Commissie: kinderopvang
Categorie: opzegging overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
228277/230650
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De zoon van de consument bezocht de kinderopvang van de ondernemer. Tijdens een gesprek op 22 augustus 2023 heeft de ondernemer aan de consument meegedeeld dat de opvang wordt beëindigd met ingang van 31 augustus 2023. De consument is daarom een spoedprocedure begonnen. De consument is het niet eens met de summiere reden van opzegging en bevindt zich in een lastig parket zonder opvang.
De commissie verklaart de klacht over de opzegging gegrond. De ondernemer heeft nagelaten de opzegging schriftelijk en gemotiveerd, met inachtneming van een redelijke opzegtermijn, aan de consument mede te delen. Bovendien had de ondernemer in redelijkheid niet kunnen besluiten om de opvang stop te zetten op de grond dat zij niet de zorg kon bieden aan de zoon van de consument. Zij had op basis van haar zorgplicht moeten overwegen om de zoon, desnoods met extra (externe) hulp op de groep, te blijven opvangen omdat een alternatief niet aanwezig was.
Volledige uitspraak
Samenvatting
De zoon van de consument bezocht de kinderopvang van de ondernemer. Tijdens een gesprek op 22 augustus 2023 heeft de ondernemer aan de consument meegedeeld dat de opvang wordt beëindigd met ingang van 31 augustus 2023. De consument is daarom een spoedprocedure begonnen. De consument is het niet eens met de summiere reden van opzegging en bevindt zich in een lastig parket zonder opvang.
De commissie verklaart de klacht over de opzegging gegrond. De ondernemer heeft nagelaten de opzegging schriftelijk en gemotiveerd, met inachtneming van een redelijke opzegtermijn, aan de consument mede te delen. Bovendien had de ondernemer in redelijkheid niet kunnen besluiten om de opvang stop te zetten op de grond dat zij niet de zorg kon bieden aan de zoon van de consument. Zij had op basis van haar zorgplicht moeten overwegen om de zoon, desnoods met extra (externe) hulp op de groep, te blijven opvangen omdat een alternatief niet aanwezig was.
De feiten
Het gaat in deze zaak om [naam], de zoon van de consument (geboren in 2020). De consument heeft een plaatsingsovereenkomst gesloten met de ondernemer op 16 januari 2023 voor opvang op het kinderdagverblijf, locatie het Groeiparadijs. Ook een andere zoon van de consument, [naam] (2021), bezocht het Groeiparadijs.
Op 26 januari 2023 heeft de ondernemer een oudergesprek gevoerd met de consument. Zij heeft daarbij kenbaar gemaakt dat de zoon een vertraagde spraak- en taalontwikkeling heeft in vergelijking met zijn leeftijdsgenootjes. De ondernemer signaleert ook dat de zoon met speelgoed rondloopt in de ruimte in plaats van ermee te spelen, of dat hij ermee gooit. De consument heeft in dat gesprek die signalen herkend. Thuis ontvangt de zoon logopedie en ook de consument houdt zich bewuster bezig met het taalaanbod.
Op 21 maart 2023 heeft de ondernemer opnieuw een gesprek gevoerd met de consument. Ook daarin heeft de ondernemer onder de aandacht gebracht dat de zoon geen contact maakt met kinderen van de groep en ook vrijwel niet met de pedagogisch medewerkers. Ook signaleert de ondernemer dat de taal- en spraakontwikkeling van de zoon niet verbetert. Tussen de ondernemer en de consument worden enkele stappen besproken om de zoon goed te begeleiden, maar de ondernemer heeft ook voorgesteld om ondersteuning te vragen van een jeugdarts van het Ouder- en Kindcentrum (OKC). De consument heeft in dat verband een toestemmingsformulier ondertekend, op basis waarvan de ondernemer overleg zal voeren met het consultatiebureau en een aanvraag zal indienen voor een extra consult op het consultatiebureau. Ook heeft zij een formulier ondertekend voor een verzoek om overleg met JGZ in verband met de spraak en het gedrag van de zoon.
