Commissie: kinderopvang
Categorie: opzegging overeenkomst
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
173797/178078
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil heeft betrekking op de vraag of de consument, die de plaatsingsovereenkomst heeft opgezegd, de opvangvergoeding aan de ondernemer verschuldigd is over de opzegtermijn van een maand. De consument heeft de overeenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd, omdat zij het vermoeden had dat er sprake was van mishandeling van de zoon op het kinderdagverblijf, de zoon daar verwondingen op de huid (aan zijn oor) had opgelopen, onder de hoede van de ondernemer vreselijk bang was en angstaanvallen had, niets at en de hele dag op één plek stond en niet bewoog.
De ondernemer betwist stellig de forse beschuldigingen van de consument. Er is nooit sprake geweest van mishandeling of letsel bij de zoon. De zoon ging van de overeengekomen twee dagen zelfs naar vier dagen en soms wel vijf dagen. Dat is niet goed te plaatsen bij de beschuldigingen dat de zoon bang was voor de ondernemer en daardoor zelfs paniekaanvallen had. De ondernemer meldt hier nog over dat de zogenaamde mishandeling pas een punt werd nadat er een geschil rees over de opzegging van de plaatsingsovereenkomst.
Nu de standpunten van partijen tegengesteld zijn aan elkaar en er voor de stelling van de consument geen ander bewijs is, kan de commissie niet vaststellen dat het letsel aan het oor bij de zoon is veroorzaakt door onjuist of nalatig handelen van de ondernemer.
Ook als de gedragingen, die de consument de ondernemer verwijt, aannemelijk zouden zijn geworden, dan nog vallen die gedragingen onder geen van de uitzonderingen om de opzegtermijn niet in acht te hoeven nemen. Ook is in de gegeven omstandigheden inachtneming van de opzegtermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Dit betekent dat de consument aan de overeengekomen opzegtermijn is gebonden. De klachten zijn ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de consument, die de plaatsingsovereenkomst heeft opgezegd, de opvangvergoeding aan de ondernemer verschuldigd is over de opzegtermijn van een maand.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht.
In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zoon van de consument (hierna te noemen: de zoon) heeft het kinderdagverblijf van de ondernemer bezocht. De consument heeft de zoon op 11 mei 2022 bij het kinderdagverblijf opgehaald. Thuis gekomen heeft zij aan de achterkant van zijn rechteroor een verwonding opgemerkt. Dat zij die verwonding niet onmiddellijk bij het ophalen van de zoon heeft bemerkt, is gelegen in het feit dat zij toen haast had en de zoon binnen twee minuten, zoals altijd, in de auto, die op straat stond, heeft gezet. Toen de consument de verwonding bij de zoon bemerkte, heeft zij niet meteen aan mishandeling gedacht.
Pas toen er andere dingen waren gebeurd, is zij aan mishandeling gaan denken, waarna zij de opvang van de zoon op 20 mei 2022 met onmiddellijke ingang heeft beëindigd. De redenen daarvoor waren dat er sprake was van mishandeling van de zoon op het kinderdagverblijf, de zoon daar verwondingen op de huid had opgelopen, onder de hoede van de ondernemer vreselijk bang was en angstaanvallen had, niets at en de hele dag op één plek stond en niet bewoog. De zoon voelde zich bij de ondernemer niet op zijn plek. Op het kinderdagverblijf, dat de zoon nu bezoekt, vertoont hij dit gedrag niet en gedraagt hij zich heel normaal. De ondernemer wil de consument laten betalen tot en met 20 juni 2022, dat wil zeggen ook over de opzegtermijn van één maand, maar gedurende die maand heeft de zoon geen gebruik gemaakt van de kinderopvang bij de ondernemer. De factuur van 15 mei 2022 ad € 612,– heeft betrekking op de opzegtermijn. De consument heeft de ondernemer meegedeeld dat zij die factuur niet zal betalen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen hij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht.
In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Partijen zijn op 28 december 2020 schriftelijk met elkaar een plaatsingsovereenkomst aangegaan waarin de ondernemer de zoon van de consument met ingang van 6 januari 2021 op de woensdagen en donderdagen zal opvangen met de mogelijkheid om indien nodig het aantal dagen uit te breiden. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van de ondernemer van toepassing. In deze algemene voorwaarden is de opzegging geregeld: Opzegging van de plaatsingsovereenkomst kan door ieder der partijen geschieden. Opzegging door de ouder vindt plaats door middel van aangetekend schrijven aan de ondernemer, met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. De overeenkomst eindigt dan op de laatste dag van de maand na dagtekening van genoemd schrijven.
Het eerste jaar dat de zoon op het kinderdagverblijf verbleef, ging het goed met hem. In maart 2022 begon zijn gedrag te veranderen. Voor zover de ondernemer weet, is er op het kinderdagverblijf niets gebeurd wat die verandering zou kunnen verklaren. De ondernemer heeft de verandering met de ouders besproken, maar zij deden daar nogal laconiek over.
