Commissie: Kinderdagverblijf
Categorie: Opzeggen en annuleren
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
2017-107221
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Ondernemer mag de tariefswijziging pas invoeren twee maanden nadat hij dit aan de ouders heeft gecommuniceerd. Daarom mag consument bijna een maand langer het oude tarief betalen.
Omdat de consument het hoge tarief niet wil betalen, mag de ondernemer de overeenkomst opzeggen. Hij moet wel de termijn van 2 maanden aanhouden, zoals in het contract staat. De ouder moet de laatste week van de opvang het nieuwe tarief betalen.
De consument klaagt, kort gezegd, over de opzegging van de overeenkomst door de ondernemer met ingang van 31 december 2016 vanwege het feit dat de consument de tariefsverhoging per 1 januari 2017 niet wenst te betalen.
De consument heeft de klacht op 28 november 2016 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument maakt met ingang van 1 januari 2015 gebruik van dagopvang bij het kinderdagverblijf van de ondernemer voor zijn dochter van 3 jaar. Op 23 september 2016 heeft de ondernemer aan de oudercommissie, waarvan de consument voorzitter is, laten weten dat hij de tarieven met ingang van 1 januari 2017 met 3,5% wil verhogen. De oudercommissie heeft op 19 oktober 2016 over deze tariefsverhoging een negatief advies uitgebracht. Niettemin heeft de ondernemer op 24 november 2016 aan de ouders geïnformeerd dat deze zal worden doorgevoerd. Hierover heeft tussen de ondernemer en de oudercommissie geen gesprek plaatsgevonden; de communicatie is schriftelijk verlopen. De consument heeft op 28 november 2016 laten weten dat hij de verhoging niet gerechtvaardigd vindt en niet wil accepteren. De ondernemer wil daarover niet verder in gesprek en heeft de overeenkomst op 28 november 2016 opgezegd per 31 december 2016. De consument meent dat de ondernemer de overeenkomst niet eenzijdig per deze datum kan opzeggen. Ook meent hij dat met de in zijn ogen verslechterde kwaliteit en bedrijfsvoering een prijsstijging niet gerechtvaardigd is.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende naar voren gebracht.
De consument voert deze procedure als individuele ouder en niet namens de oudercommissie. Op 8 december 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de ondernemer en de oudercommissie, maar partijen zijn toen niet nader tot elkaar gekomen en de ondernemer gaf aan dat hij de verhoging al aan de ouders had gecommuniceerd. De consument staat nog steeds open voor een gesprek.
De consument meent dat de prijsverhoging niet mag worden doorgevoerd en dat de overeenkomst moet worden voortgezet tegen het oude tarief.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 28 november 2016 heeft de consument laten weten dat hij niet akkoord gaat met de tariefsverhoging per januari 2017 en dat hij de incasso zal terugdraaien, maar wel van de kinderopvang gebruik wil blijven maken. Gezien deze mededeling heeft de ondernemer de overeenkomst per 31 december 2016 opgezegd. De ondernemer meent dat de algemene voorwaarden van de ondernemer van 2017 toepasselijk zijn. Volgens artikel 4 lid 5 van deze voorwaarden kunnen beide partijen, ook de ondernemer, de overeenkomst zonder opgave van reden opzeggen met inachtneming van de opzegtermijn van één maand. De ondernemer meent daarom dat hij de overeenkomst op 28 november 2016 kon opzeggen per 31 december 2016. De consument is als voorzitter van de oudercommissie op de hoogte van de geldende regels voor opzegging. De ondernemer meent overigens dat hij de overeenkomst kan ontbinden omdat de consument de verhoging niet wil betalen en dat de regels voor opzegging dan niet van toepassing zijn.
Daarnaast voert de ondernemer aan dat hij aan de oudercommissie diverse voorstellen heeft gedaan voor een mondeling gesprek, maar dat de oudercommissie deze data niet uitkwamen en de door de oudercommissie gedane voorstellen de ondernemer niet uitkwamen. Het negatieve advies van 19 oktober 2016 van de oudercommissie over de tariefsverhoging heeft de ondernemer op 7 november 2016 gemotiveerd weerlegd, zodat hij gerechtigd is ervan af te wijken.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende naar voren gebracht. Tussen partijen hebben zich in het verleden meerdere meningsverschillen voorgedaan. Al met al ziet de ondernemer geen mogelijkheden meer om hier in onderling overleg uit te komen.
De ondernemer verzoekt daarom, zo begrijpt de commissie, de klacht ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt vast dat de ondernemer de overeenkomst heeft opgezegd omdat de consument de tariefsverhoging per 2017 niet wil accepteren. Eventuele andere omstandigheden, zoals een in een eerder stadium verstoorde verstandhouding, vallen buiten het kader van deze procedure. Hoewel de consument deze procedure voert in hoedanigheid van zijn positie als consument en uitdrukkelijk niet als voorzitter van de oudercommissie, zal de commissie om de positie van de consument te kunnen beoordelen, ook ingaan op de door de ondernemer gevolgde procedure ten aanzien van de tariefsverhoging.
