
Commissie: kinderopvang
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
641400/748950
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument is het niet eens met de eenzijdige beëindiging van de buitenschoolse opvang (BSO) van zijn kinderen na hun overstap naar een andere school. Hij stelt dat hij erop mocht vertrouwen dat de opvang zou doorlopen, aangezien zijn kinderen al jarenlang bij de ondernemer in opvang waren en er geen expliciete voorwaarden waren die dit uitsloten. De ondernemer voert aan dat de beëindiging voortkomt uit een beleidswijziging waarbij elke basisschool exclusief wordt gekoppeld aan één BSO-locatie, wat al sinds 2022 geldt. Volgens de ondernemer is deze wijziging noodzakelijk voor een efficiënte organisatie en een pedagogisch verantwoord opvangbeleid. De commissie oordeelt dat de ondernemer de beleidswijziging voldoende duidelijk heeft gecommuniceerd en dat de consument tijdig op de hoogte was van de gevolgen van een schoolwissel. Bovendien heeft de ondernemer een coulanceregeling aangeboden om de overgang te vergemakkelijken. Omdat de consument ervoor heeft gekozen de kinderen naar een andere school over te plaatsen zonder vooraf zekerheid te verkrijgen over de BSO, moet hij de gevolgen daarvan accepteren. De commissie acht het beleid van de ondernemer redelijk en ziet geen verplichting om de opvang voort te zetten. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer de buitenschoolse opvang (hierna: BSO) van de kinderen van de consument eenzijdig mocht beëindigen.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De consument stelt dat de eenzijdige opzegging van de overeenkomst door de ondernemer onrechtmatig is. De consument mocht verwachten dat zij onder de oude overgangsregeling van de ondernemer viel en dat de BSO voor kinderen gecontinueerd zou worden. Dit vertrouwen was gebaseerd op het feit dat zijn kinderen vóór hun schoolwisseling al gebruikmaakten van de BSO van de ondernemer. Hij ging ervan uit dat de overstap naar een andere school geen invloed zou hebben op het bestaande BSO-contract, aangezien de kinderen al jaren BSO genoten bij de ondernemer en er geen expliciete voorwaarden waren die bepaalden dat een schoolwissel tot beëindiging van het contract zou leiden.
De opzegging is bovendien onredelijk, omdat deze een zware belasting legt op zijn kinderen, die nu geconfronteerd worden met onzekerheid en veranderingen in hun BSO-situatie. Dit heeft directe gevolgen voor hun stabiliteit en welzijn, terwijl de ondernemer geen aantoonbare noodzaak heeft om hun BSO stop te zetten.
Verder stelt de consument dat er geen wijzigingsbeding in de aanvullende voorwaarden was opgenomen op het moment dat de BSO werd beëindigd. Hoewel de ondernemer later heeft verwezen naar een beleidswijziging per 1 februari 2024, stelt de consument dat deze wijziging niet met terugwerkende kracht kan worden toegepast en dat deze eenzijdige wijziging geen juridische basis heeft.
De consument verzoekt de commissie de ondernemer te verplichten de BSO voor zijn kinderen te continueren totdat er een volledige alternatieve oplossing is gevonden.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De beëindiging van de BSO van de kinderen van de consument vloeit voort uit een strategische beleidswijziging die noodzakelijk was om een consistent en pedagogisch verantwoord beleid binnen het kindcentrum te waarborgen. Deze beleidswijziging heeft als doel een nauwe samenwerking tussen basisscholen en BSO-locaties te faciliteren, waarbij elke basisschool exclusief wordt gekoppeld aan één BSO-locatie. Dit maakt een efficiënte planning en een geïntegreerd dagarrangement mogelijk, wat uiteindelijk ten goede komt aan het pedagogische gedachtegoed van het kindcentrum.
De ondernemer benadrukt dat in het kader van deze beleidswijziging een overgangsregeling is getroffen voor kinderen die vóór 12 januari 2022 reeds gebruik maakten van de BSO en de [naam]l bezochten. Deze regeling hield in dat broertjes, zusjes en kinderen die ná die datum instroomden op de [naam] niet meer in aanmerking komen voor BSO bij de betreffende BSO-locatie. Deze voorwaarden zijn vanaf 2021 consistent en herhaaldelijk gecommuniceerd met de ouders via brieven, de oudercommissie en het ouderportaal.
Volgens de ondernemer zijn uitzonderingen op deze beleidslijn niet wenselijk, omdat dit de integrale visie van het kindcentrum ondermijnt en tot organisatorische en logistieke problemen leidt. De BSO van kinderen van verschillende basisscholen op één locatie is in strijd met de pedagogische doelen en de gewenste samenwerking tussen basisschool en BSO.
De ondernemer stelt dat zorgvuldig is gehandeld in de uitvoering van de beleidswijziging. Ouders zijn tijdig en uitgebreid geïnformeerd over de gevolgen van de beëindiging van de samenwerking met de [naam], waardoor zij voldoende gelegenheid hebben gehad om alternatieve BSO te regelen. In het geval van de consument is de beëindiging van de overeenkomst bovendien met enkele maanden uitgesteld, om extra ruimte te creëren voor een overgangsperiode.
