Tarief/uren getekende voorlopige aanbieding voor plaatsing mag niet gewijzigd worden

Klachtenloket Kinderopvang
Print Friendly, PDF & Email



Commissie: Kinderdagverblijf    Categorie: Contract    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 2009-KIN08-0084

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

De ondernemer mag geen ander tarief en aantal uren in de plaatsingsovereenkomst opnemen, als dit verschilt van de al door de consument ondertekende voorlopige aanbieding voor plaatsing, waarin alleen de startdatum nog bepaald moest worden.

Het geschil betreft de vraag of de tussen partijen overeengekomen “voorlopige aanbieding plaatsing kinderdagverblijf”, waarin het aantal uren opvang en de prijs opgenomen is, bepalend is voor de nadien te sluiten “plaatsingsovereenkomst kinderdagverblijf”.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Op 4 december 2007 heeft de ondernemer aan de consument een “voorlopige aanbieding plaatsing kinderdagverblijf” gezonden voor dagopvang van haar zoon (geboren 6 augustus 2007). Daarin zijn 1607 uren vermeld voor opvang op jaarbasis en een uurtarief van € 5,83. Als plaatsingsdatum is vermeld “Vanaf opening vestiging”. Immers de ondernemer was met nieuwbouw bezig en de exacte datum van opening was niet te voorzien. De consument heeft die voorlopige aanbieding geaccepteerd. Op 12 februari 2008 heeft de ondernemer een “plaatsingsovereenkomst kinderdagverblijf” aan de consument gezonden, waarin 1716 uren opvang op jaarbasis vermeld worden en een uurtarief van € 6,07. Als plaatsingsdatum staat 16 februari 2008 genoemd. De consument heeft uiteindelijk, na in eerste instantie het aantal uren en de prijs gewijzigd te hebben in de daarover op 4 december 2007 gemaakte afspraak, de op 12 februari 2008 aangeboden overeenkomst getekend, zij het onder protest. De consument is van mening dat de ondernemer haar in december 2007 een duidelijk omschreven, onherroepelijk aanbod heeft gedaan, hetgeen door haar aanvaard is. Sedertdien zijn haar geen wijzigingen in tarief en/of openingstijden aangekondigd. De plaatsingsovereenkomst is niet conform de aanbieding, waarmee de consument akkoord is gegaan. Van een tariefwijziging heeft de consument geen bericht ontvangen. De consument is dan ook van mening dat de ondernemer zich aan de gemaakte afspraak dient te houden.   De consument betoogt ook dat de ondernemer niet tijdig een ouderraad heeft ingesteld.   De consument verlangt, zo begrijpt de commissie, dat de ondernemer in 2008 factureert op basis van het in de “voorlopige aanbieding” overeengekomen aantal uren en het overeengekomen tarief.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Het op 4 december 2007 verstuurde aanbod had een voorlopige status aangezien geen uitsluitsel gegeven kon worden over de exacte openingsdatum van de nieuwe vestiging. In dat aanbod staan de tarieven van 2007, aangezien de ondernemer nog in afwachting was van de reacties van de verschillende ouderraden (de ondernemer heeft meer vestigingen). De feitelijke plaatsing van de zoon van de consument vond plaats in februari 2008, op welk moment de tarieven van 2008 van toepassing waren. Toen is het voorlopig aanbod uitgewerkt in een definitief aanbod middels een plaatsingsovereenkomst. De eenzijdige wijziging van de tarieven door de consument dient afgewezen te worden. De ondernemer verzoekt de commissie dan ook de klacht van de consument af te wijzen.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De ondernemer heeft allereerst ter zitting aangevoerd dat hij begrepen heeft dat de consument alleen bezwaar maakte tegen het tarief; hij is dan ook van oordeel dat de consument niet meer kan terugkomen op de getekende overeenkomst van 12 februari 2008 voor zover het om het aantal uren gaat. Dat standpunt verwerpt de commissie nu uit de overgelegde producties volgt dat de consument zowel het aantal uren als de prijs op de haar op 12 februari 2008 toegezonden overeenkomst gewijzigd heeft in het aantal uren en de prijs als vermeld in de voorlopige aanbieding. Daarmee moet het de ondernemer duidelijk geweest zijn dat de consument door ondertekening van de plaatsingsovereenkomst niet alleen onder protest over het toegepaste tarief maar ook over het aantal uren tekende.   