Opzeggen opvangovereenkomst zonder inachtneming van de opzegtermijn wegens veiligheidsoverwegingen

Klachtenloket Kinderopvang
Print Friendly, PDF & Email



Commissie: Kinderdagverblijf    Categorie: Opzeggen overeenkomst    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 22882/27303

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Toen de echtgenoot van de consument hun zoon van de kinderdagopvang haalde ontdekte hij een bijtwond op de wang van zijn zoon. De ouders zijn hiervan erg geschrokken. Daarom beëindigen zij de overeenkomst met als reden het niet meer kunnen waarborgen van de veiligheid. De ondernemer begrijpt dat de ouders zijn geschrokken van de bijtwond, maar stelt direct contact te hebben gezocht. Echter, de ouders waren niet bereikbaar. Daarnaast stelt de ondernemer te voldoen aan de BKR-regeling en heeft het eerdere problemen juist aangepakt. De commissie beslist dat een overeenkomst niet zonder, de overeengekomen, opzegtermijn kan worden opgezegd. Afwijken hiervan kan alleen wanneer het in stand houden van de overeenkomst naar maatstaven van de redelijkheid en billijkheid niet mogelijk is. De gestelde incidenten zijn onafhankelijk van elkaar ernstig en reden tot een gesprek, maar de incidenten kunnen de conclusie van onveiligheid niet rechtvaardigen. De ouders moeten zich houden aan de opzegtermijn.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de consument, die op grond van veiligheidsoverwegingen de opvangovereenkomst zonder inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn heeft opgezegd en de opvang van haar kinderen bij de ondernemer feitelijk heeft beëindigd, al dan niet de overeengekomen vergoeding over de opzegtermijn aan de ondernemer verschuldigd is.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De dochter en de zoon van de consument maken gebruik van de kinderdagopvang bij de ondernemer. Toen de echtgenoot van de consument op 21 januari 2020 zijn toen tien maanden oude zoon op de kinderdagopvang opgehaalde, heeft hij geconstateerd dat de zoon een flinke bijtwond had op zijn wang. De consument en haar echtgenoot zijn hiervan zodanig geschrokken dat zij de kinderopvang bij de ondernemer zowel van de zoon als van de dochter met onmiddellijke ingang hebben beëindigd.

Naar de mening van de consument kan de ondernemer de veiligheid van haar kinderen niet waarborgen. Deze mening is volgens de consument niet alleen gebaseerd op het bijtincident maar ook op een al langer bij haar bestaand onderbuikgevoel. Zo is er op 28 november 2019 een made aangetroffen in het eten van een meisje in de groep waartoe ook de dochter behoorde. Dit kan duiden op mogelijk bedorven eten. In de afgelopen maanden merkte de consument ook dat het erg druk en chaotisch was op de kinderopvang. Na het ophalen van de kinderen zijn bij hen enkele keren blauwe plekken geconstateerd. Naar aanleiding hiervan heeft de consument geen actie ondernomen, omdat kleine incidenten zich nu eenmaal altijd kunnen voordoen en zij niet gezien wilde worden als een klagende ouder. De consument heeft al enige tijd de indruk dat er te weinig begeleiding is voor het aantal kinderen dat door de ondernemer opgevangen wordt.

Gezien het bijtincident is de consument van mening dat zij voor de geldende opzegtermijn van een maand niet hoeft te betalen. De ondernemer wil de consument hierin niet volgen. In een telefoongesprek dat de consument met de ondernemer heeft gehad, heeft deze niet getracht het verloren vertrouwen van de consument in de kinderopvang terug te winnen. Hierdoor was de consument verplicht een keuze te maken: of haar kinderen naar een kinderopvang brengen waarvan zij twijfelt of de veiligheid van haar kinderen daar wel gewaarborgd is of een maand betalen voor kinderopvang maar deze vervolgens niet afnemen. De consument heeft gekozen voor de veiligheid van haar kinderen, omdat haar vertrouwen in de ondernemer was geschaad. Hoewel dit niet eenvoudig is geweest, is de consument er toch in geslaagd bij familie elders in het land opvang voor haar kinderen te vinden.

