
Commissie: kinderopvang
Categorie: Algemene voorwaarden
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
803133/825936
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De ondernemer heeft eenzijdig de flexibele overeenkomst opgezegd, om zo de onderneming financieel gezond te houden. De ondernemer hanteert eigen voorwaarden, die afwijken van de Algemene Voorwaarden die door de brancheorganisaties in de kinderopvangsector zijn opgesteld. De commissie oordeelt dat de voorwaarden die de ondernemer hanteert meer ruimte bieden voor opzegging van de overeenkomst dan de wetgever in artikel 7:408 BW heeft bedoeld. De ondernemer geeft zichzelf de bevoegdheid een overeenkomst te allen tijde om welke reden dan ook, gemotiveerd op te zeggen. Dit is naar het oordeel van de commissie als onredelijk bezwarend en daarmee als oneerlijk aan te merken. Om die reden laat de commissie de opzegbepaling van de ondernemer buiten toepassing en toetst ze alleen aan de wet. Bij de opzegging door de ondernemer is geen sprake van een gewichtige reden in de zin van artikel 7:408 lid 2 BW die de eenzijdige opzegging van de overeenkomst rechtvaardigt. Dit betekent dat overeenkomsten gesloten met consumenten met wie deze vorm van opvang reeds is overeengekomen, niet eenzijdig kunnen worden opgezegd. Daarbij is bij de consument het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat het stopzetten van de flexibele overeenkomsten niet voor haar zou gelden. De commissie oordeelt de klacht gegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer een gewichtige reden had die de opzegging van de overeenkomst rechtvaardigt en of de wijze van opzegging zorgvuldig is geweest.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De ondernemer heeft eenzijdig de overeenkomst opgezegd, omdat is besloten te stoppen met flexibele overeenkomsten. Eerder was dit al door de ondernemer gecommuniceerd, maar dit zou niet gelden voor consumenten die reeds gebruik maken van flexibele overeenkomsten.
Op 25 november 2024 heeft de consument nog een nieuwe flexibele overeenkomst met de ondernemer gesloten en vervolgens werd op 29 november 2024 meegedeeld dat de flexibele overeenkomsten worden beëindigd per 1 januari 2025. Het servicebureau heeft niet aan de consument meegedeeld dat flexibele overeenkomsten niet meer mogelijk zijn. Omdat de tarieven voor flexibele opvang hoger zijn dan bij de 40- en 52 weken contracten mocht de consument ervan uitgaan dat dit product nog zou passen in het aanbod. Als oplossing is de consument aangeboden dat zij wekelijks gebruik kan maken van de opvang, maar voor de consument betekent dit een verdubbeling van uren en kosten.
Ook is de consument het niet eens met de wijze waarop de ondernemer hierover heeft gecommuniceerd.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
Per 1 januari 2025 biedt de ondernemer geen flexibele overeenkomsten meer aan, omdat de opvanggroepen op de betreffende locatie te vol zijn. De ondernemer moet vaak “nee” verkopen aan nieuwe consumenten die graag een overeenkomst voor 40 of 52 weken willen afsluiten. Het is voor ondernemer financieel ongunstig om een kindplek maar voor de helft aan te bieden terwijl dat ook een hele plek kan zijn. Deze maatregel maakt deel uit van een bredere inperking van flexibele opvangopties om zo de onderneming financieel gezond te houden. Andere consumenten met flexibele overeenkomsten zijn inmiddels overgestapt naar andere opvang of hebben de overeenkomst omgezet naar een 40 of 52 weken contract.
De ondernemer kan eventueel nog enkele weken opvang verlenen aan de consument na 1 januari 2025, zolang zich geen nieuwe consument meldt.
Dat op 25 november 2024 nog een nieuwe flexibele overeenkomst aan de consument is verstrekt is gebaseerd op een misverstand. Volgens de leveringsvoorwaarden die de ondernemer hanteert in 2025 is dat namelijk niet meer mogelijk.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Algemene Voorwaarden
De ondernemer hanteert eigen Leveringsvoorwaarden, niet zijnde de Algemene Voorwaarden die door de brancheorganisaties in de kinderopvangsector zijn opgesteld.
In artikel 8 lid 8 van deze Leveringsvoorwaarden staat het volgende: “Elk der partijen heeft het recht de overeenkomst of een gedeelte van de overeengekomen tijdsduur te beëindigen door middel van een aan de wederpartij gerichte digitale verklaring, met in achtneming van een opzegtermijn van één maand tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Opzegging kan plaatsvinden op de 1e van de maand. Indien de [naam ondernemer] van dit recht gebruik wil maken kan, onverlet zijn of haar overige rechten op grond van deze leveringsvoorwaarden, de overeenkomst slechts gemotiveerd opzeggen”.
