Commissie: kinderopvang
Categorie: overeenkomst
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
122072
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
In plaats van 2 dagen per week, wilde de ouder nog maar een dag per week opvang op de BSO. Zij heeft de opvang op donderdag opgezegd en ging er van uit dat hier ook de vakantieopvang voor de donderdag was opgezegd. Pas na een half jaar controleerde zij de facturen en merkte dat de vakantieopvang voor de donderdag doorliep. Volgens de commissie kan de vakantieopvang tussentijds beëindigd worden, maar omdat de ouder zelf pas zo laat de rekening controleerde, en hierover zodanig laat contact op nam met de ondernemer, krijgt zij niet het volledige bedrag, maar de helft van het reeds betaalde bedrag aan vakantieopvang voor de donderdagen terug.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil houdt in dat de ondernemer de terugbetaling weigert van de vergoeding voor vakantieopvang, die de consument volgens haar ten onrechte heeft betaald.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen de consument tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt van consument op het volgende neer.
De drie dochters van de consument gingen tot 12 februari 2018 op de dinsdagen en de donderdagen naar de buitenschoolse opvang bij de ondernemer. De dochters hadden bij de ondernemer ook vakantieopvang op die dagen tijdens de vakantieperioden. Op 12 januari 2018 heeft de consument de opvang op de donderdagen per e-mail aan de ondernemer opgezegd. Hoewel de consument de vakantieopvang in die e-mail niet expliciet heeft beëindigd, was het wel haar bedoeling dat de opzegging ook gold voor de donderdagen in de vakantieperioden. Van 12 februari 2018 tot 28 oktober 2018 had de consument alleen nog een contract voor de dinsdagen inclusief vakantieopvang. De consument heeft de facturen van de ondernemer maandelijks per e-mail ontvangen, maar deze telkens niet ingezien. Pas toen de consument dat in oktober 2018 wel had gedaan, is zij erachter gekomen dat op 12 februari 2018 de opvang op de donderdagen in de schoolweken was stopgezet, maar dat zij voor de vakantieopvang op de donderdagen is blijven betalen. De consument heeft de ondernemer om terugbetaling verzocht. De ondernemer stelt zich echter op het standpunt dat de consument vakantieopvang voor een heel jaar afneemt en deze gedurende het jaar niet kan beëindigen. Volgens de consument is het standpunt van de ondernemer niet terug te vinden in zijn algemene voorwaarden of in de overeenkomst. De consument is dan ook van mening dat zij recht heeft op volledige terugbetaling van € 1.191,75. Dit is het bedrag dat zij heeft betaald voor de vakantieopvang op de donderdagen in de periode van 12 februari 2018 tot 28 oktober 2018. De ondernemer heeft terugbetaling van eerst 25% van dat bedrag aangeboden; later heeft hij dat percentage verhoogd naar 50. Daarnaast zou de consument het rechtvaardig vinden als andere ouders ook hun vakantiebudget kunnen beëindigen gedurende het jaar en onder dezelfde voorwaarden, die gelden voor de beëindiging van de vaste dag buitenschoolse opvang.
Standpunt van de ondernemer
De commissie heeft van de ondernemer geen verweerschrift ontvangen naar aanleiding van de klacht van de consument. Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde e-mails van de ondernemer aan de consument en naar hetgeen de ondernemer tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt van de ondernemer op het volgende neer.
De consument heeft de kinderopvang opgezegd voor de donderdagen en is er daarbij vanuit gegaan dat de opzegging ook gold voor de donderdagen in de vakantieperioden. Dit is zo niet overgekomen bij de ondernemer en er is dus ook niet naar gehandeld, zoals blijkt uit de facturen die iedere maand aan de consument zijn gezonden. Het budget voor vakantieopvang wordt voor een jaar overeengekomen, staat voor een jaar vast en kan niet meer worden aangepast. Dat de vakantieopvang voor een jaar is, staat niet alleen in de overeenkomst en op de facturen, maar ook in de informatiemap BSO. De consument had op de facturen kunnen zien dat de vakantieopvang voor de donderdagen na 12 februari 2018 doorberekend werd, maar heeft nooit eerder dan in oktober 2018 daarop gereageerd. De ondernemer erkent dat hij bij de consument had kunnen navragen of de opzegging van de donderdag ook voor de vakantieopvang gold. Volgens de ondernemer zijn beide partijen in gebreke gebleven en daarom heeft hij de consument voorgesteld – en handhaaft hij dat voorstel nog steeds – dat elke partij de helft van het bedrag in kwestie voor haar rekening neemt.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen door hen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, het volgende overwogen.
De kinderopvangovereenkomst tussen partijen – het zogenaamde plaatsingsformulier – maakt onderscheid tussen de buitenschoolse opvang en de vakantieopvang. De vakantieopvang is in de overeenkomst uitgedrukt in een budget van 180 uren per kind per jaar. De overeengekomen plaatsingsdagen zijn zowel voor de buitenschoolse opvang als voor de vakantieopvang de dinsdagen en de donderdagen. In de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor Kinderopvang HARLEKIJN van toepassing verklaard. Deze houden voor zover van belang voor dit geschil het volgende in:
Artikel 5. Einde / wijziging van de overeenkomst
* De overeenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd ingaande de ingangsdatum die vermeld staat op de plaatsingsovereenkomst.
* (…)
* Opzegging geschiedt door ten minste 1 kalendermaand voor de gewenste datum van ingang, de wederpartij schriftelijk van het voornemen tot beëindiging in kennis te stellen.
* De per kindplaats verschuldigde vergoeding bedraagt voor het kalenderjaar waarin de overeenkomst wordt beëindigd, een naar tijd evenredig gedeelte van de jaarvergoeding.
