat haar dochter weer terug kan keren naar de opvang. De ondernemer zou dit bespreken.
Op vrijdag 14 maart 2025 is de consument gebeld dat de medewerkers niet met haar in gesprek willen en dat haar dochter naar een andere opvang moet, omdat er vanuit de medewerkers geen vertrouwen meer bestond jegens de consument. De consument is hier enorm van geschrokken, maar kreeg geen antwoord op vragen hierover. De ondernemer gaf aan dat de medewerkers niet meer de zorg aan de dochter van de consument kunnen verlenen zoals voorheen, vanwege gebrek aan vertrouwen in verband met de eventuele aangifte. De consument wilde de situatie juist samen met de medewerkers afsluiten, zodat haar dochter weer terug kan naar haar vertrouwde omgeving. Volgens de consument heeft de ondernemer niet in het belang van haar dochter gehandeld. Op dinsdag 18 maart 2025 is de opzegging schriftelijk bevestigd.
De consument verzoekt de commissie te bepalen dat haar dochter weer terug kan naar de opvang van de ondernemer en verzoekt om vergoeding van de opvangkosten in de periode dat zij van de opvang geen gebruik mocht maken.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Nadat de melding van de consument binnenkwam, heeft de ondernemer direct de meldcode opgestart. Er is navraag gedaan bij de pedagogisch medewerkers, er is een intern crisisteam opgericht en de ondernemer heeft gesproken met de vertrouwensinspecteur en de zedenpolitie.
De consument was ervan overtuigd dat grensoverschrijdend gedrag moet hebben plaatsgevonden op de kinderopvang en is hierin zeer volhardend en fel. De pedagogisch medewerkers zijn daardoor erg ontdaan. Volgens de ondernemer zijn de pedagogisch medewerkers hierin kwetsbaar en kunnen zij zich niet verdedigen. De mogelijke aangifte die de pedagogisch medewerkers boven het hoofd hangt heeft ook invloed op de dienstverlening aan de dochter van de consument.
De pedagogisch medewerkers zullen zich hierdoor voortaan terughoudend opstellen in de zorgverlening aan het kind en de terugkoppelingen aan de consument. Vanuit pedagogisch oogpunt is in het belang van alle betrokkenen maar vooral het belang van [naam kind] besloten om de opvangovereenkomst eenzijdig en per direct te beëindigen.
In de afweging is ook de mogelijke impact op andere kinderen meegenomen. De pedagogisch medewerkers zijn tegen de terugkeer van [naam kind] op de groep en de ondernemer vreest uitval of verzoeken tot overplaatsing als [naam kind] wel terugkomt.
Om te voorkomen dat de consument zonder opvang zit, heeft de ondernemer twee alternatieve opvanglocaties binnen een straal van vijf kilometer aangeboden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Toetsingskader
Op grond van artikel 11 lid 2 en 3 van de Algemene Voorwaarden heeft de ondernemer het recht het kind en/of de ouder de toegang tot de locatie te weigeren voor de duur van de periode dat een normale opvang van het kind redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht en het kind niet op de gebruikelijke wijze kan worden opgevangen.
Hiervan kan sprake zijn als het kind door ziekte of anderszins extra verzorgingsbehoeftig is, het kind en/of de ouder een risico of bedreiging vormt voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid of veiligheid van anderen, na te zijn gewaarschuwd, tenzij een waarschuwing redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht of de opvang van het kind een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert.
Als de ondernemer het kind en/of de ouder de toegang tot de locatie weigert, treedt de ondernemer met de consument in overleg om te zoeken naar een voor alle partijen acceptabele oplossing voor de situatie. De ondernemer neemt een opzegtermijn in acht van in ieder geval één maand.
Op grond van artikel 11 lid 4 van de Algemene Voorwaarden kan een consument die het niet eens is met de beslissing van de ondernemer de toegang te weigeren een verkorte procedure bij de commissie starten, zoals in dit geval is gebeurd.
Is sprake van een zwaarwegende reden?
De ondernemer heeft gesteld dat sprake is van een vertrouwensbreuk, waardoor de pedagogisch medewerkers niet meer de benodigde pedagogische kwaliteit kunnen bieden aan [naam kind]. Ter zitting heeft de ondernemer toegelicht dat de vertrouwensbreuk is gelegen in de impact die de situatie op de pedagogisch medewerkers heeft gehad. De pedagogisch medewerkers hebben psychische klachten overgehouden aan het feit dat de consument vermoedt dat grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden op de opvang en de praktische gevolgen die dit heeft gehad (het opstarten van de meldcode en het contact met de vertrouwensinspecteur en de zedenpolitie).
Hoewel de commissie zich kan voorstellen dat de pedagogisch medewerkers van de situatie geschrokken zijn, kan het enkele feit dat de meldcode (overigens op zeer zorgvuldige wijze) is opgestart niet leiden tot een vertrouwensbreuk. De ouders staan hier immers los van. Op grond van de aangeleverde correspondentie en het besprokene ter zitting is de reden voor de opzegging voornamelijk gelegen in de stress bij de pedagogisch medewerkers bij een verdere continuering van de overeenkomst. Van een professionele organisatie als die van de ondernemer mag worden verwacht dat de medewerkers hier op pedagogisch verantwoorde wijze mee om kunnen gaan, waar nodig onder begeleiding.
Naar het oordeel van de commissie is het vorengaande niet aan te merken als een zwaarwegende reden in de zin van de Algemene Voorwaarden.
In zoverre is de klacht van de consument gegrond.
Wijze van opzegging
De commissie merkt ten overvloede op dat de ondernemer zich ook niet aan de opzegtermijn van één maand heeft gehouden, maar de opvangovereenkomst per direct heeft beëindigd. Dit is naar het oordeel van de commissie in strijd met de Algemene Voorwaarden. Dat de ondernemer in dit verband twee alternatieve opvanglocaties in de nabijheid van de huidige opvanglocatie heeft aangeboden maakt het vorengaande niet anders.
Conclusie
Nu geen sprake is van een zwaarwegende reden die de eenzijdige opzegging van de opvangovereenkomst rechtvaardigt, blijft de overeenkomst van de consument ongewijzigd in stand en de consument dient dan ook op de gebruikelijke tijd en wijze gebruik te kunnen blijven maken van de opvang van de ondernemer. De commissie spreekt de verwachting uit dat beide partijen zich coöperatief zullen blijven opstellen in het belang van [naam kind].
Vergoeding
Gezien het feit dat de consument vanaf de schriftelijke bevestiging van de opzegging op 18 maart 2025 onterecht geen gebruik kon maken van de opvang van de ondernemer, komen de kosten van deze periode voor vergoeding door de ondernemer in aanmerking.
De commissie bepaalt dan ook dat de ondernemer de kosten vanaf 18 maart 2025 tot en met de dag van verzending van dit bindend advies aan de consument dient te vergoeden.
De ondernemer dient daarnaast overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25, – aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– bepaalt dat de consument op gebruikelijke tijd en wijze gebruik dient te kunnen blijven maken van
de opvang van de ondernemer;
– bepaalt dat de ondernemer de opvangkosten vanaf 18 maart 2025 tot en met de dag van verzending van dit bindend advies aan de consument dient te vergoeden, binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies;
– bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. T. Blom, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 2 april 2025.