Ambtshalve toetsing Algemene Voorwaarden
Ingevolge ECLI:NL:HR:2023:198 dient de commissie bij de beoordeling van het voorliggende geschil van het volgende uit te gaan:
– een opvangovereenkomst als de onderhavige is een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW;
– op deze overeenkomst is artikel 7:408 BW van toepassing. Op grond van dit artikel kan een ondernemer de overeenkomst alleen opzeggen indien sprake is van gewichtige redenen;
– artikel 7:408 BW is dwingend recht, dat wil zeggen dat daarvan niet mag worden afgeweken in het nadeel van de consument en dat wanneer een bepaling in de algemene voorwaarden van artikel 7:408 BW in die zin daarvan afwijkt – dus in het nadeel van de consument – die bepaling uit de algemene voorwaarden buiten toepassing moet worden gelaten (met andere woorden: de ondernemer kan dan op die bepaling geen beroep doen). Die bepaling wordt dan aangemerkt als onredelijk bezwarend en oneerlijk.
Naar het oordeel van de commissie bieden de Leveringsvoorwaarden die ondernemer hanteert meer ruimte voor opzegging van de overeenkomst dan de wetgever in artikel 7:408 BW heeft bedoeld. De ondernemer geeft zichzelf in artikel 8 van de Leveringsvoorwaarden de bevoegdheid een overeenkomst te allen tijde om welke reden dan ook, gemotiveerd op te zeggen. Op geen enkele wijze is geobjectiveerd of geconcretiseerd in welke situaties sprake is van een gewichtige reden voor opzegging.
Niet alleen is deze bepaling in de Leveringsvoorwaarden niet in lijn met de wettelijke bepalingen die zien op de overeenkomst van opdracht, voor consumenten biedt deze bepaling onvoldoende duidelijkheid en zekerheid en ontstaat hiermee een risico op willekeur.
Naar het oordeel van de commissie is artikel 8 lid 8 van de Leveringsvoorwaarden van de ondernemer dan ook als onredelijk bezwarend en daarmee oneerlijk aan te merken. De commissie dient deze bepaling dan ook buiten toepassing te laten. Dit betekent dat de commissie dit geschil niet aan de Algemene Voorwaarden van de ondernemer, maar slechts aan de wet zal toetsen.
Ter beantwoording voor de commissie ligt dan ook de vraag voor of in het onderhavige geschil sprake is van een gewichtige reden in de zin van artikel 7:408 lid 2 BW.
Naar het oordeel van de commissie is niet gebleken dat sprake is van een gewichtige reden in de zin van artikel 7:408 lid 2 BW die de eenzijdige opzegging van de overeenkomst rechtvaardigt.
Desgevraagd heeft de ondernemer ter zitting toegelicht dat de gewichtige reden gelegen is in het bedrijfseconomisch belang van de ondernemer, maar het gewicht daarvan is onvoldoende onderbouwd. De ondernemer heeft aangevoerd dat het bedrijfseconomisch gezien gunstiger is om overeenkomsten voor 40 weken of 52 weken te sluiten in plaats van flexibele overeenkomsten (voor zover daar in het onderhavige geval sprake van is, nu al voor het hele jaar bekend is welke dagen en uren opvang afgenomen wordt). Zo zou de winst die op de onderhavige locatie gemaakt wordt door het stoppen met aanbieden van flexibele overeenkomsten, eventueel verlies op andere locaties kunnen compenseren.
Naar het oordeel van de commissie is deze motivering onvoldoende om de eenzijdige opzegging van de overeenkomst te rechtvaardigen. Niet gesteld noch gebleken is dat deze maatregel noodzakelijk is om ernstige financiële problemen te voorkomen of het voortbestaan van de onderneming te garanderen. De ondernemer heeft slechts aangevoerd dat – op advies van een consultant bedrijfsvoering – in zijn algemeenheid minder flexibele opvangopties worden aangeboden.
Dit brengt mee dat overeenkomsten gesloten met consumenten met wie deze vorm van opvang reeds is overeengekomen, niet eenzijdig kunnen worden opgezegd.
In zoverre is de klacht van de consument gegrond.
Wijze van opzegging en communicatie
Over de wijze waarop de ondernemer de overeenkomst heeft opgezegd, merkt de commissie het volgende op.
De commissie constateert dat op 25 november 2024 nog een nieuwe flexibele overeenkomst met de consument is getekend terwijl de consument vier dagen later wordt meegedeeld dat haar overeenkomst wordt opgezegd. De ondernemer heeft erkend dat dit niet getuigt van zorgvuldig handelen en heeft consument excuses aangeboden. Echter, de commissie merkt daarbij op dat bij de consument het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat het stopzetten van de flexibele overeenkomsten niet voor haar zou gelden. Zo heeft de ondernemer op 6 juni 2024 aan de consument meegedeeld: “In principe bieden we bij nieuwe contracten geen flexx meer aan omdat de groepen te vol zijn en we veelal toch nee moeten verkopen omdat er geen plek is. Echter jullie hebben al een lopend flexx contract. In dat geval kunnen we wel flexx aanbieden als dat nog wenselijk is”.
De ondernemer heeft geen alternatieve oplossingen aangeboden. De consument krijgt slechts de mogelijkheid een nieuwe overeenkomst af te sluiten voor het dubbele aantal uren als waarvan ze in praktijk gebruik maakt.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. De overeenkomst van de consument zoals gesloten in november 2024 blijft ongewijzigd in stand en de ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25, – aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat de overeenkomst van de consument ongewijzigd in stand blijft;
– bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 23 december 2024.