Over deze tariefsverhoging overweegt de commissie het volgende. Ingevolge artikel 1.60 van de Wet op de Kinderopvang en kwaliteitseisen Peuterspeelzalen moet de ondernemer de oudercommissie in de gelegenheid stellen advies uit te brengen over een voorgenomen besluit tot tariefswijziging en kan hij slechts van dit advies afwijken, indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet. In het algemeen geldt dat bij de beantwoording van de vraag of de ondernemer van het advies mocht afwijken, aan de commissie slechts een marginale toetsing toekomt; gekeken wordt slechts of de ondernemer in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Aan de ondernemer komt immers een bepaalde mate van vrijheid toe bij het bepalen van de tariefsverhoging, zolang deze binnen redelijke grenzen blijft. In dit geval heeft de ondernemer naar het oordeel van de commissie in de mail van 7 november 2016 voldoende gemotiveerd aangegeven waarom hij van het negatieve advies van de oudercommissie wenst af te wijken.
Voorts is de commissie van mening dat de algemene voorwaarden van de ondernemer van 2015 van toepassing zijn en niet die van 2017, die pas per 1 januari 2017 ingaan. Op grond van artikel 8 lid 2 van deze voorwaarden dient een tariefsverhoging minimaal 2 maanden van tevoren schriftelijk aan de ouders te worden medegedeeld. Ten aanzien van de verhoging is allereerst de oudercommissie in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. Nadat dit, in dit geval, negatieve advies is verkregen, is op 24 november 2016 aan de ouders definitief de tariefsverhoging medegedeeld met als ingangsdatum 1 januari 2017. Dit is echter naar het oordeel van de commissie een onjuiste ingangsdatum, nu door de commissie als startdatum 24 november 2016 wordt aangenomen, en aldus de ingangsdatum op zijn vroegst 24 januari 2017 kan zijn, uitgaande van de termijn van twee maanden.
Ten aanzien van de opzegging overweegt de commissie het volgende. Op grond van artikel 3 van de overeenkomst van 20 oktober 2014, alsmede van artikel 4 lid 5 van de algemene voorwaarden van 2015, kan de overeenkomst tussentijds door beide partijen worden opgezegd per de 1e of de 16e van de maand, met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden. In dit geval heeft de ondernemer de overeenkomst op 28 november 2016 opgezegd per 31 december 2016. De commissie is van oordeel dat, nu een opzegtermijn van twee maanden geldt per de 1e of 16e van de maand, de ondernemer de overeenkomst op 28 november 2016 pas kan opzeggen per 1 februari 2017.
De consument stelt hierover nog dat de ondernemer de overeenkomst niet eenzijdig kan opzeggen om de enkele reden dat de consument de verhoging niet wil betalen. In voormeld artikel 3 van de overeenkomst, alsmede artikel 4 lid 5 van de algemene voorwaarden, is echter niets vermeld over een reden van opzegging, zodat kennelijk wordt beoogd dat ook de ondernemer tussentijds kan opzeggen en daarbij niet gebonden is aan specifieke opzeggronden. Er dient naar het oordeel van de commissie in zo’n situatie rekening gehouden te worden met de belangen van de consument om zich aan te passen aan de op handen zijnde veranderingen, wat in concreto betekent dat er een redelijke termijn in acht moet worden genomen. De commissie is van oordeel dat door opneming van een opzegtermijn van twee maanden voldoende tegemoet gekomen is aan de belangen van de consument. De commissie is niet gebleken van omstandigheden waarbij de eisen van redelijkheid en billijkheid nopen tot een andersluidend oordeel. De commissie is derhalve van mening dat de ondernemer – gelet op de afspraken tussen partijen hierover en in het onderhavige geval – gerechtigd was tot opzegging.
Dit brengt mee dat de overeenkomst tussen partijen is opgezegd met ingang van 1 februari 2017 en dat de ondernemer gerechtigd is om per 24 januari 2017 de prijsverhoging in rekening te brengen. De consument is tot 23 januari 2017 het huidige tarief verschuldigd en over de periode 24 t/m 31 januari 2017 het nieuwe tarief.
Terzijde merkt de commissie nog het volgende op. Ten aanzien van het argument van de ondernemer dat de opzeggingsregels niet van toepassing zijn omdat hij de overeenkomst wegens het weigeren van de prijsverhoging kan ontbinden, geldt dat een overeenkomst, globaal gezegd, alleen ontbonden kan worden indien er sprake is van een dusdanig omvangrijke tekortkoming, dat dit rechtvaardigt dat de hele overeenkomst ongedaan wordt gemaakt. De weigering om de tariefsverhoging te betalen valt niet onder een ontbindingsgrond, zodat de regels voor opzegging van toepassing zijn.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie acht de klacht deels gegrond. De overeenkomst tussen partijen is opgezegd met ingang van 1 februari 2017 en de consument is met ingang van 24 januari 2017 het nieuwe tarief verschuldigd.
De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag aan € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang en Peuterspeelzalen op 19 december 2016.