Commissie: Kinderdagverblijf
Categorie: Opzeggen en annuleren
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
2016-104672
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de opvang opgezegd halverwege de maand juni en heeft daarbij een maand opzegtermijn in acht genomen. De ondernemer zegt dat de opvang per 1 juli is opgezegd. De consument moet daarom de opvang betalen tot 1 augustus, volgens contract. Echter dit contract is al oud en de ondernemer heeft ondertussen de algemene voorwaarden gewijzigd naar de branchevoorwaarden. Daarin staat dat een opzegtermijn van een maand geldt vanaf de dag van opzegging. De commissie bepaalt dat het contract afloopt op 16 juli en niet 1 augustus.
Daarnaast zijn consument en ondernemer het niet eens over de periode van facturatie, volgens de consument is dat per maand. De commissie constateert dat de ondernemer een vier weken systeem hanteert. De consument moet enkele weken meer betalen dan zij dacht nog verschuldigd te zijn door hantering van het vier weken systeem en dat wordt door de commissie ook zo bepaald. De klacht is gedeeltelijk gegrond.
De kern van het geschil betreft de vraag op wiens initiatief en op welke datum de tussen de
consument en de ondernemer aangegane overeenkomst is beëindigd.
De consument heeft op 12 juni 2016 de klacht schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument is weggestuurd door de ondernemer en er is tegen haar geschreeuwd. Nu wil de ondernemer een opzegtermijn van twee maanden hanteren. De consument verlangt dat de commissie bepaalt dat er geen opzegtermijn gold, dan wel een opzegtermijn van maximaal één maand.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
In de tweede week van juni (2016) kreeg de consument ruzie bij de deur van de opvang met de ondernemer. Dit was aanleiding om de kinderen per direct weg te halen. Op 15 juni heeft de consument opgezegd, met inachtneming van één maand opzegtermijn komt zij dan uit op einde contract 15 juli. De consument dacht eerst dat zij tegen de eerste van de maand moest opzeggen, maar uit contact met het Klachtenloket Kinderopvang bleek haar dat de termijn gaat lopen tegen de dag van opzegging.
Volgens de consument is de maand juni al betaald. Het betreft week 25-26. De consument licht toe dat de facturen per maand worden betaald. Desgevraagd door de commissie licht zij toe dat het kan kloppen dat er in december twee facturen komen. Desondanks heeft de ondernemer ook deze weken via een incassobureau laten opeisen. De consument vindt dat zij de ondernemer niets meer verschuldigd is. Zij heeft immers door het optreden van de ondernemer nieuwe opvang moeten zoeken en daarvoor ook kosten moeten maken. Anders zou zij dubbele kosten hebben.
De consument heeft nog steeds de jaaropgave 2015 niet ontvangen. Deze facturen zijn allemaal betaald, dus er is geen reden waarom de ondernemer deze niet kan verstrekken. Zij heeft de opgave ondanks herhaald verzoek, niet gehad.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument heeft opgezegd per 1 juli 2016. Met inachtneming van een maand opzegtermijn moet zij dus de opvang tot 1 augustus 2016 betalen. De ondernemer betwist nadrukkelijk dat er een dringende reden was om op te zeggen. Zij betwist hetgeen de consument heeft gesteld daarover.
De ondernemer verzoekt – zo begrijpt de commissie – de klacht af te wijzen.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
In de opzegging heeft de consument geen reden genoemd van beëindiging. De consument had een oud contract en eigenlijk was een opzegtermijn van twee maanden overeengekomen. Later heeft de ondernemer dat coulancehalve gewijzigd naar een maand. Desgevraagd geeft de ondernemer aan dat het juist is dat zij de algemene voorwaarden heeft gewijzigd naar de branchevoorwaarden waarin een maand staat opgenomen en opzegging ingaande op de dag van opzegging in plaats van de eerst of de vijftiende van de maand. Dit is op de website wel veranderd maar niet met de consument gecommuniceerd. Volgens de ondernemer is einde contract 1 augustus 2016.
De ondernemer reserveert drie kindplaatsen voor de consument. Daarom is het van belang dat er een opzegtermijn geldt. Er was geen enkele aanleiding om het contract per direct te beëindigen.