De ondernemer is van mening dat de klacht van de consument ongegrond is. Het verzoek om BSO voort te zetten kan niet worden gehonoreerd, omdat dit in strijd is met het vastgestelde beleid en de organisatie van het kindcentrum negatief beïnvloedt.
Beoordeling van het geschil
Inleiding
De kinderen van de consument, [naam] en [naam], volgden tot en met het schooljaar 2022-2023 onderwijs op Kindcentrum [naam] en maakten gebruik van de BSO van de ondernemer. In september 2024 zijn beide kinderen op eigen initiatief overgestapt naar de [naam]l, maar bleven, op basis van een geboden coulance door de ondernemer ten behoeve van een goede overgangsperiode voor de kinderen, gebruikmaken van de BSO bij Kindcentrum [naam].
De samenwerking tussen de [naam] en de ondernemer was al beëindigd op 12 januari 2022, waardoor BSO [naam] moest sluiten. Voor de toenmalige gebruikers van BSO [naam] werd een overgangsregeling getroffen, waarbij zij tijdelijk werden opgevangen bij Kindcentrum [naam].
Op 17 juni 2024 heeft de ondernemer de consument geïnformeerd dat de kinderen van de consument niet langer gebruik konden maken van de BSO bij Kindcentrum [naam] als de kinderen zouden overstappen naar de [naam]. Dit besluit volgde uit het beleid dat nieuwe leerlingen van de [naam] niet langer door [naam] worden opgevangen. De ondernemer hanteerde hierbij een coulanceregeling van vier maanden.
Dit geschil richt zich op de vraag of de ondernemer gerechtigd was de BSO van de kinderen van de consument eenzijdig te beëindigen na de overstap naar de [naam].
De beoordeling
De commissie oordeelt dat de ondernemer de BSO-overeenkomst rechtmatig heeft beëindigd.
Uit de overgelegde stukken en verklaringen ter zitting blijkt dat de ondernemer in een brief van 17 januari 2022 expliciet heeft vermeld dat de overgangsregeling uitsluitend geldt voor kinderen die vóór 12 januari 2022 reeds gebruikmaakten van de BSO en de [naam] bezochten. De commissie acht deze communicatie voldoende duidelijk en zorgvuldig.
Tijdens de zitting heeft de commissie nagegaan of de ouders waren geïnformeerd over de mogelijke gevolgen van de schoolwisseling voor de BSO. Gelet op de e-mail van 17 juni 2024 is de commissie van oordeel dat de ouders duidelijk op de hoogte zijn gesteld van het feit dat het niet mogelijk was de BSO-plek te behouden bij het overstappen naar de [naam]. Desondanks hebben zij ervoor gekozen hun kinderen op deze school te plaatsen zonder verdere navraag bij de BSO te doen wat de consequenties daarvan voor de buitenschoolse opvang zouden zijn. De commissie acht dit een bewuste keuze van de consument, die de consequenties hiervan moeten dragen.
Ten aanzien van de overgangsregeling concludeert de commissie dat deze redelijk en proportioneel is. De ondernemer heeft gerechtvaardigd gehandeld door grenzen te stellen aan de regeling, gelet op de noodzaak een consistent pedagogisch en organisatorisch beleid binnen het kindcentrum te waarborgen.
Het toestaan van uitzonderingen bemoeilijkt de uitvoering van dat beleid en ondermijnt het integrale gedachtegoed. Aangezien de kinderen van de consument per september 2024 zijn overgestapt naar de [naam], vallen zij niet binnen de gestelde voorwaarden.
Hoewel de aanvullende voorwaarden op het moment van de beleidswijziging geen expliciet wijzigingsbeding bevatten, acht de commissie het redelijk dat de ondernemer binnen de grenzen van de Algemene Voorwaarden organisatorische wijzigingen heeft doorgevoerd. Dit is zorgvuldig gecommuniceerd aan de ouders. Het feit dat later een expliciet wijzigingsbeding is toegevoegd, doet geen afbreuk aan de rechtmatigheid van de oorspronkelijke wijzigingen.
De commissie heeft oog voor de impact op het gezin. Het vinden van alternatieve buitenschoolse opvang blijkt lastig en heeft begrijpelijkerwijs tot stress geleid. Desondanks weegt het belang van de ondernemer om een consistent beleid te voeren en praktische uitvoerbaarheid daarvan te waarborgen zwaarder dan het belang van de consument. De ondernemer heeft aangetoond dat de beleidswijziging noodzakelijk is voor het behoud van de pedagogische visie en een effectieve organisatie van het kindcentrum.
De commissie concludeert dat de ondernemer zorgvuldig en binnen de grenzen van de wet- en regelgeving heeft gehandeld. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Klachtengeld
Nu de klacht ongegrond wordt verklaard, dient het klachtengeld overeenkomstig het reglement van de commissie voor rekening van de consument te komen. De consument heeft het klachtengeld reeds aan de commissie voldaan, zodat daarover niet meer behoeft te worden beslist.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer mr. E.A.J. Vergouwen, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. P.G.L. Koolen, secretaris, op 20 januari 2025.