Commissie: kinderopvang
Categorie: overeenkomst
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
32947/50384
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument klaagt over de opzegging bij de ondernemer. De consument heeft haar kind per 15 november 2019 uitgeschreven wegens de kwaliteit van de dienstverlening van de ondernemer. De ondernemer heeft de uitschrijving niet goed verwerkt, waardoor de ondernemer nog steeds kinderopvangtoeslag kreeg en de consument in problemen is gekomen met de belastingdienst. De ondernemer geeft aan dat de consument na de opzegging nog steeds gebruik heeft gemaakt van de opvang. Daarnaast is de consument zelf verantwoordelijk voor het beëindigen van de kinderopvangtoeslag. Dit is namelijk persoonsgebonden. De commissie oordeelt dat de consument zelf verantwoordelijk is voor de opzegging bij de belastingdienst. Echter, als de ondernemer bedragen heeft ontvangen in een periode waarin er geen contractuele relatie bestond tussen partijen, dan heeft de ondernemer zich ongerechtvaardigd verrijkt en moeten de ontvangen bedragen van de belastingdienst terugbetaald worden. Aangezien dit hier nu het geval is, moet de ondernemer de consument het bedrag dat zij terug moet betalen aan de belastingdienst vergoeden. De klacht is gegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft een discussie over de opzegging van de overeenkomst en een terugbetaling van gelden van de belastingdienst.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft haar kind per email van 15 november 2019 uitgeschreven wegens de kwaliteit van dienstverlening. Haar kind zou 18 december 2019 voor het laatst gebruik maken van de opvang. De ondernemer heeft de uitschrijving niet goed verwerkt, waardoor de consument nu in de problemen komt met de belastingdienst. De ondernemer reageert niet of onduidelijk op haar berichten en handelde onprofessioneel richting haar.
De consument verlangt een schadevergoeding van € 1.300,–, zijnde het bedrag dat zij aan de belastingdienst moest betalen.
Toelichting ter zitting
Ter zitting heeft de consument haar standpunt nader toegelicht. In de kern komt haar toelichting op het volgende neer, waarbij de commissie zich heeft geconcentreerd op de voor de beslissing relevante informatie.
De consument betwist dat haar kind na 18 december 2019 nog naar de opvang is geweest. In februari 2020 werd haar dochter 4 jaar dus toen was opvang helemaal niet meer nodig. In januari 2020 had ze al wendagen op school. Er zijn meerdere incidenten geweest die de consument deden besluiten de opvang op te zeggen. Tijdens een van die keren is de consument disrespectvol behandeld bij binnenkomst. Toen is zij langs de directeur gegaan. Het had de ondernemer duidelijk moeten zijn dat de consument had opgezegd.
Zij heeft wel degelijk op de juiste wijze de overeenkomst opgezegd. Omdat de ondernemer zogenaamd niks had ontvangen, heeft de consument enkel haar oorspronkelijke email nogmaals toegezonden. Dat was de letterlijke tekst van de mail van 15 november, maar dan nogmaals (d.w.v. de functie knippen/plakken). Het was dus geen nieuwe mail, maar een herhaling.
Het is juist dat de consument haar dochter nog heeft ziekgemeld voor haar laatste opvangdag op 18 december. Zij heeft toen mondeling met de juf ook over het afscheid gesproken en haar dochter kreeg een tasje met spullen.
In januari 2020 heeft de consument niets van de ondernemer gehoord. Eind februari / begin maart 2020 bij haar belastingaangifte kwam de consument er pas achter dat de ondernemer nog kinderopvangtoeslag kreeg. Zij heeft toen direct met de ondernemer hierover gebeld.
De kinderopvangtoeslag is doorbetaald aan de ondernemer. Dat is voor die maanden onterecht gebeurd. De belastingdienst wil geld van de consument terugontvangen. De consument heeft hiervoor een afbetalingsregeling van 50 euro per maand bij de belastingdienst.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer erkent dat de consument op 15 november 2019 haar dochter heeft uitgeschreven. De ondernemer heeft via mail op die opzegging gereageerd. Onder de omstandigheden mocht de consument zonder opzegtermijn stoppen, dus direct in november. De consument reageerde echter niet en haar dochter bleef gebruik maken van de opvang, ook na 18 december.