De weken 25 tot en met 30 zijn niet voldaan door de consument. Het betreft een bedrag van ruim
€ 3.300,–. Daarnaast vordert de ondernemer rente en incassokosten. De ondernemer betwist dat de maand juni is betaald, althans de weken 25-26. De ondernemer hanteert een systeem waarbij per 4 weken wordt gefactureerd. De consument dient dit aan te tonen. Het door de consument ter zitting getoonde overzicht van betaling toont niets aan nu hierbij geen factuurnummer of weeknummer vermeld staat.
Indien de consument € 5,– administratiekosten betaalt en haar achterstand is de ondernemer bereid alsnog de jaaropgave te verstrekken.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie is allereerst van oordeel dat het voorval van omstreeks 12/13 juni 2016 geen aanleiding vormt om de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. Wat er precies is gebeurd is achteraf niet meer vast te stellen, maar naar het oordeel van de commissie hebben zich geen gebeurtenissen voorgedaan die een onmiddellijke opzegging zonder verdere financiële consequenties rechtvaardigen.
Dat gezegd hebbende, blijft over de vraag welke opzegtermijn geldt en per welke datum. Hierover merkt de commissie het volgende op. De ondernemer heeft ter zitting verklaard de algemene voorwaarden van de branche te hanteren. De ondernemer heeft een maand opzegtermijn aangeboden en is daaraan naar het oordeel van de commissie thans gebonden. Ook staat in die algemene voorwaarden – en toepassing daarvan acht de commissie in dit geval redelijk – dat een contract op ieder moment van de maand kan worden opgezegd. De commissie zal deze uitgangspunten aanhouden.
De commissie stelt vast dat de ondernemer op 15 juni 2016 de opzegging heeft bevestigd. Het versturen van deze email is door de ondernemer niet betwist. De commissie is van oordeel gelet op de toepasselijke algemene voorwaarden dat de consument niet kan worden tegengeworpen dat zij in haar opzegging uitging van de datum 1 juli 2016. Naar redelijkheid en billijkheid interpreteert de commissie dit als een opzegging tegen de eerst mogelijke datum. Dit betekent dat met inachtneming van een maand opzegtermijn het contract per 16 juli 2016 beëindigd is.
Naar het oordeel van de commissie is ter zitting voldoende komen vast te staan dat de ondernemer een vier weken systeem hanteert bij de betalingen. Dit betekent dat nu de consument de laatste betaling heeft gedaan eind mei, zoals door haar verklaard, het voor de commissie alleszins aannemelijk is dat de consument de weken 25-26 nog niet heeft voldaan middels die betaling. De consument dient derhalve de weken 25-26-27-28 nog aan de ondernemer te betalen. Dat de consument zelf kosten heeft gemaakt in die periode komt voor haar rekening en risico nu voor opzegging per direct zoals hiervoor bepaald geen aanleiding was.
De door de ondernemer gevorderde rente en gemaakte incassokosten die ondernemer heeft gemaakt voor een poging tot het innen van de openstaande factuur/facturen zullen worden afgewezen.
De commissie heeft als vast uitgangspunt dat kosten gemaakt voor rechtsbijstand als hoofdregel niet vergoed worden, tenzij sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Daarvan is in dit geval geen sprake. Gezien het feit dat de vordering van ondernemer bovendien niet geheel wordt toegewezen en ondernemer in de afhandeling ten aanzien van de opzegging ook onjuiste termijnen heeft gehanteerd, bestaat er ook overigens geen reden tot vergoeding van de gevorderde rente.
Tenslotte is de commissie van oordeel dat de jaaropgaaf 2015 aan consument verstrekt dient te worden tegen de vastgestelde vergoeding van vijf euro zonder verder te stellen voorwaarden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht deels gegrond is.
Nu de klacht van de consument gedeeltelijk gegrond wordt bevonden, beslist de commissie tevens dat de ondernemer op grond van het reglement het klachtengeld ad € 25,– aan de consument moet vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie, oordelende naar redelijkheid en billijkheid,
– verklaart de klacht van de consument gedeeltelijk gegrond;
– bepaalt dat de consument de opvangkosten voor de weken 25 tot en met 28 2016 aan de ondernemer verschuldigd is. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na datum van verzending van dit bindend advies;
– wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang en Peuterspeelzalen op 22 september 2016.