Ondernemer heeft geldige geen reden voor abrupte, eenzijdige beëindiging opvangovereenkomst

Klachtenloket Kinderopvang
Print Friendly, PDF & Email



Commissie: kinderopvang    Categorie: overeenkomst    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 124591/132748

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Het zoontje van de consument heeft tijdens de opvang bij de ondernemer een ongeluk gehad en moest naar de dokter. De consument is hier erg van geschrokken en wilde hierover in gesprek met de ondernemer. De ondernemer bleef zichzelf verdedigen in plaats van de consument gerust te stellen en heeft kort hierna de opvangovereenkomst opgezegd zonder opzegtermijn. De ondernemer stelt dat er een lange voorgeschiedenis aan deze klacht zit en dat de zoon van de consument al meer dan een jaar begeleid wordt in verband met zijn ontwikkeling. Volgens de ondernemer is de opzegging van de overeenkomst het gevolg van de het gedrag van de consument, zoals het uitschelden van medewerkers. De commissie oordeelt dat de ondernemer de overeenkomst onrechtmatig en onzorgvuldig heeft opgezegd. De ondernemer heeft de consument niet eerst de toegang geweigerd en niet schriftelijk en zonder waarschuwing bericht over de beëindiging. Er is geen reden voor deze abrupte, eenzijdige beëindiging van de overeenkomst. De klacht is gegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de eenzijdige opzegging door de ondernemer van de overeenkomst voor de opvang van het zoontje van de consument.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Op 18 juni 2021 heeft de zoon van de consument een ongeluk gehad tijdens het eten en drinken, doordat een glas melk op de grond is gevallen. Het zoontje is hierdoor uitgegleden en met zijn oog tegen de rand van de kruk aangekomen en daarna hard op de grond beland. De consument is hierover tijdens haar werk gebeld en werd met nadruk geadviseerd om naar de dokter te gaan. Na het ongeluk was de consument erg ongerust. In plaatst van gerust gesteld te worden bleef de ondernemer voor zichzelf opkomen en proberen uit te leggen hoe het ongeluk heeft plaatsgevonden.
Kort hierop is door de ondernemer spontaan besloten om de overeenkomst per direct te stoppen, terwijl er normaal gesproken een opzegtermijn van een maand geldt. Het was heel moeilijk om per direct een nieuwe opvang te regelen voor haar zoon. De consument vindt het heel oneerlijk. De manier waarop met de consument is omgegaan en de wijze waarop de overeenkomst is opgezegd, zit de consument erg dwars.

Ter zitting geeft de consument aan dat er geen financiële vordering is. Het bedrag dat nog is betaald over de periode dat de overeenkomst al was opgezegd, is terugbetaald door de ondernemer.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer geeft aan het erg vervelend te vinden dat dit zover heeft moeten komen. Er gaat een hele geschiedenis vooraf aan de vorming van deze klacht. De ondernemer is al ruim een jaar bezig geweest met de begeleiding van de zoon van de consument, omdat de ondernemer zich zorgen maakte over zijn ontwikkeling. Hierbij is de pedagogisch coach betrokken geweest en is met goedkeuring van de consument contact geweest met het consultatiebureau. De ondernemer heeft de verschillende gespreksverslagen hierover aan het dossier toegevoegd.

Ter zitting wordt opgemerkt dat de opzegging van het contract niet zozeer te maken heeft met het gedrag van het zoontje, maar met het gedrag van de consument. Zij heeft medewerkers meermaals uitgescholden en op een onheuse manier bejegend. De grond van beëindiging is artikel 8 lid 3 onder b van de algemene voorwaarden. De opzegging is niet schriftelijk vastgelegd of bevestigd.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Partijen zijn met ingang van 4 november 2019 een opvangovereenkomst met elkaar aangegaan voor de zoon van de consument. Partijen hebben hiertoe op of omstreeks 23 augustus 20198 een overeenkomst van opdracht ondertekend waarin de algemene voorwaarden van de ondernemer van toepassing zijn verklaard. In het schriftelijk verweer van de ondernemer is aangevoerd dat al langere tijd zorgen bestonden bij de ondernemer over de ontwikkeling en het gedrag van de zoon van de consument. Hierover zijn gesprekken gevoerd met de consument en met het consultatiebureau. Dit blijkt uit de gespreksverslagen die door de ondernemer aan de commissie zijn overgelegd. Welke concrete stappen zijn gezet ten aanzien van de gesignaleerde zorgen over de ontwikkeling van de zoon is niet duidelijk geworden. Ter zitting is verklaard dat in deze geen (zorg)protocol is doorlopen die tot een beëindiging op pedagogische gronden heeft geleid. Wel is ter zitting aangegeven dat de beëindiging niet zozeer te maken heeft met het gedrag en de ontwikkeling van de zoon, maar met het gedrag van de consument zelf. Het bevreemdt de commissie dat het schriftelijk ingediende verweer en het mondelinge standpunt ter zitting van elkaar verschillen. Wat de daadwerkelijke reden van beëindiging is geweest is daardoor onduidelijk en niet consequent.

Ten aanzien van de beëindiging merkt de commissie op dat niet is gebleken op welke wijze de voorgenomen beëindiging van het contract met de consument is besproken of dat eerst een waarschuwing is gegeven. De beëindiging is evenmin schriftelijk gebeurd, zoals op grond van artikel 8 lid 4 de Algemene voorwaarden wel het geval dient te zijn, noch is sprake geweest van een redelijke termijn van minimaal één maand. Door de ondernemer is ter zitting aangevoerd dat de beëindiging heeft plaatsgevonden op grond van artikel 8 lid 2 onder b van de algemene voorwaarden. Hierin is bepaald dat de ondernemer bevoegd is de overeenkomst op te zeggen op grond van voortduring van situaties als genoemd in artikel 9 lid 2 sub a, b en c.

In artikel 9 lid 2 sub a, b en c wordt bepaald dat de ondernemer het recht heeft het kind en/of de ouder de toegang tot de locatie te weigeren voor de duur van de periode dat een normale opvang van het kind redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht en het kind niet op de gebruikelijke wijze kan worden opgevangen. Bijvoorbeeld omdat: a. Het kind door ziekte of anderszins extra verzorgingsbehoeftig is; b. Het kind en/of de ouder een risico of bedreiging vormt voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid of veiligheid van anderen, na te zijn gewaarschuwd, tenzij een waarschuwing redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht; c. De opvang van het kind een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert.

Noch uit de stukken, noch uit hetgeen ter zitting door partijen is verklaard blijkt dat de ondernemer de toegang tot de locatie aan de consument heeft geweigerd alvorens over te gaan tot beëindiging van de overeenkomst. Dit is kennelijk direct en zonder voorafgaande schriftelijke waarschuwing gebeurd. Naar het oordeel van de commissie laten de algemene voorwaarden een dergelijke beëindiging niet toe. Het is de commissie verder niet gebleken dat er sprake is geweest van een geëscaleerde of gevaarlijke situatie die een abrupte eenzijdige mondelinge beëindiging van de overeenkomst zou kunnen rechtvaardigen.

De commissie is daarom van oordeel dat de opzegging onrechtmatig en onzorgvuldig is geweest.
Een opzegging door de ondernemer dient schriftelijk te gebeuren en is alleen mogelijk op grond van zwaarwegende redenen waarbij een redelijke opzegtermijn in acht moet worden genomen.

Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht gegrond verklaren.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– bepaalt dat de ondernemer aan de consument binnen veertien dagen na de verzenddatum van dit bindend advies een bedrag van € 25,– vergoedt ter zake van het door haar betaalde klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens en de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 20 december 2021.