De zoon is op 6 juli 2023 gezien door de jeugdarts. De jeugdverpleegkundige heeft een terugkoppeling gegeven aan de ondernemer. Daarin is vermeld dat de zoon een ‘STO-achterstand’ heeft en dat sprake is van ‘verminderd contactname’. Er is via de huisarts al een verwijzing gemaakt naar ‘t Kabouterhuis (Medisch Orthopedagogisch Centrum (MOC)), zo heeft de jeugdarts vastgesteld. Ook is de zoon verwezen naar Kentalis voor een gehoortest.
De consument heeft ook een terugkoppeling aan de ondernemer gegeven tijdens een ophaalmoment op 12 juli 2023. De ondernemer heeft van dat moment een verslag gemaakt, waarin het volgende staat:
‘Ik heb haar duidelijk vertelt dat ik niet zeker weet of [naam zoon] bij ons op de groep kan blijven omdat hij niet mee kan komen op de groep. Maar dat ik binnenkort een gesprek met mijn locatiemanager heb om te kijken hoe wij nu verder gaan. En dat ik dan daarna een gesprek met haar, de locatiemanager en mijzelf ga inplannen. Moeder vraagt of het goed is dat deze afspraak na hun vakantie kan omdat het voor nu allemaal een beetje teveel is. Aangezien [naam zoon] inderdaad binnenkort met vakantie gaat heb ik gezegd dat dat goed is.
Ik heb moeder nog verteld over de opties van een Plus/ Plus Plus groep en wat dat (kort) een beetje inhoudt. En of ze anders een keer vrijblijvend wilt gaan kijken. Ze wilde dat eerst wel maar hoorde toen dat dat niet op deze locatie zou zijn. Moeder vertelde dat ze hem gewoon hier wilt houden totdat hij 4 jaar wordt. En dat ze er dan vanaf ziet.
Ik heb haar ook verteld dat ik mij zorgen maak over [naam zoon] zijn ontwikkeling en dat het juist heel belangrijk voor hem is om nu de juiste begeleiding te krijgen. Dat ik mij zorgen maak dat als [naam zoon] naar school gaat als hij 4 jaar wordt dat hij in een klas komt van minimaal 30 kinderen maar dat hij zich daar dan als verloren kan gaan voelen. Moeder zegt dat zij denkt dat dat wel goed komt. (…)
Heb haar telefonisch verteld dat aangezien [naam zoon] is aangemeld voor het Kabouterhuis dat het dan betekent dat hij wordt doorverwezen naar de Plus Plus groep en dat hij dan niet bij ons kan blijven. Verteld dat zij samen met vader in de vakantie moeten gaan nadenken over het doorverwijzen naar een Plus Plus groep. Dat ging zij doen’.
In het gesprek na de vakantie, dat was op 22 augustus 2023, heeft de ondernemer aan de consument meegedeeld dat de opvang van de zoon gaat stoppen op 31 augustus 2023. In het gespreksverslag staat het volgende:
‘Wij hebben geprobeerd om [naam zoon] aan te melden voor de Plus-groep van Impuls. Maar helaas zijn de wachttijden daar enorm en daardoor is er nu een (tijdelijke) opnamestop. [Naam zoon] is al bijna 3,5, jaar en zal daardoor hier niet meer gebruik van kunnen maken. De opvang van [naam zoon] gaat stoppen per 1 september 2023’.
De consument heeft de opvangovereenkomst op 1 september 2023 per e-mail opgezegd per 19 september 2023. Ook zijn broertje stopt per die datum.
Standpunt van de consument
De consument heeft naar voren gebracht dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij na haar vakantie op 22 augustus 2023 een gesprek zou hebben over het plaatsen van de zoon op de plusgroep. In plaats daarvan zei de ondernemer dat de opvang zou stoppen. Die opzegging was één week voor de einddatum. De reden voor deze opzegging heeft de ondernemer niet kenbaar gemaakt. Het enige dat is genoemd is dat de zoon niet mee gaat in het dagritme. Concrete begeleiding heeft de ondernemer daarvoor echter niet geboden.