Op 20 mei 2022 heeft de consument de ondernemer telefonisch medegedeeld de opvang van de zoon per direct te beëindigen. De consument had voor de zoon elders een opvanggelegenheid gevonden waarvan zij per direct gebruik zou gaan maken. De consument heeft de opzegging per e-mail aan de ondernemer bevestigd. De ondernemer heeft de opzegging per e-mail geaccepteerd ondanks dat er in de algemene voorwaarden is opgenomen dat opzegging per aangetekend schrijven moet plaatsvinden. In deze e-mail heeft de consument tevens haar ongenoegen geuit en de reden genoemd waarom de overeenkomst nietig was en zij de laatste maand niet hoefde te betalen.
Samengevat stelde de consument dat de zoon is mishandeld en bang was voor de ondernemer. De consument weigert de opvangvergoeding over de opzegtermijn van een maand te voldoen. In geschil is de betaling van een maand opvang c.q. de opzegtermijn en de ‘ernstige’ gronden van opzegging.
De ondernemer betwist stellig de forse beschuldigingen van de consument. Er is nimmer sprake geweest van enige mishandeling of letsel bij de zoon. De consument stelt dat de zoon maandenlang in angst naar de opvang ging. Opmerkelijk genoeg is dat de consument tegelijkertijd fors meer een beroep is gaan doen op de ondernemer. Immers er werd fors afgeweken van de afgesproken dagen.
De zoon ging van de overeengekomen twee dagen naar vier dagen en soms wel vijf dagen. Dat is niet goed te plaatsen bij de beschuldigingen dat de zoon bang was voor de ondernemer en daardoor zelfs paniekaanvallen had.
De consument heeft een foto overgelegd van de zoon met een bebloed oortje aan de achterzijde van zijn oor. De ondernemer heeft de desbetreffende foto in de avond van 20 mei 2022 van de consument gekregen, uren nadat de zoon bij haar was opgehaald. Op de foto is te zien dat het wondje nog vers is omdat het nog bloedde. De ondernemer is geschrokken van de foto en gaf aan dat het letsel op het kinderdagverblijf door haar niet was opgemerkt en dat zij daar zou kijken of er ergens bloed was te vinden op speelgoed, etc. om te achterhalen of de zoon de verwonding tijdens de opvang had opgelopen en wat dan de oorzaak was.
Ook de consument heeft bij het ophalen van de zoon het letsel aan zijn oor volledig gemist. Een bloedend oor kan bij een kind met kort haar haast niet worden gemist. De ondernemer vraagt zich dan ook af of het letsel wel op haar kinderdagverblijf is opgelopen en niet gewoon thuis. De dagen erna is de zoon gewoon naar het kinderdagverblijf gekomen. Indien de consument het vermoeden had gehad dat de zoon het letsel op het kinderdagverblijf had opgelopen en erger nog, door toedoen van de ondernemer was veroorzaakt, dan zou de consument het niet hebben gelaten bij een appje met een foto en de vraag of de ondernemer wist waar het letsel bij de zoon vandaan kwam. In het appje, dat de ondernemer op 11 mei 2022 van de consument heeft ontvangen, is geen enkele aanwijzing te lezen dat de consument het idee had dat het letsel is opgelopen op het kinderdagverblijf, laat staan door toedoen van de ondernemer. Feit is dat de zoon een wondje had achter zijn oor. Onduidelijk is gebleven hoe en waar dit is ontstaan en of het is ontstaan door toedoen van een derde.
De ondernemer heeft naar aanleiding van de vraag van de consument adequaat gereageerd door een inspectie uit te voeren op de opvanglocatie om te bezien of zij aanwijzingen kon vinden over hoe het letsel is ontstaan en of er een onveilige situatie is, die aangepakt moet worden. Dit was niet het geval en de ondernemer heeft de consument hierover ingelicht.
De zogenaamde mishandeling werd pas een punt nadat er een geschil rees over de opzegging van de plaatsingsovereenkomst. Toen stelde de consument dat indien zij de opvangvergoeding over de maand opzegtermijn niet zou hoeven te betalen, immers zij had per direct dichter bij huis een andere opvanggelegenheid gevonden, zij niet zou beginnen over mishandeling van de zoon. De beschuldigingen aan het adres van de ondernemer hadden met andere woorden tot doel het doorhalen van de factuur tegen het wegstrepen van de beschuldigingen. De ondernemer heeft hier niet mee ingestemd.
De ondernemer is van mening dat de klacht op beide aspecten ongegrond verklaard dient te worden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, het volgende overwogen.
De commissie vat de klacht van de consument aldus op dat de consument als reden voor haar opzegging van de plaatsingsovereenkomst aanvoert dat 1) de ondernemer de zoon heeft mishandeld en 2) dat het door de consument beschreven gedag van de zoon op het kinderdagverblijf is toe te schrijven aan het gedrag van de ondernemer.