De consument is bereid de vergoeding over de maand januari 2020 volledig te betalen, maar die over de maand februari 2020 niet omdat er in deze maand geen sprake is geweest van kinderopvang. De consument vraagt zich af of de opzegtermijn in dit geval niet is komen te vervallen omdat de ondernemer de veiligheid van de kinderen niet heeft kunnen waarborgen.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer begrijpt dat de ouders geschrokken zijn van de bijtwond op de wang van hun zoon. De pedagogische medewerkers van de ondernemer doen hun uiterste best situaties als deze te voorkomen. Dit is helaas niet altijd mogelijk omdat de medewerkers met spelende kinderen te maken hebben. De pedagogisch medewerkers hebben meteen geprobeerd om de ouders telefonisch op de hoogte te stellen van het bijtincident. Beide ouders waren telefonisch niet bereikbaar. Binnen een half uur na het incident werd de zoon door zijn vader na diens werkdag opgehaald en deze is toen van het incident in kennis gesteld. De ondernemer weerspreekt de stelling van de consument dat er te weinig begeleiding is voor de kinderen die opgevangen worden. De ondernemer werkt volgens de wettelijke BKR-regeling en de naleving daarvan wordt regelmatig door de GGD gecontroleerd.

De made in het eten heeft geen betrekking op de kinderen van de consument. Deze kwestie is met de ouder van het betreffende kind besproken en netjes afgehandeld. De samenwerking met de leverancier van de maaltijden is meteen beëindigd. De ondernemer heeft de door de consument gestelde drukte en chaos niet ervaren. Het is jammer dat de consument de blauwe plekken bij haar kinderen niet aan de pedagogische medewerkers bij de overdracht van de kinderen of aan de ondernemer heeft gemeld.
Als er zaken zijn die fysiek zichtbaar zijn, dan is het van belang dat hier melding van wordt gemaakt. De ondernemer ervaart de mening van ouders nooit als klagend. Ouders en pedagogisch medewerkers staan voor de veiligheid van de kinderen en dan is het belangrijk dat door de ouders feedback gegeven wordt. In de documentatie die de ondernemer van de kinderen heeft, is ook niets terug te vinden over blauwe plekken. De ondernemer zou zeker actie hebben ondernomen als hij dit geweten had. De ondernemer is ervan overtuigd dat de veiligheid van de kinderen wordt gewaarborgd.

Er is in het door de consument aangehaalde telefoongesprek inderdaad niet getracht het vertrouwen in de kinderopvang terug te winnen. Wanneer ouders een klacht indienen en de opvang willen beëindigen, dan is daaraan allang een keuze voorafgegaan. Als de ouders al een besluit hebben genomen, dan heeft het geen zin om ouders op andere gedachten te brengen, zo is de ondernemer uit ervaring gebleken.

Wat de betaling van de kinderopvang over de maand februari 2020 betreft stelt de ondernemer zich op het standpunt dat de consument een verplichting is aangegaan. Op het door de consument ondertekende contract staat duidelijk vermeld: “Opzegtermijn plaatsing: 1 maand” en “Door ondertekening van dit plaatsingsbewijs gaat u akkoord met de Algemene voorwaarden en ontvangst van de bijlagen.”

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken het volgende overwogen.

Partijen zijn met elkaar een opvangovereenkomst aangegaan. Tussen hen is niet in geschil dat op die overeenkomst de “Algemene voorwaarden KOV “[naam kinderopvang]” vanaf 24 augustus 2015” van toepassing zijn. Voor zover van belang voor dit geschil bepalen deze voorwaarden: in artikel 10 dat de contractant de overeengekomen bedragen verschuldigd blijft, ook in het geval de contractant de overeengekomen (delen van) kindplaats(en) niet daadwerkelijk benut en in artikel 16 dat beide partijen gerechtigd zijn de overeenkomst op ieder gewenst moment op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. In beginsel dient de consument op grond van deze bepalingen ook over deze opzegtermijn te betalen, louter omdat partijen dat zo met elkaar zijn overeengekomen. Van deze verplichting kan alleen worden afgeweken voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Ter beoordeling van de commissie ligt de vraag voor of er feiten of omstandigheden zijn die een afwijking van dat beginsel rechtvaardigen.