Ter zitting is aan de orde gesteld wat partijen bedoeld hebben toen zij de voorlopige aanbieding overeenkwamen. Ter zitting heeft de ondernemer bevestigd dat de consument het voorlopige aanbod van 4 december 2007 heeft aanvaard, door ondertekening en retourzending van het voorlopige aanbod, voordat de plaatsingsovereenkomst van 12 februari 2008 werd aangeboden. Door aanbod en aanvaarding is de overeenkomst van 4 december 2007 ontstaan. De ondernemer bevestigde het standpunt van de consument dat door het ondertekenen van de voorlopige aanbieding de plaatsing definitief was, doch dat alleen de ingangsdatum nader vastgesteld moest worden. Daaruit volgt dat partijen bedoeld hebben met de voorlopige aanbieding tussen hen een overeenkomst te sluiten die alleen ten aanzien van de begindatum nadere vaststelling behoefde. Bepalend voor de verhouding tussen partijen is hetgeen zij met elkaar overeengekomen zijn. Nu in het voorgaande uitgemaakt is dat tussen partijen, behoudens ten aanzien van de aanvangsdatum, een definitieve overeenkomst gesloten is, is het uitgangspunt dat de in de overeenkomst van december 2007 genoemde uurprijs en het genoemd aantal uren tussen hen van kracht is, tenzij daarin nadien op overeengekomen wijze een wijziging opgetreden is. Daarbij is van belang dat in de voorlopige aanbieding zelf geen enkel voorbehoud is gemaakt, met name niet ten aanzien van de uurprijs en het aantal uren.   Onderdeel van de overeenkomst tussen partijen zijn, onweersproken, Algemene Voorwaarden (AV) en de door de ondernemer gehanteerde Raamovereenkomst. In de AV (artikel 9) en de Raamovereenkomst (artikel 6) is ten aanzien van de prijs bepaald dat deze met een bepaald bedrag/percentage mag stijgen, maar minimaal twee maanden tevoren (schriftelijk) aan de consument medegedeeld moet worden. Van een dergelijke mededeling voorafgaande aan de toezending van de overeenkomst van februari 2008 is niet gebleken. Conclusie is dan ook dat de ondernemer de prijs niet mag wijzigen en gehouden is de prijs die staat in de overeenkomst van december 2007 in de overeenkomst van februari 2008 te hanteren. Ten aanzien van het overeengekomen aantal uren staan noch de AV noch de Raamovereenkomst een eenzijdige wijziging toe. Dan is de conclusie dat het in december 2007 overeengekomen aantal uren bepalend is voor de verhouding tussen partijen en dan ook in de overeenkomst van februari 2008 opgenomen behoort te worden. Aldus komt de commissie tot de conclusie dat de overeenkomst van februari 2008, zolang zij tussen partijen van kracht is, dient uit te gaan van de in december 2007 overeengekomen uurprijs en van het toen overeengekomen aantal uren.   De klacht van de consument die ziet op het instellen van een oudercommissie, kan niet behandeld worden nu die klacht niet ziet op “geschillen tussen consument en ondernemer, voorzover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot door de ondernemer te leveren of geleverde diensten en/of zaken”, tot welke taak de commissie bij haar Reglement (artikel 3) beperkt is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De commissie verklaart zich onbevoegd te beslissen over de klacht ten aanzien van het instellen van de oudercommissie.   De commissie verklaart bij wijze van bindend advies dat de overeenkomst van februari 2008 opgesteld behoort te worden met inachtneming van de uurprijs en het aantal uren als vermeld in de overeenkomst van december 2007. Het op basis daarvan door de ondernemer te veel gefactureerde dient aan de consument gerestitueerd te worden.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 50,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, 23 januari 2009.