Beoordeling van vroegtijdige beëindiging van opvangplaats na korte wenperiode

Klachtenloket Kinderopvang



Commissie: kinderopvang    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 910152/932073

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil gaat over de vraag of de ondernemer gerechtigd was om de opvangovereenkomst van de zoon van de consument per 16 december 2024 op te zeggen. De ondernemer beëindigde de overeenkomst al na twee weken opvang, terwijl er een wenperiode van acht weken was afgesproken. De ondernemer gaf als reden dat de opvang niet aansloot bij de ontwikkelbehoefte van het kind en dat er onveilige situaties ontstonden. De consument ontving pas in januari 2025 een schriftelijke bevestiging van de opzegging, zonder vermelding van redenen. De Geschillencommissie oordeelde dat de ondernemer onvoldoende heeft gedaan om het kind een eerlijke kans te geven om te wennen. Er is geen plan van aanpak opgesteld, geen overlegstructuur gevolgd, en de korte wenperiode werd achteraf als te kort erkend. Volgens de commissie is er geen sprake van een zwaarwegende reden voor opzegging, zoals vereist in de algemene voorwaarden. Bovendien voldeed de wijze van opzegging niet aan de contractuele eisen. De commissie verklaarde de klacht gegrond en bepaalde dat de opvang hervat moet worden. Ook moet het klachtengeld van € 25 worden terugbetaald aan de consument.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de vraag of de ondernemer gerechtigd was om de plaatsingsovereenkomst voor de opvang van de zoon van de consument per 16 december 2024 op te zeggen.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit erop neer dat de ondernemer de plaatsingsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd. De consument voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.

Twee weken na aanvang van de opvang van de zoon van de consument (hierna: de zoon) op de peuterleerplek van de ondernemer, heeft de ondernemer de plaatsingsovereenkomst mondeling opgezegd. De ondernemer heeft als reden voor de stopzetting van de opvang aangegeven dat de zoon bij een begeleidster op schoot was gesprongen die koffie in haar handen had en dat de zoon met de toiletpotten speelde. De ondernemer heeft daarnaast aangegeven dat als het drukker zou worden op deze locatie van de peuterleerplek dat zij de zoon dan niet meer zou kunnen begeleiden. Dit is echter geen valide reden voor opzegging van de plaatsingsovereenkomst. De consument benadrukt dat er een wenperiode van acht weken was afgesproken met de ondernemer. Het opzeggen van de plaatsingsovereenkomst na slechts twee weken is dan ook te voorbarig geweest.

Daarbij komt dat de ondernemer bij de opzegging geen advies heeft gegeven over waar de zoon dan wel terecht kan en waarvoor de zoon extra begeleiding nodig heeft. Dit volgt ook niet uit de door de ondernemer ingevulde vragenlijst.

Verder heeft de consument pas op 22 januari 2025 de schriftelijke bevestiging voor het opzeggen van de plaatsingsovereenkomst ontvangen van de ondernemer.

De consument heeft in januari 2025 Integrale Vroeghulp (IVH) ingeschakeld voor zijn zoon. Na meerdere gesprekken met deskundigen heeft IVH de consument op 23 januari 2025 geadviseerd om zijn zoon in te schrijven bij een reguliere kinderopvang.

De consument verzoekt de commissie om te bepalen dat de ondernemer zijn zoon moet voorzien van een leerplek.

Standpunt van de ondernemer

De ondernemer heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd tegen de klacht van de consument. In de kern komt dit erop neer dat zij de plaatsingsovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd. De ondernemer voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.

De pedagogisch medewerkers van de ondernemer hebben gedurende de opvang van de zoon gezien dat de begeleiding die zij bieden niet aansluit op de ontwikkelbehoefte van de zoon. Er is namelijk moeilijk contact te maken met de zoon. Als een pedagogisch medewerker de zoon riep dan reageerde hij niet. In de tweede week van de opvang ontstonden daarnaast onveilige situaties toen de zoon op meubels klom en met spullen gooide. Dit is ook besproken met de consument in whatsappgesprekken en bij de opzegging van de plaatsingsovereenkomst. De ondernemer dacht dat de consument deze reden voor opzegging snapte en het eens was met de stopzetting van de opvang.

Pas tijdens het gesprek over het beëindigen van de opvang van de zoon is duidelijk geworden dat de consument IVH had ingeschakeld. Als de ondernemer eerder over het advies van IVH beschikte dan had zij waarschijnlijk de opvang van de zoon iets langer de kans gegeven, nu uit dat advies volgt dat er wel mogelijkheden tot verbetering zijn. Achteraf gezien was de twee weken wenperiode te kort. Normaal gesproken is er een wenperiode van acht weken.

Beoordeling van het geschil

Inleiding
Partijen hebben op 3 oktober 2024 een plaatsingsovereenkomst gesloten voor de periode van 2 december 2024 tot en met 30 mei 2026 voor de opvang van de zoon op de Peuterleerplek van de ondernemer. Op 16 december 2024 heeft de ondernemer deze plaatsingsovereenkomst per direct mondeling opgezegd.

In geschil is of de ondernemer de plaatsingsovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd.

