Ondernemer mag uurtarief kinderopvang met 23% verhogen

Klachtenloket Kinderopvang
Print Friendly, PDF & Email



Commissie: kinderopvang    Categorie: prijs    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 19021/25991

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument is het niet eens met de tariefsverhoging van 23% per uur. Hij vindt de redenen van de ondernemer niet reëel en buiten proporties. Daarnaast stijgen de tarieven voor vaste pakketten veel minder dan de Vrije keus pakketten. De consument heeft een Vrije keus pakket. De ondernemer geeft aan dat de tariefsverhoging bij het pakket Vrije keus groter is dan bij het pakket Standaard, omdat bij het pakket Vrije keus niet alle opvangplekken optimaal benut worden. Het is voor de ondernemer niet langer haalbaar om al deze kosten op zich te nemen. De commissie vindt dat de ondernemer de prijsstijging voldoende heeft onderbouwd. Daarnaast heeft de ondernemer het proces met de oudercommissies zorgvuldig doorlopen. Ook is de prijsstijging op tijd aangekondigd. De uurtariefverhoging van 23% is dus redelijk.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de tariefsverhoging van de kinderopvang bij de ondernemer per 1 januari 2020.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

Met ingang van 12 maart 2019 maakt de consument gebruik van buitenschoolse opvang bij de ondernemer voor zijn dochter op dinsdagmiddag gedurende 15 uur per maand. Met ingang van 1 januari 2020 gaat het om 14,62 uur per maand.

De ondernemer heeft het tarief per 1 januari 2020 verhoogd van € 7,14 naar € 8,67 per uur, ofwel een verhoging van 23%.

De ondernemer heeft de prijsverhoging onderbouwd, maar de consument is van mening dat de redenen die de ondernemer aangeeft, geen prijsverhoging van 23% rechtvaardigen.
Toen de consument een opmerking over de prijsstijging maakte, kreeg hij de “tip” om een totaalpakket af te nemen, dit zou in sommige gevallen netto goedkoper zijn. Hiermee lijkt de ondernemer aan te sturen op totaalpakketten waarmee hij (ten koste van de belastingbetaler) meer kan verdienen dan aan een flexibel pakket.

De consument heeft op 22 november 2019 aan de ondernemer gevraagd of de prijsverhoging van 23% wel klopt. De ondernemer gaf aan dat de flexibele mogelijkheden meer in prijs zijn gestegen dan de niet-flexibele mogelijkheden. Flexibele mogelijkheden zijn bijvoorbeeld opvang op wisselende dagen per week, niet alle weken per jaar opvang of niet alle uren per dag opvang. Daar staat tegenover dat hij voor vaste opvang, op vaste hele dagen en in alle weken van het jaar, een lager uurtarief hanteert in zijn ‘pakket Standaard’. Dit uurtarief is gelijk aan het belastingplafond waardoor de consument over alle uren kinderopvangtoeslag kan aanvragen. De consument vindt de verhoging van 23% ondanks de onderbouwing niet reëel en zelfs buiten proporties. Doordat de tarieven voor de vaste pakketten veel minder stijgen dan voor de pakketten vrije keus, lijkt het er bovendien op dat wordt aangestuurd op vaste pakketten. Deze vallen bij de consument echter nog hoger uit dan het pakket vrije keus. De consument wenst de prijsverhoging daarom aan de commissie voor te leggen.

Als oplossing van het geschil stelt de consument voor dat de ondernemer een normale prijsverhoging doorvoert in plaats van de absurde verhoging van 23%.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

De ondernemer is van mening dat de verhoging van het uurtarief voor het pakket Vrije keus met ingang van 1 januari 2020 weliswaar fors is, maar weloverwogen en dat deze via de officiële weg en uit noodzaak tot stand is gekomen. De ondernemer vindt de prijsverhoging geoorloofd en uitlegbaar en het traject met de oudercommissies heeft hem hierin gesteund.