Omdat de zoon niet meer naar de opvang mocht, kon de consument niet meer werken. Zij is werkloos geworden en daarom heeft zij ook de opvang van het zoontje opgezegd. Dat was echter niet uit vrije keuze.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft de opvangovereenkomst niet schriftelijk opgezegd, dat heeft de consument gedaan. Wel heeft de ondernemer een aantal keren aan de consument laten weten dat zij niet de begeleiding aan de zoon kan bieden, die nodig is voor zijn ontwikkeling.
De ondernemer bestrijdt dat zij niets heeft gedaan aan begeleiding van de zoon. Zij is al vanaf januari met de consument in gesprek om de begeleiding aan de zoon op de rit te krijgen, maar de ondernemer is ook afhankelijk van expertise van derden. Concreet heeft de ondernemer al in mei 2023 benoemd dat de zoon misschien beter thuishoort op de plusplusgroep (een combigroep in het MOC). Dat is een groep in de kinderopvang waar veel meer pedagogisch medewerkers beschikbaar zijn voor een kleinere groep peuters in een prikkelarme omgeving. Voor plaatsing op de plusplusgroep is een verwijzing door de jeugdarts van OKC nodig. Dat kan de ondernemer dus niet zelf voor de zoon in gang zetten.
De jeugdarts heeft vastgesteld dat de huisarts de zoon al naar het MOC had verwezen. Kinderen die naar het MOC (’t Kabouterhuis) worden verwezen blijven nooit op de reguliere groepen van de ondernemer, omdat zij hen niet kunnen bieden wat nodig is voor een goede ontwikkeling. De ondernemer betwist daarom dat de aangekondigde beëindiging van de kinderopvang als donderslag bij heldere hemel is gekomen. Het MOC heeft een opnamestop, waardoor de zoon daar niet terecht zal kunnen voordat hij naar de basisschool gaat.
Beoordeling van het geschil
Het gaat in dit geschil om de opzegging van de opvangovereenkomst door de ondernemer. De vraag is of de ondernemer deze overeenkomst mocht beëindigen.
Er is geen formele opzegging door de ondernemer. De commissie was er tijdens de mondelinge behandeling vanuit gegaan dat de ondernemer de opvangovereenkomst schriftelijk had opgezegd, of althans een schriftelijke bevestiging van het gesprek van 22 augustus 2023 had gestuurd aan de consument. Na bestudering van de nagekomen stukken blijkt dat niet aan de orde. De consument heeft de opvangovereenkomst uiteindelijk zelf opgezegd per 19 september 2023. Ter zitting verklaarde de consument zich daartoe genoodzaakt te voelen: doordat de ondernemer de opvang mondeling beëindigd, had zij een acuut opvangprobleem per 1 september 2023. Daardoor is zij haar baan kwijtgeraakt en heeft zij ook haar andere zoon van de opvang moeten halen. De commissie begrijpt de consument op die manier dat haar opzegging niet betekende dat ze de opvangovereenkomst daadwerkelijk wilde beëindigen.
De commissie beschikt niet over de algemene voorwaarden die de ondernemer van toepassing heeft verklaard op de opvangovereenkomst. De overeenkomst zelf en de huisregels geven geen spelregels voor de beëindiging van de opvang door de ondernemer. Daarvan uitgaande overweegt de commissie dat de opzegging moet voldoen aan de in de kinderopvangsector gangbare regels over het aangaan en beëindigen van een overeenkomst, zoals deze zijn vastgelegd in de (model) Algemene Voorwaarden die zijn overeengekomen tussen branchepartijen en waaraan leden van de brancheorganisatie(s) gebonden zijn. Artikel 10, lid 4 van de Algemene Voorwaarden bepaalt over beëindiging van de overeenkomst door de ondernemer het volgende:
Opzegging vindt plaats door middel van een aan de andere Partij gerichte gemotiveerde schriftelijke verklaring met inachtneming van een redelijke opzegtermijn, welke minimaal één maand bedraagt.
De commissie concludeert dat de ondernemer in strijd heeft gehandeld met de in de branche gangbare voorwaarden omdat zij de mondeling (aangekondigde) opzegging op 22 augustus 2023 niet schriftelijk en gemotiveerd heeft bevestigd.
Verder blijkt onweersproken uit de klacht dat de ondernemer eerst nadat de consument hierover heeft gereclameerd de door hem op 22 augustus aangekondigde opzegtermijn van een week heeft omgezet in een opzegtermijn van 1 maand.
