Ondernemer mag plaatsing kind met epilepsie weigeren. Ondernemer kan niet gedwongen worden tot proefplaatsing.

  • Home >>
  • kinderopvang >>
Klachtenloket Kinderopvang



Commissie: kinderopvang    Categorie: weigeren overeenkomst    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 227662/228955

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil betreft de vraag of de ondernemer de opvang van de dochter van de consument mag weigeren wegens de aandoening epilepsie. Omdat nog helemaal niet duidelijk is hoe de epilepsie zich gaat ontwikkelen, wil de ondernemer de zorg en verantwoordelijkheid van het kind niet op zich nemen. De commissie is van oordeel dat gelet op de uitleg van de consumenten en de verklaring van de neuroloog opvang op een regulier kinderdagverblijf waarschijnlijk heel goed mogelijk is, maar dat de ondernemer hiertoe niet gedwongen kan worden, omdat van de medewerkers van ondernemer een medische beoordeling wordt verlangt. Bovendien kan een aanval langer dan tien minuten ernstige gevolgen hebben, zodat het meisje nauwlettend in de gaten moeten worden gehouden. Naar het oordeel van de commissie is het aan de ondernemer om te bepalen of hij deze verantwoordelijkheid bij zijn medewerkers wil en kan leggen. Dat de arts heeft aangegeven dat er geen reden is de dochter niet naar een reguliere opvang te laten gaan, betreft een medisch oordeel en gaat niet over de afwegingen die de ondernemer hiervoor moet maken. De verantwoordelijkheid komt bij de ondernemer op het moment dat de dochter van de consumenten daar wordt opgevangen. De mogelijkheid van een proefplaatsing is ter zitting besproken, maar de ondernemer heeft aangegeven dit niet te willen en hij kan hier ook niet toe verplicht worden.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de weigering van de ondernemer de dochter van de consument opvang aan te bieden wegens de aandoening van epilepsie. De dochter van de consumenten is plaatsing geweigerd, nadat zij epilepsie bleek te hebben.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer. De dochter van de consumenten is plaatsing geweigerd, nadat zij epilepsie bleek te hebben. De ondernemer heeft aangegeven de plaatsing als een risico voor de dochter en zichzelf te zien en het daarom niet verantwoord te vinden tot plaatsing over te gaan. Dit ondanks uitleg van de consumenten en een gesprek tussen de kinderneuroloog en manager waarin er werd aangegeven dat er geen medische redenen zijn de dochter van de consument niet naar een normale kinderopvang te laten gaan. De plaatsingsovereenkomst is al getekend en de consumenten willen graag dat het contract wordt nagekomen.

Standpunt van de ondernemer

De ondernemer heeft het standpunt om niet tot plaatsing van de dochter van de consumenten over te gaan ter zitting mondeling toegelicht. In de kern komt dat op het volgende neer.

Niet duidelijk is op dit moment hoe de epilepsie zich verder zal ontwikkelen. Hoe gereageerd wordt op nieuwe triggers en prikkels bij de ondernemer is ook niet bekend. Van de pedagogisch medewerkers kan niet verwacht worden dat zij deze zorg en verantwoordelijkheid op zich nemen. Het team van de ondernemer staat er niet achter om tot plaatsing over te gaan. Er is bij de ondernemer sprake van onderbezetting. De extra zorg die de opvang van de dochter van de consument met zich brengt kan de ondernemer niet leveren.

Beoordeling van het geschil

Door de consumenten wordt gesteld dat de zorg van hun dochter niet veel verschilt van de zorg en opvang van een kind zonder de epileptische aandoening die zij heeft. De dochter van de consumenten gebruikt sinds 7,5 week medicatie en heeft sinds zes weken geen nieuwe aanvallen meer gehad. Ter zitting is door de consumenten toegelicht wat een aanval inhoudt en hoe hierop gehandeld moet worden. Aangegeven is dat neusspray kan worden toegediend, mocht de aanval langer dan twee – drie minuten duren. Gebeurt dit niet, dan zal de aanval wellicht wat langer duren, maar dit heeft geen medische gevolgen. Als een aanval langer dan tien minuten aanhoudt, kan dit wel ernstige gevolgen hebben. Dit is echter nog nooit gebeurd. Door de consumenten is een brief overlegd van de kinderneuroloog, waarin wordt aangegeven dat er geen reden is de dochter van de consument niet naar reguliere opvang te laten gaan.

De commissie is van oordeel dat gelet op de uitleg van de consumenten en de verklaring van de neuroloog opvang op een regulier kinderdagverblijf waarschijnlijk heel goed mogelijk is, maar dat de ondernemer hiertoe niet gedwongen kan worden. Ondanks het gegeven dat ouders aangeven dat, sinds er gestart is met de medicatie, de aanvallen zijn afgenomen, er al weken geen aanvallen meer zijn geweest en bij een aanval ook geen acuut ingrijpen van de ondernemer wordt verwacht, brengt de opvang van een kind met een medische aandoening extra zorg en spanning met zich. Van de medewerkers van de ondernemer wordt immers, indien de dochter van de consument op de opvang een aanval krijgt, een medische beoordeling verlangt over hoe op te treden bij deze bijzondere aandoening bij een baby: wel of niet neusspray toedienen, wel of niet 112 bellen. Bovendien zal, gelet op het feit dat indien een aanval langer dan tien minuten duurt, dit ernstige gevolgen kan hebben, de dochter van de consument nauwlettend in de gaten moeten worden gehouden, om te kunnen vaststellen hoelang een aanval duurt/heeft geduurd. Het is aan de ondernemer om te bepalen of hij deze verantwoordelijkheid bij zijn medewerkers wil en kan leggen. De aandoening is nog maar kort geleden vastgesteld en behandeling is gestart. Hoewel dit vooralsnog goede resultaten geeft, is de periode van zes weken te kort om conclusies te kunnen trekken voor een verder verloop. Het gegeven dat de arts heeft aangegeven dat er geen reden is de dochter niet naar een reguliere opvang te laten gaan, betreft een medisch oordeel en gaat niet over de afwegingen die de ondernemer hiervoor moet maken. De verantwoordelijkheid komt bij de ondernemer op het moment dat de dochter van de consumenten daar wordt opgevangen. Hoewel er wellicht geen noodzaak is om van opvang af te zien, is het aan de ondernemer om deze afweging te maken. Dat de plaatsingsovereenkomst reeds is getekend, maakt dit niet anders, nu de aandoening pas bekend is geworden, nadat de overeenkomst tussen partijen is getekend en de ondernemer hiervan dus niet eerder kennis had.

Ter zitting is de mogelijkheid besproken van een proefplaatsing, zodat (het personeel van) de ondernemer kan ervaren hoe het is om de dochter van de consumenten opvang te bieden en na afloop van deze periode kan worden besloten hiermee verder te gaan of hier toch van af te zien. De consument heeft aangegeven hier positief tegenover te gaan, maar de ondernemer heeft aangegeven dit niet te willen.

De commissie vindt het een gemiste kans dat de ondernemer niet is ingegaan op het voorstel de dochter van de consument voor een proefperiode te plaatsen, maar kan de ondernemer hiertoe niet dwingen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

–             verklaart de klacht van de consument ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, de heer mr. P. P. van der Neut, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 14 september 2023.