Zwaarwegende reden voor opzegging
Juridisch kader
De commissie stelt vast dat in de toepasselijke Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2016 (hierna: de algemene voorwaarden), voor zover relevant, het volgende is bepaald over de bevoegdheid van de ondernemer tot beëindiging van de plaatsingsovereenkomst.
ARTIKEL 10 – Einde van de overeenkomst
(…)
3. De Ondernemer is slechts bevoegd de Overeenkomst op te zeggen op grond van een zwaarwegende reden. Als zwaarwegende redenen worden in ieder geval aangemerkt:
a. De situatie dat de Ouder gedurende één maand in verzuim is ten aanzien van zijn betalingsverplichting;
b. Voortduring van situaties als genoemd in artikel 11 lid 2 sub a en c;
c. De situatie genoemd in artikel 11 lid 2 sub b;
d. De omstandigheid dat de Ondernemer vanwege een niet aan hem toerekenbare oorzaak langdurig of blijvend niet meer in staat is de Overeenkomst uit te voeren;
e. Een bedrijfseconomische noodzaak die de continuïteit van de locatie waar het kind is geplaatst in gevaar brengt.
(…)
ARTIKEL 11 – Toegankelijkheid
(…)
2. De Ondernemer heeft het recht het kind en/of de Ouder de toegang tot de locatie te weigeren voor de duur van de periode dat een normale opvang van het kind redelijkerwijs niet van de Ondernemer mag worden verwacht en het kind niet op de gebruikelijke wijze kan worden opgevangen. Bijvoorbeeld omdat:
a. Het kind door ziekte of anderszins extra verzorgingsbehoeftig is;
b. Het kind en/of de Ouder een risico of bedreiging vormt voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid of veiligheid van anderen, na te zijn gewaarschuwd, tenzij een waarschuwing redelijkerwijs niet van de Ondernemer mag worden verwacht;
c. De opvang van het kind een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert.

De ondernemer heeft – kort gezegd – aangevoerd dat de opvang van de zoon is opgezegd omdat de opvang niet aansluit op zijn ontwikkelbehoefte en omdat er onveilige situaties ontstonden. De commissie is van oordeel dat, gelet op de korte wenperiode (twee weken) en het feit dat er zeer recent een baby is geboren in het gezin, de ondernemer onvoldoende tijd heeft gegund aan de zoon om te wennen aan de opvang. De commissie neemt daarbij in overweging dat in het overgelegde IVH-rapport van 23 januari 2025 is vermeld dat de zoon heel erg in ontwikkeling is, toenemend open staat voor zijn omgeving, erop vooruit is gegaan met betrekking tot zijn communicatieve voorwaarden en dat er veel mogelijkheden zijn voor de zoon met betrekking tot zijn taal en contactname. Verder heeft de IVH de consument geadviseerd om op zoek te gaan naar een reguliere kinderopvang voor zijn zoon die open staat voor een kind die wat meer tijd en aandacht nodig heeft, zodat gekeken kan worden of hij leerbaar is en het ritme van de groep kan volgen.

De commissie constateert daarnaast dat de ondernemer heeft nagelaten een plan van aanpak op te stellen met daarin momenten van observatie, overleg met de ouders, en evaluatie van de (eventueel aangepaste) pedagogische aanpak. Dit had naar het oordeel van de commissie wel op haar weg gelegen voordat zij tot de conclusie kon komen dat zij niet de opvang kan bieden die de zoon nodig heeft. De ondernemer heeft ter zitting ook erkend dat zij dit beter had moeten doen en dat twee weken wenperiode eigenlijk te kort is, omdat normaal gesproken kinderen acht weken krijgen om te wennen op de opvang.

Naar het oordeel van de commissie is er in onderhavig geval dan ook geen sprake van een zwaarwegende reden in de zin van artikel 10 lid 3 van de algemene voorwaarden en was de ondernemer dus niet bevoegd de plaatsingsovereenkomst per direct eenzijdig op te zeggen.

Wijze van opzegging
Voorts is de commissie van oordeel dat de opzegging van de plaatsingsovereenkomst door de ondernemer in strijd is met artikel 10 lid 4 lid van de algemene voorwaarden. In dit artikel is bepaald dat de opzegging van de plaatsingsovereenkomst schriftelijk en gemotiveerd dient plaats te vinden, met in achtneming van een redelijke termijn van minimaal één maand. De ondernemer heeft niet aan deze vereisten voldaan. Immers, zij heeft de plaatsingsovereenkomst per direct mondeling opgezegd en de opzegging pas achteraf bij e-mail van 22 januari 2025 schriftelijk bevestigd aan de consument, zonder vermelding van de reden tot opzegging.

De conclusie
De conclusie uit het voorgaande is dat de plaatsingsovereenkomst niet rechtsgeldig door de ondernemer is opgezegd. De klacht van de consument zal dan ook gegrond worden verklaard. Gelet hierop zal de commissie bepalen dat de plaatsingsovereenkomst in stand is gebleven en dat de opvang van de zoon dient te worden hervat.

Klachtengeld
Nu de klacht van de consument gegrond wordt verklaard, dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie het door de consument betaalde klachtengeld te vergoeden.

Beslissing

De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat er geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging van de overeenkomst, dat derhalve de plaatsingsovereenkomst tussen de consument en de ondernemer in stand is gebleven en dat de opvang van de zoon dient te worden hervat;
– bepaalt dat de ondernemer aan de consument vergoedt het door de consument klachtengeld van
€ 25,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. L. Verheij, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R.H.W. Theuns-van Waasdijk, secretaris, op 17 februari 2025.

Ster


Tijdens de meivakantie (t/m 2 mei) zijn wij vanaf 13.00 telefonisch niet bereikbaar. Op 5 mei zijn wij vanwege Bevrijdingsdag gesloten. U kunt uiteraard altijd gebruikmaken van het contactformulier.