Commissie: kinderopvang
Categorie: prijs
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
20385/26340
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De oudercommissie vindt dat de adviesprocedures rondom het verhogen van de minimumleeftijd van de peuteropvang en rondom een tariefsverhoging niet zijn doorlopen. Het niet naleven van de adviesprocedure rondom de tariefsverhoging is volgens de ondernemer een misverstand. De ondernemer dacht ten onrechte dat de oudercommissie het adviesrecht over de tariefswijziging had overgedragen aan de Klantenraad. De ondernemer heeft de oudercommissie omtrent het verhogen van de leeftijd van de peuteropvang niet ingeschakeld, aangezien de desbetreffende locatie in 2017 is gestart en de minimumleeftijd hier vanaf het begin 2,5 jaar was. De commissie vindt dat de ondernemer nalatig is geweest door de oudercommissie niet om advies te vragen over de tariefswijziging. De commissie heeft onvoldoende informatie om te beoordelen of er op een juiste manier een advies is uitgebracht over het verhogen van de minimumleeftijd bij de peuteropvang.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het niet consulteren van de oudercommissie bij tariefswijzigingen en de wijziging van de minimumleeftijd voor de peuteropvang.
Standpunt van de oudercommissie
Voor het standpunt van de oudercommissie verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De adviesprocedure rondom het verhogen van de minimumleeftijd van de peuteropvang is niet doorlopen. Verzoek is dan ook deze wijziging ongedaan te maken en alsnog de adviesprocedure te starten. Meer algemeen is de oudercommissie op zoek naar een manier om de oudercommissie en de daarmee gepaard gaande rechten en plichten een hogere prioriteit binnen de organisatie te geven, aangezien de adviesprocedure structureel niet wordt nageleefd, ook niet na herhaaldelijke uitdrukkelijke verzoeken. Zo is de tariefsverhoging per 1 januari 2020 niet ter advisering aan de oudercommissie voorgelegd.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Voor wat betreft het niet naleven van de adviesprocedure stelt de ondernemer dat de ondernemer inderdaad apart om een advies had moeten vragen inzake de nieuwe prijzen voor 2020.
De oudercommissie had de klantenraad immers nog niet gemandateerd. Het niet betrekken van de oudercommissie bij het vaststellen van de nieuwe tarieven berust op een misverstand. Door de ondernemer zijn hiervoor excuses aangeboden en zijn afspraken gemaakt hoe dit voortaan in overleg moet gaan gebeuren. Adviesaanvragen van na dit voorval zijn wel aan de oudercommissie voorgelegd. Het tariefvoorstel voor 2020 is alsnog aan de oudercommissie voorgelegd met het aanbod van de ondernemer dit voorstel toe te lichten, maar hier is de oudercommissie niet op ingegaan.
Wat betreft het verhogen van de minimumleeftijd voor de peuteropvang stelt de ondernemer dat deze leeftijd vanaf 1 januari 2018 organisatiebreed is verhoogd van 2 naar 2,5 jaar. Dit is gedaan om pedagogische redenen en omdat deze leeftijdsgrens beter aansluit bij de nieuwe wettelijke regels rondom de Gemeentelijke Peuter Toeslag (GPT). Hier is de Klantenraad destijds in meegenomen. De peuteropvang op de locatie van de oudercommissie is in 2017 gestart en de minimumleeftijd was hier van meet af aan 2,5 jaar. Er is dus geen sprake geweest van een adviestraject bij deze oudercommissie.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Geen adviesaanvraag voor de tariefswijziging 2020
Op grond van artikel 1.60, lid 1 sub f van de Wet Kinderopvang moet de ondernemer de oudercommissie in de gelegenheid stellen advies uit te brengen over een voorgenomen besluit tot tariefswijziging.
De ondernemer verklaart in haar verweer op dit klachtonderdeel dat zij ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat de oudercommissie het adviesrecht over deze aangelegenheid had gemandateerd aan de Centrale Ouderraad (hierna de Klantenraad). Daarom heeft zij de oudercommissie over de tariefswijziging 2020 niet om advies gevraagd.
Gelet op het bepaalde in dit artikel is de commissie van oordeel dat de ondernemer nalatig is geweest door de oudercommissie niet over dit voorgenomen besluit om advies te vragen. Dat de ondernemer dit erkent doet hieraan niet af.
