Commissie: kinderopvang
Categorie: opzegging
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: -
Uitkomst: bindend advies
Referentiecode:
635130/648892
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer gerechtigd was om de overeenkomsten voor de opvang van de zoons van de consument op de Buitenschoolse opvang van de ondernemer (hierna: BSO) eenzijdig te beëindigen. In een gesprek, voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten, heeft de ondernemer de consument geïnformeerd dat de BSO niet samenwerkt met de basisschool en dat de kinderen hierdoor niet worden gebracht naar de opvang. De consument is derhalve op zoek gegaan naar een gastouder. Ondernemer heeft echter een overeenkomst gestuurd, waardoor consument ervanuit ging dat het vervoer werd geregeld. Ondernemer kwam achter deze verwarring en beëindigde derhalve de overeenkomst met drie alternatieve opties, namelijk om de zoons op te vangen bij een andere BSO locatie van ondernemer, om hen op te laten halen door de moeder of om consumenten de vervoerskosten te laten betalen. De maand overbruggingsperiode was te kort, waardoor consument tevens stelt dat de overeenkomst niet gerechtigd was om eenzijdig op te zeggen. Ondernemer meent echter dat de consument voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op verschillende wijzen geïnformeerd is over het feit dat de BSO niet samenwerkt met de basisschool. De klacht dient derhalve ongegrond te worden verklaard. Het enkele feit dat de ondernemer alsnog de overeenkomsten heeft gestuurd naar consument rechtvaardigt naar het oordeel van de commissie niet zonder meer de conclusie dat de consument er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de ondernemer zou zorgen voor het vervoer. De klacht van consument wordt derhalve door de commissie ongegrond verklaard.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer gerechtigd was om de overeenkomsten voor de opvang van de zoons van de consument op de Buitenschoolse opvang van de ondernemer (hierna: BSO) eenzijdig te beëindigen.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit erop neer dat de ondernemer niet gerechtigd was om de overeenkomsten voor de opvang van de zoons van de consument (hierna: de zoons) eenzijdig te beëindigen. Zij heeft hiertoe ter zitting mondeling het volgende aangevoerd.
In een gesprek, voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten, heeft de ondernemer de consument geïnformeerd dat de BSO niet samenwerkt met de basisschool van de zoons van de consument (hierna: de zoons) en dus geen kinderen ophaalt van deze basisschool en brengt naar de BSO. De consument is daarom opzoek gegaan naar een gastouder voor de opvang van haar zoons. De ondernemer stuurde echter achteraf naar de consument alsnog de overeenkomsten voor de opvang van de zoons bij de BSO. De consument dacht dat dit betekende dat het vervoer van haar zoons naar de BSO nu wel geregeld was. De consument heeft de BSO gebeld met de vraag of het ontvangen van de overeenkomsten betekende dat het vervoer geregeld was voor haar zoons en een medewerker van de BSO antwoordde iets in de trant van: “dan zal het wel goed zijn”. Zij heeft daarom de overeenkomsten getekend.
Op 23 augustus 2024, drie dagen voor de aanvang van de opvang van de zoons, heeft de ondernemer echter de overeenkomsten beëindigd per 23 september 2024, omdat de ondernemer de zoons niet kon ophalen van de basisschool. De ondernemer heeft daarbij de volgende drie alternatieve opties aangeboden, maar dat was geen oplossing voor de consument.
– De zoons zouden kunnen worden opgevangen op een andere BSO locatie van de ondernemer; [naam locatie]. Eén van de zoons heeft echter een slechte ervaring met deze BSO locatie, waardoor dit geen optie is voor de consument.
– De consument zou haar zoons zelf moeten brengen naar de BSO. Dit kan niet, omdat de consument dan werkt.
– De consument zou moeten betalen voor het vervoer van haar zoons naar de BSO. Dit is te duur voor de consument.
De maand overbruggingsperiode die de ondernemer aan de consument heeft geboden is te kort voor het vinden van een andere opvang voor de zoons.
De consument verzoekt de commissie daarom te bepalen dat de ondernemer niet gerechtigd was om de overeenkomsten eenzijdig te beëindigen.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd tegen de klacht van de consument. In de kern komt dit verweer op het volgende neer.