Ad 1)
De consument is van mening dat de ondernemer het wondje aan het rechteroor van de zoon heeft veroorzaakt en bestempelt dit als mishandeling van de zoon. De ondernemer heeft deze stelling van de consument gemotiveerd betwist.
Naar het oordeel van de commissie staat vast dat de zoon op 11 mei 2022 aan zijn rechter oor een wondje had. Echter wat niet vaststaat is wie dat wondje heeft veroorzaakt en waar en wanneer dat is gebeurd. Nu de standpunten van partijen tegengesteld zijn aan elkaar en de stelling van de consument ook geen steun vindt in ander bewijs, kan de commissie niet vaststellen dat het letsel bij de zoon is veroorzaakt door onjuist of nalatig handelen van de ondernemer. De commissie merkt op dat het haar bevreemdt dat de consument de ondernemer eerst in een appje vraagt of zij wist waar het letsel bij de zoon vandaan kwam en als de ondernemer aangeeft dit niet te weten, de ondernemer vervolgens toch beschuldigt dat letsel te hebben veroorzaakt. Ook bevreemdt het de commissie dat de consument de zoon bij een vermoeden van mishandeling toch nog tot 20 mei 2022 naar het kinderdagverblijf heeft laten gaan. Al met al is de stelling van de consument niet aannemelijk geworden en daarom dient dit onderdeel van de klacht ongegrond verklaard te worden.
Ad 2)
De ondernemer heeft op enig moment een gedragsverandering bij de zoon bemerkt en deze – naar zij onbetwist heeft gesteld – besproken met de consument en haar partner, maar die zouden daar laconiek over hebben gedaan. De commissie heeft geen aanwijzingen dat de gedragsverandering, zoals deze door de consument is beschreven, is veroorzaakt door of te wijten is aan enig handelen of nalaten van de ondernemer. Weliswaar heeft de consument in haar reactie op het verweerschrift van de ondernemer gesteld dat zij getuigen heeft die kunnen verklaren dat de zoon bang was voor de ondernemer, dat die getuigen de zoon soms bij de ondernemer hebben weggehaald en de consument hebben gewaarschuwd dat het op het kinderdagverblijf van de ondernemer niet goed ging, maar nu de consument geen schriftelijke verklaringen van die getuigen heeft overgelegd, kan de commissie met deze stelling geen rekening houden en gaat zij daaraan voorbij. De commissie acht ook dit klachtonderdeel ongegrond.
De opzegging
De algemene voorwaarden die van de plaatsingsovereenkomst deel uitmaken, bepalen ten aanzien van de opzegging van die overeenkomst het volgende. Ieder van partijen kan de overeenkomst opzeggen (artikel 7.1). Als de ouder de overeenkomst opzegt, dient dit te gebeuren door middel van een aangetekend schrijven aan de ondernemer, met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. De overeenkomst eindigt dan op de laatste dag van de maand na dagtekening van genoemd schrijven (artikel 7.2). De ouder hoeft de opzegtermijn niet in acht te nemen in geval van overlijden van het kind of wanneer het kind een ernstige handicap of ongeval met zwaar lichamelijk letsel krijgt (artikel 7.4).
Ook als de gedragingen, die de consument de ondernemer verwijt, aannemelijk zouden zijn geworden, hetgeen zoals hiervoor is overwogen niet het geval is, dan nog vallen die onder geen van de hiervoor vermelde uitzonderingen om de opzegtermijn niet in acht te hoeven nemen. Ook is in de gegeven omstandigheden inachtneming van de opzegtermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Dit betekent dat de consument aan de overeengekomen opzegtermijn is gebonden.
Als de overeenkomst door middel van een aangetekend schrijven van de consument wordt opgezegd, dan eindigt de overeenkomst op de laatste dag van de maand na dagtekening van genoemd schrijven.
In dit geval heeft de consument de overeenkomst niet per aangetekend schrijven maar door middel van een e-mail opgezegd. De ondernemer heeft de opzegging door middel van deze e-mail geaccepteerd, die daarmee met een aangetekend schrijven gelijkgesteld moet worden. Nu de e-mail was gedateerd op 20 mei 2022 eindigde de overeenkomst op 31 mei 2022. De consument is de ondernemer maar tot 1 juni 2022 een opvangvergoeding verschuldigd. De ondernemer kan de consument dan ook maar factureren tot 1 juni 2022.
Ten slotte
De commissie is van oordeel dat beide partijen in een geval als dit, waarin een kind gedragsverandering vertoont, de verantwoordelijkheid hebben om daarover met elkaar in gesprek te gaan. Dat hebben zij niet gedaan. Indien zij dat wel gedaan zouden hebben, dan had de opzegging van de plaatsingsovereenkomst wellicht op reguliere wijze kunnen plaatsvinden.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument in beide onderdelen ongegrond.
Aldus beslist op 25 november 2022 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes en de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.