De commissie heeft kennis genomen van het feit dat de ondernemer het genomen besluit over de tariefverhoging alsnog ter advisering aan de oudercommissie heeft voorgelegd. De oudercommissie geeft daarover in haar reactie op het verweerschrift aan, dat het voorstel helder, bondig en uitermate goed onderbouwd was en dit heeft ervoor gezorgd dat er geen aanleiding werd gezien om een advies uit te brengen.
In zoverre heeft de oudercommissie geen inhoudelijk belang meer bij een oordeel op dit klachtonderdeel, nu zij immers akkoord is met de voorgestelde wijziging. Vooropgesteld zij echter dat het adviesrecht niettemin onverkort van toepassing is bij een dergelijke tariefwijziging.
De commissie geeft de oudercommissie overigens in overweging om, ook als zij positief oordeelt over een (voor)genomen besluit, te allen tijde een advies uit te brengen indien zij hierom wordt gevraagd door de ondernemer.
De commissie stelt verder vast dat de organisatie in 2017, bij de start van de peuteropvang in het kindercentrum, de minimumleeftijd voor de peuteropvang heeft gesteld op 2,5 jaar. De minimumleeftijd was destijds in de overige kindercentra van de organisatie nog twee jaar, de ondernemer heeft echter vanaf 1 januari 2018 ook organisatie-breed de minimumleeftijd verhoogd tot 2,5 jaar. De ondernemer stelt dat hij de Klantenraad destijds heeft meegenomen in haar overwegingen voor dit besluit.
Het besluit om de minimumleeftijd te wijzigen is onderdeel van het pedagogische beleid en is derhalve adviesplichtig op basis van Wet Kinderopvang artikel 1.60, lid 1 sub a. De commissie heeft niet kunnen vaststellen of de wijziging van de minimumleeftijd destijds formeel ter advisering is voorgelegd aan de Klantenraad. De oudercommissie ontkent dat er sprake is geweest van een formeel adviestraject.
De ondernemer stelt dat hij in de voorliggende casus niet verplicht is geweest om over de minimumleeftijd van de peutergroep advies te vragen aangezien er geen sprake is geweest van een wijziging van de minimumleeftijd. Er was sprake van een nieuw kindercentrum.
De oudercommissie stelt dat het nieuwe kindercentrum is ontstaan uit een samengaan van twee bestaande kindercentra en dat de huidige oudercommissie is voortgekomen uit een samengaan van de afzonderlijke oudercommissies van deze twee kindercentra. De oudercommissie is van mening dat er destijds over de in haar ogen gewijzigde minimumleeftijd advies had moeten worden aangevraagd.
De commissie heeft niet kunnen vaststellen of de beide voorgangers van de oudercommissie het adviesrecht hadden gemandateerd aan de Klantenraad. Hierover heeft geen van de partijen zich voor de commissie duidelijk uitgelaten. Voorts heeft de commissie niet kunnen vaststellen of het besluit destijds had moeten worden voorgelegd aan de voorgangers van de oudercommissie of aan de huidige oudercommissie.
De commissie beschikt derhalve over onvoldoende informatie om de feiten en omstandigheden te kunnen beoordelen ten aanzien van het eventueel al dan niet formeel op juist wijze hebben uitgebracht van een advies door de Klantenraad. Over de periode september 2017-februari 2020 kan dan ook niet met terugwerkende kracht daarover geoordeeld worden.
De commissie wijst tenslotte ten overvloede de oudercommissie op haar recht conform Wet Kinderopvang artikel 1.60, lid 3 de ondernemer ook ongevraagd te adviseren over de onderwerpen genoemd in het eerste lid van dit artikel, in casu het pedagogisch beleid. Indien een oudercommissie zich gepasseerd voelt in het adviesrecht of ook overigens van mening is dat advies moet worden uitgebracht dan staat dat de oudercommissie vrij. Tenslotte wijst de commissie erop dat de ondernemer zich in de toekomst structureel dient te houden aan het vragen van advies aan de oudercommissie, aangezien te veel onduidelijkheden in de afgelopen jaren terzake zijn opgetreden. Het is daarnaast wel aan de oudercommissie het advies op verzoek ook daadwerkelijk uit te brengen, ook indien dit positief is. In zoverre is de onderlinge communicatie op dit punt tussen partijen zeker voor verbetering vatbaar.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond, voor zover betrekking hebbend op het onderdeel tariefsverhoging zonder laten uitbrengen van advies door de oudercommissie;
– verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. drs. E.I.P.M. Weijnen, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 23 juni 2020.