De ondernemer heeft de consument voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op verschillende wijzen geïnformeerd over het feit dat de BSO niet samenwerkt met de basisschool van de zoons en dus geen kinderen van die basisschool ophaalt. Bij de inschrijving van een kind op de website van de ondernemer zie je met welke basisscholen de BSO samenwerkt en voor welke basisscholen het vervoer dus is geregeld. De basisschool van de zoons staat daar niet bij. Daarnaast staat in de algemene voorwaarden van de ondernemer dat het vervoer naar de BSO niet is geregeld bij de basisscholen waarmee de BSO niet samenwerkt.
De BSO heeft geen personeel beschikbaar om de zoons op te halen van hun basisschool. De ondernemer heeft daarom voorgesteld aan de consument dat zij zelf het vervoer van haar zoons naar de BSO regelt of dat de zoons voortaan worden opgevangen op de BSO locatie [naam locatie]. Nu de consument dit aanbod heeft afgewezen, kon de ondernemer niet anders dan de overeenkomsten beëindigen.
De ondernemer verzoekt de commissie daarom om de klacht van de consument ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
Inleiding
Partijen hebben op 24 mei 2024 twee overeenkomsten gesloten voor de opvang van de zoons op de BSO van de ondernemer, locatie [naam locatie], voor de periode van 26 augustus 2024 tot 19 april 2029, respectievelijk 17 april 2031. Bij e-mail van 23 augustus 2024 heeft de ondernemer de overeenkomsten eenzijdig beëindigd per 23 september 2024. De reden die de ondernemer heeft gegeven voor het beëindigen van de overeenkomsten is dat de BSO niet samenwerkt met de basisschool van de zoons en de zoons dus niet kan ophalen van deze basisschool.
In geschil is of de ondernemer gerechtigd was om de overeenkomsten voor de opvang van de zoons om voornoemde reden eenzijdig te beëindigen.
Eenzijdige opzegging wegens geen vervoer
Niet in geschil is dat de ondernemer voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten de consument heeft geïnformeerd dat de BSO niet samenwerkt met de basisschool van de zoons en de zoons dus niet kan ophalen van deze basisschool en brengen naar de BSO.
Ter zitting verklaarde de consument dat zij concludeerde dat de vervoersproblemen waren opgelost, aangezien de ondernemer haar alsnog de overeenkomsten stuurde. De commissie volgt de consument niet in haar conclusie. Het enkele feit dat de ondernemer alsnog de overeenkomsten heeft gestuurd naar de consument rechtvaardigt naar het oordeel van de commissie niet zonder meer de conclusie dat de consument er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de ondernemer (ondanks eerdere mededelingen hierover) toch zou zorgen voor het vervoer van de zoons naar de BSO. Ook de reactie van een medewerker (“dan zal het wel goed zijn”) op de vraag van de consument hierover is naar het oordeel van de commissie, onvoldoende om zekerheid te verkrijgen. Het had op de weg van de consument gelegen om zich ervan te verzekeren dat het vervoer definitief geregeld was alvorens de overeenkomsten te tekenen.
De conclusie uit het voorgaande is dan ook dat de ondernemer gerechtigd was om de overeenkomsten te beëindigen per 23 september 2024. De zoons kunnen immers wegens een gebrek aan vervoer naar de BSO niet worden opgevangen door de ondernemer en dit is door de ondernemer voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten voldoende duidelijk gemaakt aan de consument. De commissie zal de klacht van de consument daarom ongegrond verklaren en het verzoek van de consument afwijzen.
Klachtengeld
Nu de klacht van de consument ongegrond wordt verklaard, dient het klachtengeld overeenkomstig het reglement van de commissie voor rekening van de consument te komen. De consument heeft het klachtengeld reeds aan de commissie voldaan, zodat daarover niet meer behoeft te worden beslist.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument ongegrond,
– wijst het verzoek van de consument af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. T. Blom , de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr.
R.H.W. Theuns-van Waasdijk, secretaris, op 15 oktober 2024.