Commissie: Kinderdagverblijf
Categorie: Kwaliteit
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
2007-KIN07-0019
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
De ouder verwijt de ondernemer dat deze een aantal punten uit het kwaliteitshandboek niet heeft nageleefd en eist daarom een schadevergoeding. De commissie beslist dat de ondernemer niets te verwijten valt.
Het geschil betreft niet naleven van een aantal punten uit het kwaliteitshandboek van de ondernemer, alle ziend op de behandeling van en informatie over het kind van de consument. Tussen partijen is een plaatsingsovereenkomst van kracht van zes dagdelen per week voor het door de ondernemer geëxploiteerde kinderdagverblijf ten behoeve van [het kind van de consument]. Bij brief van 16 februari 2007 heeft de consument de overeenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer heeft de punten 3.1 (emotionele veiligheid), 3.3 (persoonlijke competentie), 3.3 (overdracht waarden en normen), 4 (communicatie en interactie) van hoofdstuk 4.2.1. (Pedagogische visie en beleidsuitgangspunten) van het kwaliteitshandboek van de ondernemer niet nageleefd. Meer specifiek betreft het: 1.het niet faciliteren van een veilige omgeving voor [het kind van de consument]; 2.het verzuimen van een objectieve dagelijkse terugkoppeling; 3.het meten met twee maten. Ter toelichting op het onder 1 genoemde vermeldt de consument onder meer dat [het kind van de consument] bij confrontaties tussen kinderen onderling standaard de schuld krijgt. Ter toelichting op het onder 2 genoemde vermeldt de consument dat zij sinds een in oktober 2006 gehouden gesprek met de ondernemer steeds te horen kreeg dat het heel goed met [het kind van de consument] ging, waarna zij in februari 2007 plotseling te horen kreeg dat [het kind van de consument] als katalysator bij diverse aanvaringen binnen de groep functioneerde en hij slecht reageerde op diverse prikkels, waardoor er geen plaats meer voor hem was in de huidige setting van de ondernemer. Ter toelichting op het onder 3 genoemde vermeldt de consument dat andere kinderen, voor wie hetzelfde geldt als voor [het kind van de consument] anders behandeld worden. Alleen [het kind van de consument] wordt verzocht te vertrekken. Daarbij wordt erop gewezen dat één van de ouders van die andere kinderen in de oudercommissie zit. De consument verlangt excuses en – nu de ondernemer de factuur voor februari 2007 heeft laten vervallen – bij wijze van schadevergoeding terugbetaling van het voor november 2006, december 2006 en januari 2007 betaalde. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. [Het kind van de consument] heeft vanaf 1 mei 2006 tot en met 9 februari 2007 gebruik gemaakt van de kinderopvang. Over het gedrag van [het kind van de consument] is op 31 augustus 2006, 23 oktober 2006, 27 oktober 2006, 22 november 2006 en 9 februari 2007 een gesprek met de ouders gevoerd. Het gesprek van 22 november 2006 is gevoerd naar aanleiding van de halfjaarlijkse observatie. Het laatste gesprek heeft plaatsgevonden onder meer met de pedagogisch stafmedewerker. De diverse leidsters hebben gemeld dat zij bij de dagelijkse overdracht aan de ouders duidelijk aangegeven hebben dat er sprake was van aanhoudend problematisch gedrag van [het kind van de consument]. Omdat het kind van de consument] moeite had met het halen en brengen, heeft het gesprek op 31 augustus 2006 plaatsgevonden. Daarover is in oktober 2006 verder gesproken, in het bijzonder naar aanleiding van een zeer enthousiaste omhelzing door [het kind van de consument] die groot en sterk voor zijn leeftijd is, van een meisje, wier moeder daarop ingreep. In februari 2007 is met de ouders gesproken omdat de onrust op het kinderdagverblijf aanhield, waarbij [het kind van de consument] regelmatig betrokken is bij de start van de