* (…) Voor mindering van het aantal opvanguren geldt een opzegtermijn van 1 kalendermaand.
De discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de vakantieopvang gedurende een lopend jaar al dan niet beëindigd kan worden en welke financiële gevolgen dit heeft voor de consument. Artikel 5 van de algemene voorwaarden regelt in zijn algemeenheid de tussentijdse beëindiging van de overeenkomst zonder ten aanzien van die beëindiging onderscheid te maken tussen buitenschoolse opvang en vakantieopvang. Elders in de overeenkomst en in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden is geen specifieke regeling opgenomen over de tussentijdse beëindiging van de vakantieopvang. Naar het oordeel van de commissie sluit de formulering van genoemd artikel een tussentijdse beëindiging van de vakantieopvang niet uit.
Anders dan de ondernemer heeft betoogd, volgt uit de contractuele vaststelling tussen partijen van een budget vakantieopvang van 180 uur per kind per jaar niet – en dit kan daaruit redelijkerwijs ook niet volgen – dat beëindiging van de vakantieopvang gedurende het jaar niet mogelijk is. Partijen hebben hier slechts de omvang van de vakantieopvang met elkaar afgesproken. Voor het standpunt van de ondernemer acht de commissie dan ook geen grondslag aanwezig.
De consument heeft de BSO op de donderdagen opgezegd, maar niet specifiek de vakantieopvang genoemd, omdat zij dacht dat de vakantieopvang daar ook onder viel. Uitgaande van het perspectief van de consument is haar uitleg dat zij ook de beëindiging van de vakantieopvang op de donderdagen voor ogen heeft gehad, niet als een onredelijke uitleg aan te merken. In dit verband betrekt de commissie daarbij ook de definitie BSO in artikel 1 van de eerder genoemde algemene voorwaarden: Voorziening waar kinderen van 4 tot 12 jaar na schooltijd, tijdens margedagen en in vakanties kunnen worden opgevangen (…). De vakantieopvang wordt dus tot de BSO gerekend. De ondernemer had de opzegging redelijkerwijs dan ook moeten betrekken op de vakantieopvang, althans voor de duidelijkheid bij de consument moeten informeren – zoals hij zich achteraf ook heeft gerealiseerd – of de opzegging voor de donderdagen ook gold voor de vakantieopvang.
Op grond van de voorgaande overwegingen acht de commissie de klacht van de consument gegrond.
Echter, aan de consument kan wel worden tegengeworpen dat zij bij de ondernemer niet met bekwame spoed tegen de facturen heeft gereclameerd. De consument heeft zich niet de moeite getroost om de facturen, die zij na 12 februari 2018 van de ondernemer heeft ontvangen, op hun juistheid te onderzoeken. Van de consument had dat onderzoek kort na ontvangst van de facturen verwacht mogen worden. Dan had zij de onjuistheid van de facturen in één oogopslag kunnen ontdekken en daarover (nog) tijdig kunnen reclameren bij de ondernemer. De consument heeft met dat onderzoek gewacht tot oktober 2018 en ook toen pas bij de ondernemer gereclameerd over de onjuistheid van die facturen. Dat is niet meer met bekwame spoed. De gevolgen van het niet tijdig onderzoeken en reclameren komen voor rekening en risico van de consument. Nu de consument een tijdig onderzoek achterwege heeft gelaten, kon de teveel betaalde vergoeding voor de vakantieopvang oplopen tot het bedrag dat zij nu van de ondernemer terugvordert. Door niet tijdig te reclameren mocht de ondernemer er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de vergoeding voor de vakantieopvang in de eerder genoemde periode terecht in rekening was gebracht. De commissie is van oordeel dat elk van partijen in deze niet juist heeft gehandeld. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zou het dan ook onaanvaardbaar zijn indien het bedrag waar het hier om gaat geheel ten laste van één van partijen zou komen. Eveneens op grond van die maatstaven dient dan ook de helft van dat bedrag voor rekening van elk van partijen te blijven. Dit betekent dat de ondernemer nog een bedrag van € 595,88 aan de consument dient terug te betalen.
De consument heeft gesteld het rechtvaardig te vinden als andere ouders ook hun vakantiebudget kunnen beëindigen gedurende het jaar en onder dezelfde voorwaarden, die gelden voor de beëindiging van de vaste dag buitenschoolse opvang. Naar aanleiding van deze stelling heeft de ondernemer tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het onderhavige geval voor hem aanleiding is geweest om met ingang van 2019 tussentijdse beëindiging van de vakantieopvang mogelijk te maken. Dit besluit moet wel nog worden gecommuniceerd naar de ouders en het moet ook nog worden gepubliceerd. De consument heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat dit besluit aan haar wensen tegemoet komt. Tegen deze achtergrond hoeft de commissie over het verlangen van de consument geen beslissing meer te nemen.
Omdat de commissie de klacht van de consument gegrond verklaart, moet de ondernemer het door de consument betaalde klachtengeld aan hem vergoeden. Dit staat in artikel 19, eerste lid, onder a. van het reglement van de commissie.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klacht van de consument gegrond;
- bepaalt dat de ondernemer binnen 14 dagen na de op pagina 1. van dit bindend advies vermelde verzenddatum een bedrag van € 595,88 aan de consument dient te vergoeden;
- wijst het door de consument meer of anders verlangde af;
- bepaalt dat de ondernemer binnen 14 dagen na de op pagina 1. van dit bindend advies vermelde verzenddatum een bedrag van € 25,– aan de consument dient te vergoeden ter zake van het door haar betaalde klachtengeld.
Aldus beslist op 12 april 2019 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit:mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, A.J.M. van Hoesel-de Haas en mr. M. Stroetenga, leden, in aanwezigheid van mr. L.G.H. Cox, secretaris.