Wat houdt het vierogenprincipe in?
Vanaf juli 2013 geldt dat een kinderopvangorganisatie moet voldoen aan het zogenoemde vier-ogenprincipe. Dit betekent dat de houder van een kindercentrum de dagopvang op zodanige wijze organiseert, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.
Het doel en de betekenis van het vier-ogenprincipe is het creëren van een open aanspreekcultuur binnen de kinderopvangorganisatie tussen houder, medewerkers en ouders. Hoe de houder het 4 ogen-principe invult is aan hem, maar hij dient dit af te stemmen met de oudercommissie en moet het in het pedagogisch beleidsplan opnemen.
Er zijn verschillende voorbeelden uit de praktijk, zoals;
- Babyfoon in de slaapkamer
- Inzet extra groepshulp en/ of stagiaires
- Overtollig mankracht vanuit de BSO aan het eind van de middag. Aan het eind van de middag zijn er vaak minder kinderen op de BSO. Personeel wat op dat moment niet nodig is op de BSO kan op het dagverblijf wordt ingezet.
- Glazen wanden en gebruik van spiegels in hoeken
- Open en aangrenzende ruimtes
- Doorkijkgaten in deuren of muren
- Training op protocol en aanspreekcultuur.
De GGD beoordeelt uiteindelijk of een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal zich aan het vier-ogen-principe houdt.
De buitenschoolse opvang of de gastouderopvang hoeven niet te voldoen aan het vier ogen principe.
Meer informatie vindt u in de Leidraad Toezicht en handhaving op het vierogenprincipe in de dagopvang (pdf) van de GGD en het Vierogenprincipe in de praktijk (pdf) (een uitgave van Brancheorganisatie Kinderopvang en BOinK).