Commissie: kinderopvang
Categorie: (on)zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
53095/74697
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De zoon van de consument is tijdens de opvang ontsnapt en op straat teruggevonden door omstanders die hem terug hebben gebracht naar de opvang. Daar bleek dat niemand door had gehad dat hij weg was. De consument heeft het opvangcontract direct beëindigd, maar door wachtlijsten kon de zoon niet direct terecht bij een andere opvang. De consument eist een schadevergoeding. De ondernemer geeft toe dat de ontsnapping niet had mogen gebeuren en begrijpt dat de consument de overeenkomst heeft opgezegd. De ondernemer heeft de consument hier ook in ondersteund en het bedrag dat consument nog tegoed had terug overgemaakt. Volgens de ondernemer is het doel van de consument dat de ondernemer boet voor zijn fout. Naast de Geschillencommissie is ook een klacht ingediend bij de GGD en zijn verschillende media op de hoogte gebracht. De schadevergoeding is niet terecht omdat een deel van de betreffende periode tijdens de lock-down was en de ouders sowieso zelf verantwoordelijk zouden zijn geweest voor de thuis-opvang. De commissie oordeelt dat de ondernemer niet aan de zorgplicht voor de zoon van de consument heeft voldaan. De klacht is gegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Dit geschil gaat over het incident op 12 oktober 2020 waarbij de zoon van de consument aan het toezicht van de ondernemer is ontsnapt.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zoon van de consument is aan het toezicht van medewerkers van de ondernemers ontsnapt en honderden meters verwijderd van de opvanglocatie, midden op de weg, teruggevonden. Vervolgens is de zoon door omstanders teruggebracht naar de opvanglocatie waar geen van de medewerkers gemerkt had dat de peuter was verdwenen. Men was niet naar hem op zoek.
De consument is enorm geschrokken en zit midden in de verwerking van deze gebeurtenis. Er hadden veel ergere dingen kunnen gebeuren, zoals een verdrinking in de nabijgelegen gracht of een aanrijding met een voertuig.
Er is sprake van een ernstig verwijtbaar en nalatig handelen door de medewerkers van de opvanglocatie. De consument heeft zijn zoon bij de ondernemer ondergebracht in het vertrouwen dat de opvang op een verantwoordelijke wijze zou plaatsvinden en zoals is vastgelegd in de overeenkomst en in de algemene voorwaarden.
Na het incident is het bestaande contract per direct door de consument beëindigd. Omdat de consument zijn zoon in de periode na het incident niet naar een opvanglocatie heeft kunnen brengen lijdt hij financiële schade. Deze schade dient door de ondernemer te worden vergoed.
Voorafgaand aan het incident is de overeenkomst met de ondernemer reeds opgezegd per 25 januari 2021. Gezien de bestaande wachttijden bij andere opvanglocaties kon de zoon in de tussentijd niet bij een andere opvanglocatie worden ondergebracht.
Na eiswijziging verlangt de consument een schadevergoeding van € 5.821,34. Doordat de ouders hun zoon thuis hebben moeten opvangen is sprake van een inkomstenderving over deze periode ter hoogte van voornoemd bedrag. De ouders verrichten beiden diensten op ZZP-basis. Het genoemde bedrag is onderbouwd en aantoonbaar middels verstuurde en reeds betaalde facturen, aldus de consument.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Na aanpassing van het verweer komt het standpunt op het volgende neer.
De zoon van de consument heeft op 12 oktober 2020 inderdaad een korte tijd buiten gelopen zonder toezicht. De ondernemer betreurt het incident en wil benadrukken dat zij het op geen enkele wijze wil bagatelliseren. Het had niet mogelijk moeten zijn dat de zoon aan de aandacht van de medewerkers heeft kunnen ontsnappen. Ondanks de maximale inspanning van de ondernemer is het de zoon toch gelukt om zich gedurende korte tijd aan het toezicht van de medewerkers te onttrekken. Gelukkig heeft het incident niet tot ongelukken geleid, maar vast staat dat aan de zijde van de ondernemer sprake is van een menselijke fout, welke helaas niet uit te sluiten zijn. Het is niet zo dat door het incident de kinderopvang niet meer als veilig te beschouwen is. De beslissing van de consument om de overeenkomst op te zeggen en de eventueel daaruit voortvloeiende gevolgen komen geheel voor zijn rekening.
De ondernemer heeft er alles aan gedaan om met de consument tot een oplossing te komen. Er is aangeboden om van de kinderopvang al dan niet op een andere locatie gebruik te maken. De ondernemer heeft de opzegging van de overeenkomst gerespecteerd en is de consument tegemoetgekomen door hem niet aan contractuele opzegtermijn van een maand te houden en zij heeft een creditnota gestuurd voor het tegoed dat nog open stond.
Van meet af aan was (voor de ondernemer) duidelijk dat de ouders de ondernemer wilde laten boeten voor de gemaakte fout. Er is een klacht ingediend bij de GGD en de Telegraaf, Hart van Nederland en andere media zijn geïnformeerd over het incident. Ook zijn er flyers verspreid.
De door de consument gestelde schade is niet onderbouwd en de verlangde schadevergoeding dient daarom te worden afgewezen. De consument heeft bovendien niet voldaan aan de schadebeperkingsplicht. Daarbij komt dat in de periode waarop de schade ziet, vanaf 15 december 2020 sprake was van een lockdown en kinderopvang gesloten waren. De ouders in deze periode verplicht zijn geweest om thuis te werken zodat niet gezegd kan worden dat zij door het opvangen van hun zoon in het geheel niet in staat waren te werken.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Buiten kijf staat dat het niet had mogen gebeuren dat het zoontje van de consument tijdens zijn verblijf bij de kinderopvang aan het toezicht – en zelfs uit de locatie – van de ondernemer is ontsnapt en na een half uur door passanten op straat is gevonden, terwijl hij bovendien in de kinderopvang niet werd gemist. Hoewel de gevolgen van het incident gelukkig beperkt zijn gebleven doordat geen ongeval heeft plaatsgevonden is naar het oordeel van de commissie sprake van een toerekenbare tekortkoming door de ondernemer (wanprestatie). De ondernemer heeft een zorgplicht voor de zoon van de consument en heeft die ernstig veronachtzaamd.
Als gevolg van de wanprestatie was de consument gerechtigd de overeenkomst met de ondernemer met onmiddellijke ingang te ontbinden. Dat betekent dat een opzegtermijn niet aan de orde is en de consument ook geen betaling meer aan de ondernemer verschuldigd is.
De klacht van de consument is dan ook gegrond.
Ten aanzien van de door de consument verlangde schadevergoeding overweegt de commissie het volgende.
De consument heeft het causaal verband tussen de door hem gestelde schade en het incident niet onderbouwd. Ook de hoogte van de gestelde schade is niet onderbouwd, bijvoorbeeld door overlegging van de door de consument genoemde facturen. De ondernemer heeft het causaal verband en de hoogte van de schade gemotiveerd betwist. Voor zover bedoeld te verzoeken is evenmin sprake van gebleken – en onderbouwde – immateriële schade bij de zoon van consument. De verlangde schadevergoeding moet dan ook worden afgewezen.
Gelet op de datum van ontbinding van de overeenkomst, te weten 12 oktober 2020, gaat de commissie er van uit dat ondernemer de niet gebruikte dagen in oktober aan de consument gecrediteerd heeft dan wel alsnog crediteert.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
Verklaart de klacht van de consument gegrond.
Wijst de door de consument verlangde schadevergoeding af.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris, op 27 augustus 2021.