De consument heeft in januari 2020 contact opgenomen. Toen is de opvang alsnog stopgezet, ditmaal met een maand opzegtermijn. De consument benadert de ondernemer op een agressieve manier. De ondernemer heeft er alles aan gedaan om met de consument in contact te komen en dit serieus te nemen.
De consument is zelf verantwoordelijk voor de kinderopvangtoeslag. De aanvraag en behandeling van de toeslag is persoonsgebonden. Kinderopvangtoeslag kan alleen door de consument worden aangevraagd/beëindigd worden. Ook de keuze om de toeslag uit te betalen aan de ondernemer is een keuze van de consument.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Kern van de klacht van de consument betreft de aanspraak van de consument op terugbetaling van belastinggelden door de ondernemer.
Uitgangspunt is dat de consument zelf verantwoordelijk is voor de opzegging richting de belastingdienst. De consument blijft ook verantwoordelijk voor terugbetaling aan de belastingdienst.
Echter, indien de ondernemer bedragen heeft ontvangen in een periode waarin geen contractuele relatie bestond tussen partijen, dan heeft de ondernemer zich ongerechtvaardigd verrijkt en dienen de ontvangen bedragen terugbetaald te worden.
Van belang daarbij is dat partijen verschillen van mening tegen welke datum de overeenkomst is opgezegd. De commissie volgt daarin uiteindelijk de consument in haar stelling, dat de opzegging is gedaan per 15 november 2019 tegen een maand opzegtermijn, waarbij haar dochter voor het laatst op 18 december 2019 zou komen. Dit is ook door de ondernemer erkend, echter stelt die zich op het standpunt dat de dochter gebruik is blijven maken van de opvang. Dit is echter niet komen vast te staan.
Uit de nader toegezonden stukken is de commissie gebleken dat de ondernemer rechtstreeks gelden ontving van de belastingdienst met betrekking tot de toeslag, in die periode (2020) ten onrechte, omdat er geen prestatie meer tegenover stond. Dit levert een ongerechtvaardigde verrijking op jegens de consument.
Wellicht ten overvloede merkt de commissie nog op dat indien de ondernemer rechtstreeks de gelden ontvangt, ook bij haar een plicht ligt de consument te waarschuwen als de betalingen doorlopen zonder dat er nog dienstverlening aan de orde is danwel als het kind gedurende vele weken zonder opgaaf van reden niet verschijnt.
De commissie kan uit de stukken niet sluitend opmaken of het gaat om driemaal toeslag dan wel viermaal. De belastingdienst claimt vier maanden, januari, februari, maart en april 2020. De ondernemer heeft een overzicht overgelegd waaruit de commissie blijkt dat ze 20 december 2019 voor januari 2020/ 20 januari 2020 voor februari 2020 en 20 februari 2020 voor maart 2020 het voorschot ontvangen hebben. De commissie acht het aannemelijk dat de maand april 2020 ook is uitbetaald, anders zal de belastingdienst dit niet terugvorderen. Dat betalingsoverzicht heeft de ondernemer niet meegestuurd en dat komt voor haar rekening en risico.
Aldus is de commissie van oordeel dat de vordering van de consument kan worden toegewezen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
• verklaart de klacht gegrond;
• bepaalt dat de ondernemer aan de consument een bedrag dient te vergoeden van € 1.300,–;
• bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie aan de consument het klachtengeld ten bedrage van € 25,– dient te vergoeden;
• bepaalt dat betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit advies;
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. drs. E.I.P.M. Weijnen, voorzitter, mevrouw A.J.M. van Hoesel – de Haas, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. C.C.J. Laenen, secretaris, op 12 februari 2021.