Als grond voor de opzegging heeft de consument aangevoerd dat zij van mening is dat de ondernemer de veiligheid van haar kinderen niet kan waarborgen. De consument heeft gesteld haar mening niet alleen te baseren op het bijtincident, maar ook op een al langer bij haar bestaand onderbuikgevoel, dat zij met twee voorbeelden heeft geadstrueerd.

De commissie is allereerst van oordeel dat een onderbuikgevoel begrijpelijk is maar niet tot de conclusie kan leiden dat de ondernemer de veiligheid van de kinderen van consument niet kan waarborgen. Ook het bijtincident, de made in het eten en de enkele keren dat er bij haar kinderen blauwe plekken zijn geconstateerd zijn ernstig en zeker reden tot een gesprek, maar kunnen tezamen noch ieder afzonderlijk die conclusie van onveiligheid per se rechtvaardigen.

– Ten aanzien van het bijtincident is niet vastgesteld kunnen worden – en de stukken die aan de commissie zijn overgelegd, bieden daarvoor ook geen aanknopingspunten – hoe dit incident heeft kunnen plaatsvinden en of en, zo ja, in hoeverre dit voorval aan de ondernemer verweten kan worden, bijvoorbeeld omdat er van zijn kant onvoldoende toezicht is geweest. De consument heeft weliswaar gesteld dat zij al enige tijd de indruk had dat er te weinig begeleiding was voor het aantal kinderen dat door de ondernemer werd opgevangen, maar de ondernemer heeft hiertegen ingebracht dat hij volgens de Beroepskracht-Kindratio-regeling werkt, hetgeen de consument niet heeft betwist. De commissie moet er dan ook van uitgaan dat er geen sprake is geweest van onvoldoende toezicht.
– De kwestie van de made is door de ondernemer afgehandeld met de ouder van het kind in wiens eten de made is aangetroffen. De consument heeft gesuggereerd dat mogelijk geen sprake is geweest van een incident maar de kans bestaat dat er bij het kindercentrum bedorven eten wordt gegeven, maar heeft dit niet onderbouwd. De consument heeft ook geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan de ondernemer van het voedselincident een verwijt kan worden gemaakt. Meer voor de hand ligt dat een dergelijk verwijt aan de leverancier van de maaltijden valt te maken. De commissie merkt op dat zij de beëindiging van de samenwerking met deze leverancier een adequate reactie van de ondernemer acht.
– Blauwe plekken bij kinderen zijn vervelend maar niet altijd een indicatie van onveiligheid. Enerzijds voert de consument de blauwe plekken aan als bewijs van onvoldoende veiligheid maar anderzijds erkent zij deze daar waar zij stelt dat kleine incidenten zich nu eenmaal altijd kunnen voordoen. In dit licht bezien is de enkele constatering van de consument dat haar kinderen blauwe plekken vertoonden, onvoldoende om de veiligheid van de kinderen op de locatie van de ondernemer in twijfel te trekken.

Op grond van de voorgaande overwegingen komt de commissie tot de conclusie dat er voldoende redenen waren voor een gesprek tussen consument en ondernemer maar er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de ondernemer de veiligheid van de kinderen van de consument niet kan waarborgen. De ondernemer heeft zich dan ook terecht en op goede gronden beroepen op de artikelen 10 en 16 van de toepasselijke algemene voorwaarden. Dit betekent dat de consument ook over de opzegtermijn de met de ondernemer overeengekomen opvangvergoeding verschuldigd is. De klacht van de consument zal ongegrond worden verklaard.

De commissie hecht eraan nog het volgende op te merken. De opzegging van de overeenkomst en de feitelijke beëindiging van de kinderopvang door de consument hebben nogal abrupt plaatsgevonden. Niet gebleken is dat partijen in verband daarmee en voorafgaand daaraan nog overleg met elkaar hebben gehad.
In het licht van de stelling van de consument dat zij het vertrouwen in de kinderopvang had verloren en de ondernemer verwijt niet getracht te hebben het verloren vertrouwen terug te winnen, had van haar verwacht mogen worden dat zij – geheel los van wat haar uiteindelijke beslissing ook zou zijn – voorafgaand aan de beëindiging van de overeenkomst en kinderopvang met de ondernemer hierover in gesprek was gegaan.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de consument ongegrond.

Aldus beslist op 10 augustus 2020 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.