
Commissie: kinderopvang
Categorie: ruilservice
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
202139/203086
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft het door de ondernemer aanpassen van het ruilbeleid. Volgens de consument maakt het ruiltegoed onderdeel uit van de overeenkomst, maar volgens de ondernemer is dat niet juist, omdat de afspraken rondom het afmelden en eventueel op een ander moment kunnen inzetten van dagen niet zijn opgenomen in de overeenkomst. Volgens de ondernemer staan de afspraken beschreven in een document dat geen onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de overeenkomst en gaat het hier slechts om een service (en geen recht). De commissie concludeert dat in de overeenkomst die tussen partijen is gesloten en in de van toepassing zijnde algemene voorwaarden geen bepaling is opgenomen over het ruilbeleid van de ondernemer. Het ruilbeleid/afwezigheidstegoed staat beschreven in de dienstvoorwaarden van de ondernemer en dat is geen onderdeel van de overeenkomst en daaraan kunnen naar het oordeel van de commissie geen rechten worden ontleend. De ondernemer is vrij deze diensten te wijzigen/beëindigen. De termijn tussen de aankondiging dat de ruilservice wordt aangepast/beëindigd en de daadwerkelijke beëindiging van de ruilservice is erg kort, maar kan niet leiden tot toewijzing van een vergoeding aan de consument, omdat het voor de ondernemer niet verboden is deze service te wijzigen of te beëindigen.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het aanpassen van het ruilbeleid door de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.
De consument maakt ten behoeve van zijn dochter gebruik van de opvang van de ondernemer. Op 24 oktober 2022 heeft de ondernemer eenzijdig besloten de ruiltegoeden aan te passen per 1 januari 2023. Sindsdien wordt er geen ruiltegoed meer toegekend bij het afmelden van een opvangdag. Daarnaast is al het opgebouwde ruiltegoed vervallen per 1 januari 2023. Er kan nog slechts extra opvang worden afgenomen als daarvoor wordt betaald.
Het ruiltegoed maakt onderdeel uit van de overeenkomst, nu deze is opgenomen in de dienstvoorwaarden van de ondernemer en die dus onlosmakelijk verbonden zijn met de overeenkomst. Dit blijkt ook uit artikel 5 van de algemene voorwaarden. De door de ondernemer genoemde reden – het personeelstekort – is geen zwaarwegende reden op grond waarvan de overeenkomst eenzijdig mag worden gewijzigd. De ondernemer had hier immers al jaren op kunnen anticiperen. Het onverkort blijven plaatsen van kinderen, zonder de nieuwe contracten ten aanzien van het ruiltegoed aan te passen, komt voor rekening van de ondernemer. De consument acht het bovendien opmerkelijk dat het bij beschikbaarheid wél mogelijk is tegen betaling extra dagen bij te kopen.
De consument is van mening dat de wijziging niet is toegestaan en wenst zijn ruiltegoed (6,5 dagen) te behouden, ruiltegoed te kunnen blijven opbouwen en in de toekomst te kunnen blijven inzetten.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De ondernemer heeft te maken met een groot personeelstekort en een enorm hoge werkdruk. Als gevolg hiervan heeft de ondernemer in 2022 steeds minder verzoeken om te ruilen kunnen honoreren. Het wijzigen van de ruilservice is voor de ondernemer een manier geweest om de werkdruk te verlagen en daarmee nog meer uitval van medewerkers te voorkomen. Wisselingen op de groep zorgen voor extra belasting bij het personeel. Het verschil wordt nu al gemerkt. Door de wijziging is er meer rust op de groepen.
Volgens de consument is het ruiltegoed onderdeel van de overeenkomst maar dat is niet juist. De afspraken rondom het afmelden en eventueel op een ander moment kunnen inzetten van dagen zijn niet opgenomen in de overeenkomst, maar staan beschreven in een document dat geen onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de overeenkomst. Bovendien betreft het slechts een service.
De ondernemer is zich ervan bewust dat een termijn van twee maanden kort is, maar zij heeft die termijn bewust niet langer gemaakt. De ondernemer vindt het tegenover de ouders niet redelijk hen in naam een service aan te blijven bieden, als zij daar in de praktijk geen gebruik van kunnen maken. Er was in de zomer van 2022 al een brief naar ouders gestuurd met daarin de opmerking dat het lastig was de ruiltegoeden in te kunnen zetten.
Beoordeling van het geschil
De consument heeft een klacht ingediend tegen de ondernemer. Een andere ouder, die ook gebruikmaakt van de opvang van de ondernemer, heeft recent een soortgelijke klacht tegen de ondernemer ingediend. De commissie heeft op 15 mei 2023 op deze klacht beslist. De omstandigheden en de klachten zijn in onderhavige zaak vergelijkbaar, zodat de commissie geen aanleiding ziet andersluidend te beslissen. De commissie zal dan ook aansluiten bij haar bindend advies van 15 mei 2023, dat als volgt luidt:
“Op de plaatsingsovereenkomst die partijen hebben gesloten zijn de Algemene Voorwaarden van de branchevereniging van toepassing. In de door partijen gesloten overeenkomst noch in de van toepassing zijnde Algemene voorwaarden is een bepaling opgenomen ter zake het ruilbeleid van de ondernemer. Het ruilbeleid/afwezigheidstegoed staat beschreven in de dienstvoorwaarden van de ondernemer.
De commissie kwalificeert de dienstvoorwaarden niet als onderdeel van de tussen partijen bestaande overeenkomst. Aan deze voorwaarden kunnen geen rechten worden ontleend. Het staat de ondernemer dan ook vrij deze diensten te wijzigen dan wel te beëindigen.
Zoals de commissie in een eerdere uitspraak reeds heeft overwogen, is de termijn tussen de aankondiging dat de ruilservice wordt aangepast/beëindigd, te weten 24 oktober 2022 en de daadwerkelijke beëindiging van de ruilservice per 1 januari 2023 erg kort en heeft de consument hierdoor onvoldoende ruimte gekregen zijn opgebouwde dagen nog in te zetten. Het was zorgvuldiger geweest als de ondernemer de aankondiging eerder had gedaan of bestaande klanten meer tijd had gegeven de opgebouwde dagen alsnog te gebruiken. Deze handelwijze van de ondernemer kan echter niet leiden tot een toewijzing van de vordering van de consument, omdat, zoals hiervoor reeds overwogen, het aan de ondernemer is een dergelijke service te wijzigen of te beëindigen.”
Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht van de consument ongegrond verklaren en de door hem verzochte instandhouding van de oorspronkelijke geldigheidsduur van het door hem opgebouwde ruiltegoed afwijzen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument ongegrond;
– wijst af het door de consument verlangde.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer drs. T. Blom, de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 3 juli 2023.