Commissie: kinderopvang
Categorie: opzegging overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
189906/191285
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer de opvangovereenkomsten van de consument gerechtvaardigd heeft opgezegd. Na een voorval is zonder verdere waarschuwing of enige vorm van hoor en wederhoor vanuit de ondernemer eenzijdig en per direct de opvang opgezegd van de vier kinderen van de consument. De ondernemer geeft aan dat het gedrag van de consument, meer specifiek het uiten van “schuttingtaal” tegen de vestigingsmanager op de speelplaats te midden van kinderen en medewerkers van de ondernemer als bedreigend ervaren en de onmiddellijke opzegging van de opvang is een maatregel om de veiligheid (en het gevoel van veiligheid) van kinderen, ouders en personeel te waarborgen. De commissie geeft aan dat de opvangovereenkomst is aan te merken als een overeenkomst van opdracht in de zin van de wet (artikel 7:400 en 408 BW) en deze kan worden opgezegd indien sprake is van gewichtige redenen.
Naar het oordeel van de commissie is onvoldoende komen vast te staan dat sprake was van zodanige omstandigheid dat deze als gewichtige reden aangemerkt kon worden, op grond waarvan de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid mocht worden beëindigd. Ook zijn door de ondernemer geen alternatieve oplossingen onderzocht of aangeboden aan de consument. Zo had de ondernemer in plaats van het opzeggen van de overeenkomsten ook de consument een (tijdelijk) toegangsverbod op kunnen leggen. De commissie komt tot de conclusie dat de ondernemer zorgvuldig heeft gehandeld. Van een professionele organisatie mag hierin meer worden verwacht. De klacht is gegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer de opvangovereenkomsten van de consument gerechtvaardigd heeft opgezegd.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
Na een voorval op 18 juli 2022 is zonder verdere waarschuwing of enige vorm van hoor en wederhoor vanuit de ondernemer eenzijdig en per direct de opvang opgezegd van de vier kinderen van de consument. De consument heeft hierover een klacht ingediend bij de ondernemer en kreeg als reactie dat na heroverweging het besluit werd gehandhaafd. De ondernemer heeft nooit contact opgenomen met de consument om in gesprek te gaan.
De klacht van de consument is dat de sanctie de opvang voor zijn vier kinderen op te zeggen buitenproportioneel is. Ook heeft de consument inmiddels tweemaal de algemene voorwaarden opgevraagd bij de ondernemer, maar heeft hierop geen reactie ontvangen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De ondernemer verwijst naar zijn e-mails aan de consument van 1 juli en 2 augustus 2022 zoals overgelegd door de consument. Anders dan de consument stelt, was de onmiddellijke opzegging van de opvang geen sanctie, maar een maatregel om de veiligheid (en het gevoel van veiligheid) van kinderen, ouders en personeel te waarborgen.
De voorwaarden van de ondernemer staan vermeld in de brochure zoals toegevoegd aan het dossier. Deze brochure ziet niet op de situatie zoals deze zich heeft voorgedaan omdat de ondernemer de afgelopen 34 jaar nooit een dergelijke situatie heeft meegemaakt. Volgens de ondernemer vraagt de wet dat kinderen en personeel tegen een dergelijke situatie beschermd worden.
Volgens het contract zou de dagopvang van de jongste twee kinderen van de consument eindigen op 2 augustus 2022. De consument zag mogelijkheden om de buitenschoolse opvang van de oudere twee kinderen op korte termijn te beëindigen. Blijkens de e-mail van de consument van 6 september 2022 is de familie in augustus 2022 op vakantie gegaan en heeft daarmee geen opvang nodig gehad. Hoewel volgens de ondernemer niet relevant, is de consument dus niet van de ene op de andere dag voor een groot probleem gesteld.
Beoordeling van het geschil
Ingevolge een recente uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2023:198) is de opvangovereenkomst aan te merken als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW. Artikel 7:408 BW is via de schakelbepaling van artikel 7:400 lid 2 op deze overeenkomst van toepassing. Op grond van artikel 7:408 lid 2 BW kan de ondernemer een overeenkomst opzeggen indien sprake is van gewichtige redenen.
Naar het oordeel van de commissie is een opvangovereenkomst per definitie een overeenkomst van bepaalde duur, aangezien deze in het geval van buitenschoolse opvang niet langer dan de basisschoolperiode van toepassing is. Ter beantwoording ligt dan ook de vraag voor of in het onderhavige geschil sprake is van een gewichtige reden in de zin van artikel 7:408 lid 2 BW. De commissie is niet gebleken dat de ondernemer Algemene Voorwaarden hanteert.
Uit de stukken is de commissie gebleken dat de opvangovereenkomst is opgezegd wegens gedrag van de consument, meer specifiek het uiten van “schuttingtaal” jegens de vestigingsmanager op de speelplaats te midden van kinderen en medewerkers van de ondernemer. Het taalgebruik en de houding van de consument zijn volgens de ondernemer door de vestigingsmanager en medewerkers als bedreigend ervaren. De commissie begrijpt dat de betreffende woordenwisseling heeft plaatsgevonden na een verschil van mening over het BSO-plaatsingsbeleid van de ondernemer. Uit de stukken blijkt dat tussen de ondernemer en de consument eerder een verschil van mening heeft bestaan ten aanzien van het coronabeleid. De commissie begrijpt dat de woordenwisseling ten aanzien van het plaatsingsbeleid voor de ondernemer de spreekwoordelijke druppel is geweest.
Naar het oordeel van de commissie is onvoldoende gesteld dan wel gebleken dat sprake was van zodanige omstandigheid dat deze als gewichtige reden aangemerkt kon worden, op grond waarvan de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid mocht worden beëindigd. Ook rekening houdend met hetgeen in het verleden tussen partijen is voorgevallen kan niet worden gesproken van een gewichtige reden in de zin van artikel 7:408 lid 2 BW.
Evenmin is gebleken dat de ondernemer alternatieve oplossingen heeft onderzocht of aangeboden aan de consument. Zo had de ondernemer in plaats van het opzeggen van de overeenkomsten ook de consument een (tijdelijk) toegangsverbod op kunnen leggen. Verder heeft de ondernemer de schriftelijke excuses van de consument niet aanvaard en is hij niet ingegaan op het aanbod van de consument een gesprek te voeren. Voorts is door de ondernemer geen waarschuwing gegeven inhoudende dat bij herhaling van het gedrag door de consument de overeenkomst beëindigd zou worden.
Al het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de ondernemer in de aanpak van de opzegging van de overeenkomsten niet zorgvuldig heeft gehandeld. Van een professionele organisatie mag hierin meer worden verwacht. De klacht van de consument is gegrond. De commissie heeft begrepen dat de consument ondertussen kinderopvang afneemt bij een andere ondernemer. De ondernemer zal dan ook niet worden verplicht tot voortzetting van de opvangovereenkomsten.
Nu de klacht gegrond wordt bevonden zal de commissie, conform het reglement, bepalen dat de ondernemer aan de consument het door deze betaalde klachtengeld dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag aan € 25,– aan de consument vergoedt ter zake van het klachtengeld, te voldoen binnen twee weken na de verzenddatum van dit bindend advies.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 3 maart 2023.