Commissie: kinderopvang
Categorie: opzegging overeenkomst
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: -
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
646152/660144
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer gerechtigd was om per direct de overeenkomst voor de opvang van de zoon van consument op de Buitenschoolse opvang van de ondernemer eenzijdig te beëindigen. De ondernemer heeft de overeenkomst namelijk één dag voor aanvang van de opvangperiode opgezegd, omdat zij geen kinderen ophaalt en brengt van de basisschool. Consument is niet eerder hierover geïnformeerd. De ondernemer heeft voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst ook niet gevraagd aan de consument naar welke basisschool haar zoon gaat. Bovendien staat op de website dat kinderen van verschillende scholen in de buurt worden opgehaald. Consument vordert derhalve nakoming van de overeenkomst of dat ondernemer komt met alternatieve oplossingen om na te komen. Ondernemer meent echter dat er sprake is van een misverstand bij de registrering van de basisschool van de zoon. Ook heeft ondernemer geen personeel beschikbaar om kinderen op te halen bij een andere basisschool. Dat is waarom ondernemer de overeenkomst per direct moest opzeggen. De commissie overweegt echter het misverstand niet te wijten is aan de consument. Consument heeft hierover eerder ook geen kennis van kunnen nemen, omdat de naam van de basisschool niet is vermeld in de overeenkomst. Op grond van het voorafgaan acht de commissie de klacht gegrond, waardoor de opvang door gaat.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer gerechtigd was om per direct de overeenkomst voor de opvang van de zoon van de consument op de Buitenschoolse opvang van de ondernemer (hierna: BSO) eenzijdig te beëindigen.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit erop neer dat de ondernemer niet gerechtigd was om de overeenkomst voor de opvang van de zoon van de consument eenzijdig te beëindigen. Zij heeft hiertoe, voor zover relevant, het volgende aangevoerd.
De ondernemer heeft de overeenkomst voor de opvang van de zoon van de consument onverwacht eenzijdig opgezegd één dag voor de aanvang van de opvangperiode, omdat zij geen kinderen ophaalt en brengt van de basisschool van de zoon van de consument, basisschool [naam school]. De consument is niet eerder geïnformeerd door de ondernemer dat het brengen en ophalen van haar zoon van de basisschool [naam school] een probleem zou zijn. De ondernemer heeft voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst ook niet gevraagd aan de consument naar welke basisschool haar zoon gaat. Daarbij komt dat op de website van de ondernemer is vermeld dat kinderen die de BSO bezoeken van verschillende scholen in de buurt worden opgehaald.
De consument verzoekt de commissie daarom om te bepalen dat 1) de ondernemer de overeenkomst tussen partijen nakomt, of 2) dat de ondernemer een alternatieve oplossing biedt om de overeenkomst na te komen (zoals het opvangen van de zoon van de consument bij een andere BSO vestiging van de ondernemer), of 3) dat de ondernemer de kosten vergoedt die de consument moet maken wegens de contractbreuk.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd tegen de klacht van de consument. In de kern komt dit verweer, voor zover relevant, op het volgende neer.
Er is sprake geweest van een misverstand bij de registrering van de basisschool van de zoon van de consument door de ondernemer. Dit komt doordat de administratieve medewerker van de BSO op basis van de informatie die de consument aan de ondernemer heeft gegeven ervan uit ging dat de zoon van de consument naar de basisschool [naam] ging. Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft de consument namelijk in een contactmail naar de ondernemer geschreven: “Maakt niet uit welke Bso zolang het in zuid is. Zijn school zit bij [naam basisschool].” In het intakegesprek heeft de administratief medewerker aan de consument nog gevraagd naar welke basisschool haar zoon gaat. Hij weet niet goed meer hoe hij dat heeft gevraagd aan de consument. Als de consument op dat moment had aangegeven dat haar zoon naar de basisschool [naam school] gaat dan was de inschrijving nooit gerealiseerd en was er geen overeenkomst tot stand gekomen.
De ondernemer heeft geen personeel beschikbaar om kinderen van de basisschool [naam school] op te halen. De ondernemer heeft daarom de overeenkomst voor de opvang van de zoon van de consument per direct moeten opzeggen. De consument kan namelijk geen gebruik maken van de opvang op de BSO als haar zoon niet wordt opgehaald van zijn basisschool.
De ondernemer verzoekt de commissie de klacht van de consument dan ook af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
Inleiding
Partijen hebben op 4 augustus 2024 een overeenkomst gesloten voor de opvang van de zoon van de consument op de BSO van de ondernemer, vestiging [naam vestiging], voor de periode van 12 september 2024 tot en met 15 juli 2033. Bij e-mail van 11 september 2024 heeft de ondernemer de overeenkomst per direct eenzijdig beëindigd. De reden die de ondernemer voor het beëindigen van de overeenkomst heeft gegeven is dat de BSO geen kinderen brengen en ophalen van de basisschool van de zoon van de consument, omdat de schooltijd niet past binnen personeelsplanning van de BSO.
In geschil is of de ondernemer gerechtigd was om de overeenkomst om voornoemde reden per direct eenzijdig te beëindigen.
Eenzijdige beëindiging overeenkomst
De commissie constateert dat de ondernemer ervan uit ging dat de zoon van de consument naar basisschool [naam] gaat, omdat de consument voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst in een contactmail aan de ondernemer heeft geschreven: “Maakt niet uit welke Bso zolang het in zuid is. Zijn school zit bij [naam basisschool].” De zoon van de consument gaat echter naar basisschool [naam school], in de wijk [naam]. Bij het sluiten van de overeenkomst was er dus sprake van een misverstand aan de zijde van de ondernemer. De commissie is van oordeel dat dit misverstand niet te wijten is aan de consument. Het had op de weg van de ondernemer gelegen om – alvorens de overeenkomst op te maken – zich ervan te verzekeren welke basisschool de zoon van de consument bezoekt.
De commissie heeft verder overwogen dat de consument er aanvankelijk geen kennis van heeft kunnen nemen dat er sprake was van een misverstand omdat de basisschool van haar zoon niet is vermeld in de overeenkomst.
Slotsom klacht
De conclusie uit het voorgaande is dat de ondernemer niet gerechtigd was om de overeenkomst per direct eenzijdig te beëindigen, omdat het misverstand met betrekking tot de basisschool van de zoon van de consument niet te wijten was aan de consument. De klacht van de consument zal dan ook gegrond worden verklaard. Gelet hierop zal de commissie bepalen dat de overeenkomst in stand blijft. Daarnaast zal de commissie bepalen dat de ondernemer gehouden is om gedurende een half jaar vanaf de start van de opvangperiode, zijnde 12 september 2024, het vervoer van de zoon van de consument van de basisschool [naam school] naar de BSO te regelen of de kosten hiervan te vergoeden aan de consument.
Klachtengeld
Nu de klacht van de consument gegrond wordt verklaard, dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie het door de consument betaalde klachtengeld te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument gegrond,
– bepaalt dat 1) de overeenkomst voor de opvang van de zoon van de consument in stand blijft en 2) dat de ondernemer gehouden is om gedurende een half jaar vanaf de start van de opvangperiode, zijnde 12 september 2024, het vervoer van de zoon van de consument van de basisschool [naam school] naar de BSO te regelen of de kosten hiervan te vergoeden aan de consument,
– bepaalt dat de ondernemer aan de consument vergoedt het door de consument betaalde klachtengeld van € 25,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. T. Blom, de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R.H.W. Theuns-van Waasdijk, secretaris, op 15 oktober 2024.