
Commissie: kinderopvang
Categorie: factuur onbetaald
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
500722/560088
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De zoon van de consument ging via de ondernemer naar een gastouder. Hij is daar herhaaldelijk aangevallen door een ander kind. De consument heeft zijn zoon vanaf 5 juni 2024 per direct thuisgehouden. Hij heeft de factuur voor de periode mei 2024 tot 5 juni 2024 niet betaald. Hij wil dat de ondernemer hem het bedrag van deze factuur kwijtscheldt vanwege de vele emoties die hij en zijn echtgenote in de betreffende periode hebben gehad over wat hun zoon is overkomen. Mocht dit niet gebeuren, dan wil hij kosten voor het opnemen van vakantiedagen op de ondernemer verhalen. De ondernemer is van mening dat de consument het factuurbedrag moet betalen, omdat de zoon van de consument in de betreffende periode is opgevangen. De commissie ziet de verlangde kwijtschelding als een verzoek om immateriële schadevergoeding. De lat voor toekenning van immateriële schadevergoeding ligt hoog en daarmee moet terughoudendheid worden betracht. De commissie is van oordeel dat enkel emoties niet voldoende zijn voor het toekennen van een immateriële schadevergoeding. Verder is de commissie van oordeel dat de consument de kosten voor het opnemen van vakantiedagen niet (voldoende) heeft onderbouwd. De klacht van de consument is ongegrond en zijn verzoeken worden afgewezen.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de consument de factuur voor kinderopvang in de periode mei 2024 tot 5 juni 2024 al dan niet verschuldigd is.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar wat hij bij de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zoon van de consument ging via de ondernemer naar een gastouder. De zoon is vier keer thuisgekomen met krassen of een bijtafdruk in zijn gezicht. Hij bleek bij de gastouder te zijn aangevallen door telkens hetzelfde meisje.
Na de derde keer zou er actie ondernomen worden. Dit is niet gebeurd. De gastouder heeft aangegeven dat ze de veiligheid van de zoon niet kon waarborgen zolang dat meisje er ook was. Dit was voor de consument de druppel om de zoon vanaf 5 juni 2024 per direct thuis te houden. Volgens de consument is de gastouder (contractuele) afspraken niet nagekomen, waardoor hij is benadeeld. De ondernemer wil dat de consument de factuur van € 643,50 desondanks betaalt. De consument is het daar niet mee eens en hij heeft dat bedrag niet betaald. De consument wil dat hem dat bedrag wordt kwijtgescholden, dit vanwege de vele emoties die hij en zijn echtgenote in de betreffende periode hebben gehad over die incidenten.
Sinds de beëindiging van de opvangovereenkomst heeft de consument samen met zijn echtgenote gedwongen negen vakantiedagen moeten opnemen voor de opvang van de zoon. Daarmee was een bedrag gemoeid van € 1.651,50. Zowel de consument als zijn echtgenote is in loondienst werkzaam. Weliswaar worden vakantiedagen doorbetaald, maar om nog met vakantie te kunnen gaan – en dat willen zij beiden – moeten er vrije dagen van hun werkgever worden gekocht. Mocht het bedrag niet worden kwijtgescholden, dan wil de consument die kosten graag op de ondernemer verhalen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar wat hij bij de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op het moment dat de ondernemer op de hoogte was van de situatie heeft hij de pedagoog, de bemiddelaar en de teamleider, die aan zijn organisatie verbonden zijn, meteen contact laten opnemen met de consument. Er zijn vervolgens verschillende gesprekken gevoerd met de consument en de gastouder. Bijtincidenten in de leeftijdscategorie van de zoon van de consument en het meisje kunnen voorkomen in de kinderopvang. De ondernemer is van mening dat hij juist heeft gehandeld.
De ondernemer vindt de situatie erg vervelend en daarom is hij uit coulance de consument tegemoetgekomen door de bureaukosten niet aan hem in rekening te brengen. Ook de gastouder heeft een aanpassing gedaan door de consument niet te houden aan de maand opzegtermijn. De ondernemer is van mening dat de consument het factuurbedrag van € 643,50 over de periode mei 2024 tot 5 juni 2024 dient te betalen omdat de zoon in die periode is opgevangen.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
Tussen partijen kan als vaststaand worden beschouwd dat de minderjarige zoon in de periode mei 2024 tot 5 juni 2024 door tussenkomst van de ondernemer bij een gastouder is opgevangen. De ondernemer heeft de consument daarvoor gefactureerd voor een bedrag van € 643,50. De consument heeft dit bedrag niet betaald.
Als uitgangspunt geldt dat partijen de verplichtingen die uit de overeenkomst, die zij met elkaar hebben gesloten, in beginsel moeten nakomen. De ondernemer heeft dat gedaan. Hij heeft de zoon in genoemde periode door een gastouder doen opvangen. De consument verlangt dat hem dat bedrag wordt kwijtgescholden, omdat hij en zijn echtgenote in die periode veel emoties hebben gekend naar aanleiding van wat de zoon toen is overkomen.
De verlangde kwijtschelding kan in dit geval, gelet op de reden die de consument daarvoor heeft aangevoerd, worden gezien als een verzoek om een immateriële schadevergoeding. Om voor toekenning van immateriële schadevergoeding in aanmerking te komen, zal sprake moeten zijn van lichamelijk letsel, aantasting van de eer en goede naam en indien de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast (artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek). De lat voor toekenning van immateriële schadevergoeding ligt hoog en daarmee moet terughoudendheid worden betracht.
De gevallen van lichamelijk letsel en aantasting van de eer en goede naam doen zich in dit geval niet voor. Voor het derde geval moet sprake zijn van ernstige aantasting, zoals het oplopen van geestelijk letsel. Enkel emoties – hoe begrijpelijk in dit geval ook – zijn daarvoor niet voldoende en zij rechtvaardigen dan ook niet dat het factuurbedrag aan de consument moet worden kwijtgescholden.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer, die overigens vanaf het moment dat hij met de incidenten werd geconfronteerd adequaat heeft gehandeld, met het niet in rekening brengen van de bureaukosten de consument in voldoende mate is tegemoetgekomen.
De commissie zal het verzoek van de consument om toewijzing van een bedrag van € 1.651,50 wegens gedwongen opname van vakantiedagen afwijzen. De consument heeft dit bedrag niet (voldoende) onderbouwd.
Op grond van het voorgaande is commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat betekent dat de consument geen gelijk krijgt.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument ongegrond.
– wijst af het door de consument verlangde.
Aldus beslist op 14 oktober 2024 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes en de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris