Commissie: kinderopvang
Categorie: betaling
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
31367/37042
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument maakte van 2016 tot 2018 gebruik van kinderopvang bij de ondernemer. Zij wilde in 2018 opnieuw kinderopvangtoeslag aanvragen, maar had hiervoor bepaalde gegevens van de ondernemer nodig. Zij heeft de ondernemer om stukken verzocht, maar die reageert niet. De belastingdienst heeft de kinderopvangtoeslag stopgezet en teruggevorderd, omdat de gevraagde stukken niet zijn ingediend. De ondernemer stelt dat de consument gebruik heeft gemaakt van kinderopvang zonder hiervoor te betalen. Er staan namelijk nog verschillende facturen open. De ondernemer vindt het onterecht om de gegevens aan de consument te verstrekken terwijl zij de opvangkosten nog moet betalen. De commissie oordeelt enkel over het jaar 2018. De commissie acht het redelijk om van de ondernemer te verwachten dat hij de gevraagde stukken aan de consument verstrekt. Dit is ook in het belang van de ondernemer, aangezien de consument zo de kans krijgt om de kinderopvangtoeslag opnieuw aan te vragen en, als deze wordt toegekend, zo de facturen uit 2018 te voldoen.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de terbeschikkingstelling van de door de consument bij de ondernemer opgevraagde stukken, waaronder de jaaropgave 2018 en de overeenkomst tot kinderopvang.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
De consument heeft vanaf ca. oktober 2016 tot februari 2018 gebruik gemaakt van kinderopvang bij de ondernemer. De consument is sinds oktober 2018 bezig om gegevens te verkrijgen van de ondernemer, waaronder de jaaropgaaf 2018 en de overeenkomst tot kinderopvang, zodat er nogmaals kinderopvangtoeslag over 2018 aangevraagd kan worden. De ondernemer reageert echter helemaal niet. De consument wordt hiervan de dupe, gezien haar lopende MSNP-traject. Zij heeft het Klachtenloket Kinderopvang gevraagd te bemiddelen. Uit de mail van het Klachtenloket Kinderopvang van 6 mei 2020 blijkt dat het loket telefonisch en schriftelijk contact heeft gelegd met de ondernemer, maar geen reactie van de ondernemer heeft ontvangen.
Uit de door de consument overgelegde stukken blijkt dat de belastingdienst op 17 juli, 17 oktober en 6 november 2018 stukken bij de consument heeft opgevraagd in verband met de aangevraagde kinderopvangtoeslag. Omdat deze stukken niet zijn verstrekt, is de kinderopvangtoeslag per 1 januari 2018 stopgezet en over dat jaar teruggevorderd.
Ten aanzien van de stelling van de ondernemer dat de consument haar verplichtingen niet nakomt brengt de consument in de brief van 28 juli 2020 naar voren dat aan de ondernemer meerdere keren is gevraagd om stukken aan te leveren, zodat de consument kinderopvangtoeslag kan aanvragen. Zolang de stukken niet zijn aangeleverd, kan de consument geen betalingen doen omdat er geen budget is. Indien stukken aangeleverd worden, kan de kinderopvangtoeslag aangevraagd worden en kunnen de facturen betaald worden zodra de toeslag is toegekend. Daarnaast is de consument aangemeld voor een minnelijke schuldregeling. De consument had dit al veel eerder willen doen, maar dit was door de tegenwerking van de ondernemer niet mogelijk. De weigering van de ondernemer om stukken aan te leveren heeft dus grote gevolgen gehad voor de financiën van de consument.
De consument stelt als oplossing van het geschil voor dat de ondernemer de opgevraagde stukken afgeeft, zodat de kinderopvangtoeslag over 2018 met terugwerkende kracht aangevraagd kan worden en de vordering van de ondernemer betaald kan worden.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar de brief van de ondernemer van 15 juli 2020. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
De consument heeft gebruik gemaakt van kinderopvang, maar heeft de kosten daarvan niet voldaan. De ondernemer vindt het onterecht om gegevens te overleggen terwijl de consument de opvangkosten nog moet betalen. Dat de consument onder bewind staat, doet daaraan niet af. Dit had zij terstond aan de ondernemer moeten melden, hetgeen zij heeft nagelaten. De eigenaar van de onderneming is een ruimdenkend persoon die voor ieder voorval een oplossing probeert te bereiken, maar dit moet wel redelijk geschieden. Nadat de consument op 21 augustus 2018 stukken heeft opgevraagd, heeft de ondernemer bij mail van 22 augustus 2018 gereageerd. In deze mail heeft de ondernemer aan de consument laten weten dat de ondernemer de jaaropgaaf pas wil afgeven als er concrete afspraken zijn gemaakt over de openstaande facturen
De ondernemer heeft de consument veelvuldig facturen, herinneringen en aanmaningen gezonden om tot betaling over te gaan, hetgeen tot op heden niet is geschied. De ondernemer vindt dat het traject vanuit de consument onrechtmatig is gelopen en dat dit niet aan de ondernemer is te wijten.
Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt dat er ter zake van de kinderopvang nog facturen bij de ondernemer open staan van oktober 2016 tot en met februari 2018. Volgens de brief van de ondernemer van 8 oktober 2018 staat er op dat moment € 5.923,60 open. De ondernemer heeft de kinderopvang begin 2018 per mail geprobeerd op te zeggen, maar deze mail kwam niet aan. De ondernemer stelt dat mondeling is opgezegd, althans dat niets meer van de consument is vernomen en dat de ondernemer eind januari 2018 gestopt is met factureren.
De ondernemer verzoekt daarom, zo begrijpt de commissie, om de klacht van de consument ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op basis van de overgelegde stukken stelt de commissie vast dat partijen in een patstelling verkeren, doordat de ondernemer weigert de benodigde stukken te verstrekken omdat de consument het openstaande bedrag van de facturen niet heeft betaald en de consument niet kan betalen omdat zij deze stukken nodig heeft om de kinderopvangtoeslag aan te vragen en de facturen te kunnen betalen.
De commissie stelt verder vast dat de klacht zich beperkt tot het jaar 2018, zodat de commissie geen oordeel zal uitspreken over eventuele openstaande bedragen over 2016 en 2017.
Namens de consument is gesteld dat zij met ingang van ca. oktober 2016 gebruik heeft gemaakt van kinderopvang bij de ondernemer. Uit de overgelegde stukken, met name de e-mail van de ondernemer van 3 december 2018 en de daarin genoemde houding van de consument, leidt de commissie af dat de dat de overeenkomst tot kinderopvang weliswaar niet formeel is opgezegd, maar dat ondernemer eind januari 2018 heeft aangenomen dat de consument geen voortzetting van de overeenkomst meer wenste (en daarom nadien geen facturen meer heeft gestuurd). Rekening houdend met een opzegtermijn van een maand moet het er, naar het oordeel van de commissie, voor worden gehouden dat de overeenkomst eind februari 2018 is geëindigd. Hieruit volgt dat de consument nog opvangkosten over de maanden januari en februari 2018 aan de ondernemer verschuldigd is. Naar de commissie aanneemt heeft de consument recht op kinderopvangtoeslag over deze twee maanden. Indien deze aanname juist blijkt te zijn, dan heeft de belastingdienst over deze maanden de kinderopvangtoeslag ten onrechte teruggevorderd.
Onder deze omstandigheden acht de commissie het redelijk om van de ondernemer te verlangen dat hij de stukken aan de consument verstrekt, die nodig zijn voor het opnieuw en gedocumenteerd aanvragen van de kinderopvangtoeslag over de eerste twee maanden van 2018 bij de belastingdienst. Dit is ook in het belang van de ondernemer zelf, aangezien de consument daarmee in de gelegenheid wordt gesteld om de door belastingdienst in eerste instantie teruggevorderde kinderopvangtoeslag over de eerste twee maanden van 2018 opnieuw aan de vragen en, indien deze wordt toegekend, in elk geval de facturen van januari en februari 2018 aan de ondernemer (geheel of gedeeltelijk) kunnen worden voldaan. Daartoe zal het in elk geval nodig zijn dat de ondernemer een urenopgave verstrekt over de maanden januari en februari 2018 en de overeenkomst tot kinderopvang.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is in zoverre deze betrekking heeft op de maanden januari en februari 2018. Om die reden zal de commissie tevens bepalen dat de ondernemer, conform artikel 19 van het reglement, het klachtengeld aan de consument dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie beslist:
– dat de ondernemer aan de consument de stukken dient te verstrekken die nodig zijn om de kinderopvangtoeslag over de maanden januari en februari 2018 aan te vragen;
– dat deze stukken door de ondernemer verstrekt dienen te worden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies;
– dat de ondernemer, overeenkomstig het reglement van de commissie, binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies tevens een bedrag van € 25,– aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
– dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie behandelingskosten aan de commissie verschuldigd is.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw mr. H.M. Veenstra, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M.E. van Hoeken, secretaris, op 24 september 2020