De ondernemer hanteert een pakket Standaard en een pakket Vrije Keus. Bij het pakket Standaard hebben de ouders opvang op vaste hele dagen en in alle weken van het jaar. Bij het pakket Vrije Keus hebben de ouders diverse keuzemogelijkheden: opvang alleen voor of alleen na schooltijd, eindtijd 17.30 uur of 18.30 uur en met of zonder opvang in de schoolvakanties. Bij opvang in de schoolvakanties kan gekozen worden voor 8 of alle weken per jaar. Dat betekent dat ouders die gebruikmaken van het pakket Vrije keus niet op alle openingsuren opvang afnemen. Op die uren en weken staat het stoeltje leeg, zonder dat daar een ander kind geplaatst kan worden. Tegenover de kosten die de ondernemer maakt, staan dan geen opbrengsten.

Tot 1 januari 2020 heeft de ondernemer deze kosten voor een groot deel voor eigen rekening genomen. In verband met de stijgende kosten is dit per 2020 niet langer haalbaar. De kosten stijgen in 2020 gemiddeld met 1,86 tot 3,9%. Zo zorgt de Wet IKK voor hogere kosten dan de overheid had berekend. Alleen al de nieuwe beroepskracht-kindratio (bkr) heeft gemiddeld een kosteneffect van 6,8% op de uurprijs, dat is 2,1% hoger dan de raming van de overheid voor 2019. Daarnaast stijgen de vaste lasten voor bijvoorbeeld huur, personeel en inkoop. De ondernemer is daarom genoodzaakt hogere kosten door te berekenen in de pakketten waarbij de ouders niet alle uren afnemen. De kosten van deze pakketten stijgen daardoor meer dan die van het pakket Standaard. Dit is noodzakelijk om de vrije, niet betaalde uren te compenseren.

Bij het pakket Standaard hoeft de ondernemer per 2020 geen leegstand in het tarief door te berekenen, zodat de prijsverhoging daarvan lager is. Voor ouders van de keuzepakketten kan het pakket Standaard daardoor een financieel aantrekkelijk alternatief zijn.
Of het inderdaad aantrekkelijker is, is afhankelijk van de kinderopvangtoeslag, die weer afhankelijk is van het benodigde aantal uren opvang, het gezinsjaarinkomen en het aantal contracturen van de minst-werkende partner. Het bruto-uurtarief van dit pakket is gelijk aan het belastingplafond, waardoor voor het volledige uurtarief kinderopvangtoeslag aangevraagd kan worden.

De ondernemer heeft met berekeningen aangetoond dat het pakket Standaard bij een lager inkomen altijd netto voordeliger is en bij een hoger inkomen alleen als er meer opvang nodig is, bijvoorbeeld als er vakantieopvang nodig is.

Om de prijsverhoging in goed overleg met de oudercommissies te kunnen invoeren, heeft de ondernemer van juni tot oktober 2019 een overlegtraject met de oudercommissies doorlopen. Op 29 augustus 2019 heeft de ondernemer het voorstel schriftelijk aan de oudercommissies voorgelegd, waarna zij vier weken de tijd hadden om te reageren. Samengevat hebben de oudercommissies begrip getoond voor de verhoging, maar wel aangeraden om de lastenverhoging bij de flexibele pakketten uit te smeren over enkele jaren. De ondernemer heeft in reactie daarop uitgelegd dat dit niet mogelijk is omdat de organisatie de kosten niet langer zelf kan dragen. Voor ouders van locaties zonder oudercommissie heeft de ondernemer op 17 september 2019 een adviesbijeenkomst georganiseerd. Op basis van alle reacties heeft de ondernemer gemeend voldoende draagvlak te hebben om het voorstel door te voeren.

De prijsstijging is tijdig aan de ouders geïnformeerd, namelijk op 22 november 2019. Dit is conform artikel 16 lid 2 van de algemene voorwaarden van de Branchevereniging Kinderopvang tijdig geweest namelijk een kalendermaand en een week voor de invoering.

