Commissie: Peuterspeelzaal
Categorie: Contract
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
2018 - 115470
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
De consument heeft voor haar dochter een contract voor 40 weken opvang per jaar op de peuterspeelzaal. Er is geen opvang tijdens de schoolvakanties. De ondernemer wil feestdagen in de schoolvakanties doorberekenen. Het idee van een 40-weken contract is dat ouders gedurende de schoolvakanties geen opvang afnemen en ook geen opvangkosten verschuldigd zijn. Dit staat ook in een brief van de minister. De consument krijgt gelijk.
De consument klaagt, kort samengevat, erover dat de ondernemer nationale feestdagen in rekening wil brengen bij een 40-weken contract, terwijl deze buiten de 40 opvangweken vallen.
De consument heeft de klacht op 17 januari 2018 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
De dochter van de consument bezoekt met ingang van 6 maart 2017 de peuterspeelzaal van de
ondernemer gedurende twee ochtenden per week, te weten maandag- en donderdagochtend.
De consument heeft een overeenkomst gesloten voor 40 weken per jaar, waarbij geen opvang wordt afgenomen in de schoolvakanties. Niettemin wenst de ondernemer feestdagen die in de
schoolvakanties vallen, dus in de weken waarin door de consument geen opvang wordt afgenomen, door te berekenen. De ondernemer heeft een factuur gestuurd over december 2017 waarin ook opvangkosten voor eerste Kerstdag (een maandag) zijn berekend. Volgens de consument mag de ondernemer alleen de feestdagen doorberekenen die binnen het 40 wekencontract vallen. De andere feestdagen vallen bui-ten het contract. Door de werkwijze van de ondernemer worden feitelijk meer dan 40 weken per jaar doorbelast.
De consument verlangt de vaststelling door de commissie dat de feestdagen die buiten het 40 weken contract vallen, dus in de schoolvakantieweken, niet aan haar doorberekend mogen worden. Zij heeft van de factuur van de ondernemer het bedrag dat betrekking heeft op de opvangkosten van
25 december 2017 (€ 27,20), onbetaald gelaten.
Ter zitting geeft de consument aan dat de afhandeling van de klacht klantvriendelijker had gekund.
Ze won, juist op aanraden van de ondernemer, advies in over het geschil bij de belangenvereniging voor ouders in de kinderopvang (BOinK). Toen bleek dat de inhoud van het ingewonnen advies de ondernemer niet paste, legde hij dit naast zich neer. Er was geen gesprek of telefonisch contact mogelijk, alle communicatie verliep per mail. Daarmee kreeg de consument de indruk dat de ondernemer niet open stond voor een andere zienswijze en oplossing van het geschil.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft als verweerschrift de brief d.d. 25 februari 2013 van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal overgelegd. De brief betreft het onderzoek naar de kostprijs van kinderopvang en de effecten van het vergroten van vrijheid voor de ouders op de kostprijs. Op pagina 6 vermeldt de minister dat hij geen meerwaarde ziet in het verbieden van het doorberekenen van feestdagen. Dit omdat het voor de jaarprijs geen verschil zal maken en (alleen maar) zal leiden tot een stijging van de administratieve lasten. Wel zal de minister de sector er op aanspreken het doorberekenen daarvan aan de ouders te communiceren.
Blijkens de door de consument overgelegde stukken beroept de ondernemer zich verder op de kinderopvangovereenkomst d.d. 23 februari 2017 en op artikel 6 lid 1 van de door hem gehanteerde algemene voorwaarden, waarin is vermeld dat algemeen erkende feestdagen worden doorberekend. Volgens de ondernemer volgt daaruit dat ook nationale feestdagen die buiten de afnameduur van 40 weken per jaar vallen, worden doorberekend. Hij is genoodzaakt deze kosten door te berekenen omdat de kosten voor de onderneming, zoals personeelslasten, huisvesting en energiekosten, ook doorlopen. Verder beroept de ondernemer zich erop dat ook andere kinderopvangorganisaties deze kosten doorberekenen. Ook verwijst hij naar onder meer kranten- zwem- en bibliotheekabonnementen, die ook doorlopen tijdens feestdagen.
De ondernemer verzoekt daarom, zo begrijpt de commissie, de klacht van de consument ongegrond te verklaren.
Tijdens de zitting geeft de ondernemer aan dat hij zich niet in de opmerking van de consument over de interne behandeling van de klacht herkent. Hij heeft in het proces steeds snel gereageerd op
e-mails.
Zijn standpunt over het geschil is echter door de visie van de consument en het standpunt van BOinK niet gewijzigd.
Beoordeling van het geschil
De ondernemer is van mening dat hij gerechtigd is om ook de opvangkosten van feestdagen die buiten de periode van 40 weken vallen, bij de consument in rekening te brengen. Hij beroept zich op de overeenkomst en artikel 6 lid 1 van de door hem gehanteerde algemene voorwaarden.
De commissie volgt de ondernemer hierin niet. Zij heeft daarbij heeft het volgende overwogen.
