Commissie: BSO
Categorie: vervoer
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
179790/181252
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft het vervoer van de kinderen door de ondernemer van de school naar de buitenschoolse opvang. De kinderen van de consument worden tweemaal per week opgevangen door de ondernemer, maar de ondernemer heeft medegedeeld dat de kinderen (wonend in een bepaald gebied) die door de ondernemer worden opgevangen na de zomervakantie niet meer opgehaald zullen worden. De ondernemer heeft hiertoe besloten vanwege nijpend personeelstekort vooral bij de BSO. De chauffeur die de betreffende taxiritten verzorgde is met pensioen gegaan. Het laten rijden van een ander taxibedrijf is niet haalbaar, omdat de kosten die doorberekend zouden moeten worden aan de ouders ver boven de norm die de ondernemer wil hanteren zouden uitstijgen. Bovendien kampen taxibedrijven eveneens met personeelstekorten. De consument is het niet eens met de eenzijdige wijziging door de ondernemer en is van oordeel dat deze wijziging juridisch niet is toegestaan.
De commissie begrijpt dat de beslissing voor de consument (vervelende) gevolgen met zich meebrengt, maar de commissie is van oordeel dat er voor de ondernemer geen verplichting bestaat tot het ophalen van de kinderen op de school. In de opvangovereenkomst en in de Algemene voorwaarden staan geen regels over het ophalen van kinderen bij school voor buitenschoolse opvang. Het ophalen van de kinderen bij de school moet gezien worden als een service en niet als een recht. De consument heeft een dergelijk recht ook niet verworven. De commissie is van oordeel dat de ondernemer de consument tijdig op de hoogte heeft gebracht van de nieuwe situatie oordeelt dat de ondernemer dit ook mocht beslissen. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het vervoer van de kinderen door de ondernemer van de school naar de buitenschoolse opvang.
Standpunt van consument
Voor het standpunt van consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De kinderen van de consument worden tweemaal per week opgevangen door de ondernemer.
De ondernemer heeft medegedeeld dat de kinderen die door de ondernemer worden opgevangen na de zomervakantie van 2022 niet meer opgehaald zullen worden indien zij op een school zitten die in een ander dorp liggen dan de opvanglocatie in Beneden-Leeuwen. De ondernemer heeft hiertoe besloten in verband met personeelstekort. De consument is daardoor genoodzaakt de kinderen zelf te (laten) brengen, terwijl dat een probleem is omdat de kinderen juist buiten school worden opgevangen omdat de consument werkt. Het is geen optie de kinderen zelfstandig naar de buitenschoolse opvang te laten gaan. De ondernemer biedt geen alternatief door bijvoorbeeld een taxibedrijf in te huren.
De consument is het niet eens met de eenzijdige wijziging door de ondernemer en is van oordeel dat deze wijziging juridisch niet is toegestaan. De consument vindt het niet meer dan normaal dat de ondernemer een schadevergoeding uitkeert voor de extra kosten die de consument genoodzaakt is te maken.
De consument is immers genoodzaakt de plaatsingsovereenkomsten op te zeggen en de kinderen elders onder te brengen. Dit brengt hogere kosten met zich mee nu deze buitenschoolse opvang een hoger uurtarief hanteert.
De consument merkt tot slot op dat ten tijde van de coronacrisis de buitenschoolse opvang diverse malen dicht is geweest wegens een personeelstekort en dat de consument niettemin de kosten voor de opvang moest blijven betalen. Er werd een minimale vergoeding ter beschikking gesteld, maar deze vergoeding dekte de gemaakte kosten niet.
De consument verzoekt schadevergoeding voor de extra kosten die de consument moet maken om de kinderen bij een andere kinderopvang onder te brengen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer voert aan dat het personeelstekort binnen de kinderopvang-branche nijpend is, in het bijzonder voor de buitenschoolse opvang. In het verweerschrift wordt aangegeven dat er een vacature openstaat voor 20 uur. De werkdrukbeleving bij pedagogisch medewerkers is hoog en medewerkers zijn mede door de coronacrisis – eerder en vaker ziek. De ondernemer heeft werknemers in dienst die zwanger zijn. Bovendien zijn er werknemers uit dienst getreden, omdat zij kiezen voor een nieuwe uitdaging. De opvang van kinderen in bepaalde groepen moet daardoor op sommige dagen worden afgezegd.
De persoon die voorheen de taxiritten verzorgde voor scholen buiten Beneden-Leeuwen is met pensioen gegaan. Het laten rijden van een ander taxibedrijf is niet haalbaar, omdat de kosten die doorberekend zouden moeten worden aan de ouders ver boven de norm die de ondernemer wil hanteren zouden uitstijgen. Bovendien kampen taxibedrijven eveneens met personeelstekorten.
De ondernemer heeft gelet op het voorgaande geen andere mogelijkheid gezien het vervoer van de kinderen die op school zitten buiten Beneden-Leeuwen te beëindigen. Dit voornemen is met de oudercommissie van de ondernemer besproken.
De ondernemer heeft verder aangevoerd dat de ondernemer wettelijk gezien niet verplicht is de kinderen die op een school zitten in een dorp buiten de opvanglocatie op te halen, hetgeen te lezen is op de website van Klachtenloket Kinderopvang. Hoewel de ondernemer dit graag geregeld zou hebben, en in voorgaande jaren ook heeft gedaan, liggen de omstandigheden nu zodanig dat dit niet meer gerealiseerd kan worden.
De ondernemer is van oordeel dat er geen verplichting bestaat om de consument te compenseren met een geldbedrag.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie stelt allereerst vast dat in de opvangovereenkomst noch de Algemene voorwaarden een bepaling is opgenomen over het ophalen van kinderen bij de school voor buitenschoolse opvang. Het ophalen van de kinderen bij de school moet in zoverre gezien worden als een service en niet als een recht. De consument heeft – bij wijze van gewoonte – een dergelijk recht ook niet verworven nu de ondernemer de service in een relatief korte periode heeft verricht. De ondernemer kan de service niet meer bieden gelet op personele problemen en de te hoge kosten indien een ander taxibedrijf ingehuurd zou moeten worden.
De commissie begrijpt dat de beslissing voor de consument (vervelende) gevolgen met zich meebrengt, maar de commissie is van oordeel dat er geen verplichting bestaat tot het ophalen van de kinderen op de school.
De commissie stelt vast dat de ondernemer op 8 april 2022 de consument op de hoogte heeft gesteld van de beslissing om kinderen die op een school zitten buiten Beneden-Leeuwen niet langer op te halen per 28 augustus 2022. De commissie stelt verder vast dat deze beslissing daarvoor besproken is met de oudercommissie. De commissie is van oordeel dat de ondernemer de consument tijdig op de hoogte heeft gebracht en – gelet op de genoemde omstandigheden – hiertoe in alle redelijkheid toe heeft kunnen beslissen.
De commissie is verder van oordeel dat het feit dat de ondernemer de buitenschoolse opvang tijdens de coronacrisis enkele malen heeft moeten afzeggen niets af doet aan voorgaand oordeel. Zowel de consument als de ondernemer – en de samenleving als geheel – zijn tijdens de coronacrisis geconfronteerd met beperkende maatregelen van de overheid. Dat dit ertoe heeft geleid dat de ondernemer genoodzaakt was de buitenschoolse opvang enkele malen te sluiten kan de ondernemer niet worden aangerekend.
Gelet op het voorgaande acht de commissie van de klacht ongegrond.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klacht ongegrond;
- wijst het door de consument verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit dhr. mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van dhr. mr. N. van Gelder, (plaatsvervangend) secretaris, op 20 oktober 2022.