aanvaringen. De ondernemer wilde hierover met de ouders in gesprek. Op geen enkel moment is aan de ouders van [het kind van de consument] gevraagd om te vertrekken. In het daarop gevoerde gesprek hebben de ouders aangegeven verrast en overvallen te zijn. De ondernemer beoogde, zoals hij in een e-mail van 10 februari 2007 aan de ouders vastlegde, om te kijken wat de beste stappen voor [het kind van de consument] zijn, waarbij hij voorstelde het aantal opvanguren terug te brengen en tijdens [zijn] aanwezigheid tijdelijk extra ondersteuning op de groep in te zetten, zodat de ouders en de ondernemer de tijd zouden hebben om met externe hulpverlening te kijken waarmee [het kind van de consument] het meest gebaat is. De ouders hebben vervolgens besloten het contract te beëindigen. De ondernemer heeft uit coulance de onmiddellijke opzegging geaccepteerd en het over februari 2007 verschuldigde kwijtgescholden. De ondernemer verzoekt de klacht van de consument af te wijzen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Vooropgesteld moet worden dat wil de klacht toegewezen kunnen worden de stellingen van de consument moeten komen vast te staan. De opmerkingen over de behandeling van [het kind van de consument], zoals door de consument gesteld, daarin bijgevallen door haar echtgenoot, staan tegenover de ontkenning van de ondernemer. De ondernemer heeft gemotiveerd betoogd dat meer dan aan een gemiddeld kind aandacht gegeven is aan [het kind van de consument]. Bovendien zijn vaker dan gebruikelijk gesprekken met de ouders gevoerd over het gedrag van [het kind van de consument] en zijn de ouders door de leidsters geïnformeerd over diens gedrag. In de halfjaarlijkse met de ouders besproken observatieverslag staat vermeld onder het hoofdje “Sociale en emotionele ontwikkeling” “[Het kind van de consument] is gevoelig voor prikkels van buitenaf. Zodra er iets veranderd op de groep reageert hij daar sterk op. Dat gebeurt voornamelijk met het brengen en halen van kinderen. Er gebeurt dan zo veel en dan wordt hij onrustig. Hij gaat dan vaak enthousiast op de kinderen af, soms gaat dit iets te hard. Het is dan belangrijk om [hem] zo veel mogelijk af te leiden, te sturen en hem regelmaat en structuur te bieden”. Hoewel gezegd kan worden dat hier sprake is van een enigszins verhullend taalgebruik, kan naar het oordeel van de commissie de conclusie – zeker in samenhang met de eerder gevoerde gesprekken – niet anders zijn dan dat het gedrag van [het kind van de consument] door de ondernemer als moeilijk ervaren wordt. Dat in februari 2007 de mededelingen van de ondernemer als een volslagen verrassing voor de ouders overkwamen, lijkt dan ook niet logisch. In elk geval zijn zij er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de behandeling van [het kind van de consument] door de ondernemer heeft plaatsgevonden zoals zij geschetst hebben. Evenmin is komen vast te staan dat de leidsters bij de dagelijkse overdracht tussen oktober 2006 en februari 2007 onvoldoende melding gemaakt hebben van [zijn] problematisch gedrag. De commissie heeft kunnen vaststellen dat er vele gesprekken hebben plaatsgevonden tussen ondernemer en ouders over de problematiek. Ten aanzien van het meten met twee maten, heeft de ondernemer aangegeven dat met andere ouders, wier kinderen ook problematisch gedrag vertonen, eveneens gesprekken gevoerd worden. Dat de consument is aangezegd dat de overeenkomst beëindigd zou worden, is niet gebleken. Integendeel, uit de brief van de consument d.d. 16 februari 2007 blijkt dat zij de overeenkomst heeft opgezegd, terwijl uit de mail van 10 februari 2007 van de ondernemer juist blijkt dat naar een oplossing werd gezocht. Uit het voorgaande volgt dat de vordering afgewezen moet worden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang op 10 oktober 2007.