In de kinderopvangovereenkomst is over de doorbetaling de volgende bepaling opgenomen:
“Tijdens ziekte en tijdens algemeen erkende feestdagen worden de dagdelen doorberekend”. De commissie is van oordeel dat deze bepaling in het midden laat of het hier gaat om feestdagen die binnen de overeengekomen 40 weken vallen, of erbuiten. De ondernemer doelt blijkens zijn toelichting op feestdagen buiten de 40 weken. De commissie is echter van oordeel dat de bepaling in de overeenkomst ruimte laat voor een andere uitleg. De commissie kan de consument volgen in haar uitleg van de bepaling dat alleen feestdagen die vallen binnen de 40 contractueel overeengekomen weken worden doorberekend, zoals Pasen, Pinksteren en 5 mei.
In artikel 6 lid 1 van de algemene voorwaarden van de ondernemer is over de doorbetaling vermeld:
“De ouder/klant sluit een plaatsingsovereenkomst af waarin een afnameduur van 40 weken per jaar wordt aangegaan. Vakanties worden zodoende niet doorberekend. Dit met uitzondering van nationale feestdagen. Deze worden wel doorberekend.” De commissie is van oordeel dat dit beding voor meerdere uitleg vatbaar is. Met de uitzondering kan bedoeld worden dat vakantiedagen buiten de 40 weken niet doorberekend worden, maar feestdagen buiten de 40 weken wel. Echter, de bepaling kan ook zo gelezen worden dat er geen kosten worden doorberekend voor vakantiedagen, die immers buiten de 40 weken vallen, maar dat er wel kosten worden doorberekend voor de feestdagen die vallen binnen de 40 weken.
De commissie is van oordeel dat, waar de betreffende bepalingen voor meerdere uitleg vatbaar zijn, de uitleg ten gunste van de consument moet prevaleren. Dit is in lijn met de contra proferentem regel, inhoudende dat bij onduidelijkheden in het contract, gekozen wordt voor de uitleg die voor de opsteller van het contract nadelig is. Doch ook indien dit anders was geweest en duidelijk was vermeld dat feestdagen buiten de 40 weken aan de consument worden doorberekend, geldt dat naar het oordeel van de commissie daarvoor redelijkerwijs geen grondslag aanwezig kan worden geacht.
Het idee van een 40-weken contract is juist, dat gedurende de schoolvakanties geen opvang wordt afgenomen en dus ook geen opvangkosten verschuldigd zijn. Dit in tegenstelling tot een 52-weken contract waarbij wel opvang in de vakanties wordt afgenomen. Nu de overeenkomst betrekking heeft op een afnameduur van 40 weken kunnen naar het oordeel van de commissie uit de overige 12 weken geen verplichtingen voor de consument voortvloeien.
De ondernemer beroept zich op de brief van 25 februari 2013 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin op pagina 6 is vermeld dat het kabinet geen meerwaarde ziet in het verbieden van het doorberekenen van de feestdagen omdat dit voor de jaarprijs geen verschil maakt en leidt tot een stijging van de administratieve lasten. Gezien de verdere context van deze brief wordt hier echter gedoeld op 52 weken contracten. Aan het begin van de brief wordt een onderscheid gemaakt tussen 40 en 52 weken contracten en op pagina 2 is over 40 weken contracten expliciet vermeld: “Bij de 40 weken contracten betalen ouders niet voor feestdagen, omdat de feestdagen in de schoolvakanties vallen.” Het beroep van de ondernemer op deze brief kan hem dan ook niet baten.
In de correspondentie met de consument verwijst de ondernemer naar in zijn ogen vergelijkbare overeenkomsten waarbij geen discussie is over het doorberekenen van feestdagen. Ook deze argumenten van de ondernemer treffen naar het oordeel van de commissie geen doel. Dat andere opvangorganisaties opvang aanbieden op Koningsdag en Hemelvaartsdag mist immers relevantie. Dat jaarlijkse kranten- en bibliotheekabonnementen doorlopen tijdens feestdagen maakt het vorenstaande evenmin anders, omdat ook daarbij alleen feestdagen worden berekend die vallen binnen de contractsperiode.
Ten overvloede merkt de commissie op dat het op de weg van de ondernemer had gelegen om deze kwestie gezamenlijk te bespreken en zich niet te beperken tot e-mail correspondentie. Tevens merkt de commissie op dat zij het begrijpelijk acht dat de ondernemer de kosten die gedurende de feestdagen doorlopen, zoals de kosten van personeel, huisvesting en energie, wil doorberekenen. Hiervoor zijn echter meer geëigende methoden voorhanden die meer recht doen aan de omstandigheden, zoals het differentiëren van de uurprijs bij 40-wekencontracten ten opzichte van
52-wekencontracten. Hierop wordt ook in de brief van de minister gedoeld wanneer hij stelt dat doorgaans een hogere uurprijs wordt berekend in het geval van een 40 weken contract dan in dat van een 52 weken contract.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat de consument geen opvangkosten verschuldigd is voor feestdagen die buiten de afnameperiode van 40 weken vallen, te weten in dit geval de kosten van 25 december 2017 ten bedrage van € 27,20;
– bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies het klachtengeld van € 25,– aan de consument dient te vergoeden.
Aldus beslist op 5 april 2018 door de Geschillencommissie Kinderopvang.