Door de maatregelen rondom het coronavirus hebben de kosten een nog hogere vlucht genomen. De ondernemer heeft gehoor gegeven aan het verzoek van de overheid om gratis noodopvang te organiseren voor kinderen met ouders in cruciale beroepen en aan kwetsbare kinderen in de samenleving. Verder ontvangen de ouders gedurende de sluiting van de opvang het deel van het uurtarief boven het belastingplafond terug. Dit betekent dat de consument gedurende de coronaperiode geen kosten voor de opvang heeft. Het deel boven het belastingplafond betaalt de ondernemer uit eigen zak, hoe lastig dit voor de organisatie ook is. Tegen het licht van de huidige crisis heeft de ondernemer besloten om de uurtarieven voor de pakketten met een uurtarief boven het belastingplafond voor het komende jaar te bevriezen en per 1 januari 2021 niet te verhogen. De ondernemer noemt dit om aan te tonen dat hij op geen enkele manier de intentie heeft om de ouders te benadelen.

De ondernemer verzoekt daarom om de klacht van de consument ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Op grond van de stukken stelt de commissie vast dat partijen een overeenkomst hebben gesloten tot buitenschoolse opvang voor de dochter van de consument. Het geschil gaat over de door de ondernemer ingevoerde prijsstijging per 1 januari 2020. In het algemeen geldt dat aan de ondernemer vrijheid toekomt bij het bepalen van de tariefsverhoging, zolang deze binnen redelijke grenzen blijft. In artikel 16 lid 1 van de door de ondernemer gehanteerde Algemene Voorwaarden van de Brancheorganisatie Kinderopvang is opgenomen dat de ondernemer bevoegd is de tarieven aan te passen. In lid 2 van dit artikel is bepaald dat dat de ondernemer een prijswijziging van tevoren dient aan te kondigen. Een prijswijziging gaat niet eerder in dan één kalendermaand, vermeerderd met één week na de aankondiging.

Op 22 november 2019 heeft de ondernemer aan de ouders laten weten dat de tarieven per 1 januari 2020 verhoogd zullen worden. Voor het “Pakket Vrije Keus” waar de consument gebruikt van maakt wordt het uurtarief verhoogd van € 7,14 naar € 8,78, derhalve een verhoging van 23%.
Door de ondernemer is toegelicht dat de tariefsverhoging bij het pakket Vrije keus groter is dan bij het pakket Standaard omdat de ouders bij het pakket Vrije keus niet op alle openingsuren opvang afnemen. In die uren is de opvangplek leeg, zonder dat op die plek een ander kind geplaatst kan worden. Tot 1 januari 2020 heeft de ondernemer deze kosten voor een groot deel voor eigen rekening genomen, maar in verband met de stijgende lasten is dit per 2020 niet langer haalbaar. De ondernemer is daarom genoodzaakt een bedrag voor deze leegstand in het tarief door te berekenen. De commissie acht de prijsstijging daarmee voldoende onderbouwd.

Door de ondernemer is aangegeven dat deze prijswijziging is voorgelegd aan de oudercommissies en dat het traject met de oudercommissies zorgvuldig is doorlopen. Door een aantal oudercommissies zijn adviezen uitgebracht, waarop de ondernemer inhoudelijk heeft gereageerd. Op basis van de reacties, het begrip voor de noodzaak en het uitblijven van verdere vragen heeft de ondernemer gemeend voldoende draagvlak te hebben om het voorstel door te voeren. Op advies van de oudercommissies heeft de ondernemer de ouders op 22 november 2019 zo goed mogelijk geïnformeerd over hun persoonlijke situatie en eventuele alternatieven, zodat zij op tijd de juiste keuze konden maken. Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer het proces met de oudercommissies op deze wijze zorgvuldig doorlopen. Ook heeft de ondernemer de prijsstijging op tijd aangekondigd, namelijk een maand en een week voor de ingangsdatum.

Vorenstaande overwegingen brengen de commissie tot het oordeel dat onvoldoende aantoonbaar is gemaakt dat de prijsverhoging onvoldoende onderbouwd, dan wel niet tijdig en zorgvuldig zou zijn voorgelegd aan de oudercommissie en daarmee onredelijk zou zijn. Van doorslaggevend belang daarbij is dat bij deze vorm van flexibele opvang niet alle opvangplekken optimaal worden benut en dat vormt voor de ondernemer een gegronde (en voldoende onderbouwde) reden voor deze relatief hoge uurtariefverhoging.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de consument ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA en mevrouw mr. E.E. Aberson, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M.E. van Hoeken, secretaris, op 27 mei 2020.