De commissie beoordeelt op grond van bovenstaande het klachtonderdeel over de wijze waarop de ondernemer de overeenkomst heeft beëindigd als gegrond.
Was de opzegging volkomen onaangekondigd?
De consument klaagt erover dat de mededeling dat de opvang bij de ondernemer zou stoppen zo onverwacht was. Die klacht kan de commissie niet goed plaatsen. De ondernemer heeft meerdere keren gesprekken gevoerd met de consument over de zorgen over de taal- en spraakontwikkelingsachterstand van de zoon en over zijn gedrag in de groep. Met name tijdens het ophaalmoment op 12 juli 2023 heeft de mentor van de zoon uitgesproken dat zij niet verwacht dat de zoon bij de ondernemer kan blijven, omdat hij niet mee kan komen met de groep. De commissie vindt dat het de consument vanaf het gesprek op 12 juli 2023 duidelijk had moeten zijn dat een voortzetting van de opvang bij de ondernemer op de locatie Het Groeiparadijs geen vaststaand gegeven was. Te meer, omdat er parallel aan de gesprekken met de ondernemer een verwijzing via de huisarts is gekomen naar het MOC.
Ook tijdens een telefoongesprek dat is gevolgd op het ophaalmoment heeft de mentor benadrukt dat de aanmelding bij ’t Kabouterhuis betekent dat de zoon niet bij locatie Het Groeiparadijs kan blijven.
De commissie acht het klachtonderdeel over het onverwachte karakter van de aankondiging op 22 augustus 2023 ongegrond.
Was de opzegging ongegrond?
De commissie heeft er kennis van genomen dat de consument nog geen actie had ondernomen op de begin juli 2023 afgegeven verwijzing naar het MOC. Tevens is gebleken dat de consument met plaatsing op de plusplusgroep, welke tijdens de overdracht op 12 juli 2023 door de ondernemer is gesuggereerd, moeite had. Er was een praktisch probleem: de consument zou haar kinderen naar twee verschillende locaties moeten brengen. Verder was de consument bang dat de plaatsing op de plusplusgroep er (automatisch) toe zal leiden dat de zoon vanaf zijn vierde jaar zou zijn aangewezen op speciaal onderwijs.
De commissie is van oordeel dat hieruit blijkt dat de consument de urgentie van de signalen die zij over de ontwikkeling van haar zoon van de jeugdarts (de verwijzing naar het MOC) en van de ondernemer (we kunnen op de groep de zorg niet bieden die nodig is) onvoldoende heeft opgepikt. Dat de consument haar besluit hierover over de vakantie wilde heen tillen doet hieraan naar het oordeel van de commissie niet af.
Tijdens het gesprek tussen de consument en de ondernemer op 22 augustus 2023 is duidelijk (geworden) dat:
– Het MOC een lange wachtlijst heeft en dat de zoon van voordat hij de leeftijd van vier jaar zou hebben bereikt, niet kon worden geplaatst.
– Dat een alternatieve opvang op de plusplusgroep van de ondernemer ook niet tot de mogelijkheden behoort aangezien er voor deze groep een opnamestop geldt.
De commissie heeft er kennis van genomen dat de ondernemer op de opvanggroep moeite heeft met het bieden van de zorg die de zoon van de consument nodig heeft. Tevens heeft de commissie gezien dat de consument tot op 22 augustus 2023 onvoldoende de urgentie van de problematiek onder ogen heeft gezien, althans dit gevoel van urgentie niet heeft omgezet in daden.
Voor een oordeel over de gegrondheid van dit klachtonderdeel is naar het oordeel van de commissie tevens van belang dat op 22 augustus 2023 beide vormen van alternatieve opvang niet voor handen waren.
Alles afwegende komt de commissie tot het oordeel dat de organisatie op basis van haar zorgplicht had moeten overwegen om de zoon van de consument, desnoods met extra hulp op de groep, te blijven opvangen omdat een alternatief niet aanwezig was.
De conclusie.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Daarom wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mr. S.A.M.F. Sjoukes, drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, op 27 september 2023.