Commissie: kinderopvang
Categorie: Oudercommissieprijsverhoging
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
200008/206231
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De oudercommissie heeft een klacht ingediend over tariefsverhoging en technische correctie van de contracturen door de ondernemer. De algemene lijn van de commissie is dat ondernemer de vrijheid heeft zijn eigen beleid te voeren en te bepalen op welke wijze en met welke besluiten hij zijn doel met zijn onderneming wil bereiken. De commissie kan pas een inhoudelijk oordeel geven wanneer voldoende duidelijk is dat een besluit in redelijkheid niet in stand kan blijven. Daarop doet de oudercommissie een beroep. De commissie komt tot het oordeel dat de ondernemer in verband met de prijsveranderingen de oudercommissie globale informatie heeft gegeven en dat is onvoldoende. De ondernemer had meer specifiek antwoord moeten geven op de nadere vragen van de oudercommissie over bestaande prijsverschillen, nu daar uitdrukkelijk om was gevraagd. Zeker nu prijsverschillen (differentiatie) buiten de bandbreedte vallen en de ondernemer daarover geen uitleg heeft gegeven, oordeelt de commissie dat onvoldoende is onderbouwd hoe de ondernemer tot het percentage van prijsverhoging is gekomen. De ondernemer heeft daarmee niet aangetoond dat de tariefsverhoging in het belang en noodzakelijk is voor de kinderopvanggelegenheid en de ondernemer heeft hij bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid kunnen besluiten tot de tariefsverhoging voor 2023. Deze verhoging is in afwijking van het advies van de oudercommissie doorgevoerd, wat naar het oordeel van de commissie niet had gemogen. In verband met de technische correctie in de berekening van de contracturen, trekt de commissie de conclusie dat het hier gaat om een verhoging en dus een wijziging in de te betalen kosten voor de kinderopvang. Ook over deze verhoging was de ondernemer dus verplicht om aan de oudercommissie advies te vragen over het voorgenomen besluit tot technische correctie.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De oudercommissie heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer de oudercommissie voldoende informatie heeft verschaft en voldoende heeft onderbouwd om welke reden hij heeft mogen afwijken van het advies van de oudercommissie met betrekking tot de tariefsverhoging en (het voorgenomen besluit ten aanzien van) de technische correctie van de contracturen.
Standpunt van de oudercommissie
Voor het standpunt van de oudercommissie verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De oudercommissie heeft een negatief advies uitgebracht over de verhoging van de prijs van kinderopvang, die de ondernemer per 1 januari 2023 wilde doorvoeren. Volgens de oudercommissie heeft de ondernemer onvoldoende onderbouwd waarom die verhoging 14% (aanvankelijk 15,22%) moet bedragen. De ondernemer heeft het advies van de oudercommissie naast zich neergelegd en de verhoging doorgedrukt. De oudercommissie heeft de ondernemer tevergeefs om uitleg gevraagd.
Vooral de correctie 2022, de prognose kostenontwikkeling 2023 en de differentiatie ten aanzien van de locatie LvC zijn niet tot onvoldoende onderbouwd. De oudercommissie stelt een tariefsverhoging voor het jaar 2023 voor van maximaal het stijgingspercentage van de kinderopvangtoeslagen de technische correctie van de contracturen niet door te voeren. De oudercommissie verlangt dat de procentuele prijsstijging met financiële gegevens zodanig wordt onderbouwd dat daaruit blijkt dat de wijzigingen proportioneel en noodzakelijk zijn.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft per 1 januari 2023 op goede gronden een tariefsverhoging bij al haar locaties doorgevoerd. De ondernemer zag zich hiertoe genoodzaakt in het belang van de kinderopvang.
De ondernemer is van mening dat hij de oudercommissie voldoende heeft betrokken bij en voldoende heeft geïnformeerd inzake de onderbouwing van de tariefsverhoging voor het jaar 2023.
De ondernemer is het adviestraject bij de oudercommissie tijdig gestart, namelijk al in juli 2022. In een nader (informatie-)traject per e-mail en per vergadering hebben partijen met elkaar gecommuniceerd, waarbij de ondernemer uitvoerig is ingegaan op de vragen die de oudercommissie heeft gesteld. Daarbij heeft de ondernemer aanvullende onderbouwende stukken (waaronder het rapport ‘update prognose kostenontwikkeling kinderopvang’, opgesteld door bureau AYIT consultancy d.d. 27 september 2022 (hierna: het AYIT-rapport)) aan de oudercommissie ter beschikking gesteld.
Het staat de ondernemer vrij om af te wijken van het advies van de oudercommissie. Het is de ondernemer die tot op zekere hoogte zijn eigen beleid en investeringen bepaalt en niet de oudercommissie.
De ondernemer heeft daarnaast aangekondigd een technische correctie van de contracturen in te voeren per 2023. De ondernemer heeft de technische correctie als volgt gespecificeerd. Tot en met 2022 worden de uren in een jaarcontract berekend door de opvanguren per week te vermenigvuldigen met 52, en vervolgens te delen door 12 gelijke maanden. Echter, een jaar telt 365 dagen en niet 364 dagen.
Deze technische correctie betekent een verhoging van de contracturen met 0,27%. De ondernemer stelt zich primair op het standpunt dat de oudercommissie niet ontvankelijk is in haar klacht, aangezien dit geen wijziging van de prijs van de kinderopvang betreft. Deze correctie betreft daarom niet een onderwerp dat aan het adviesrecht van de oudercommissie is onderworpen. Subsidiair voert de ondernemer aan dat de technische correctie slechts een beperkte wijziging van het tarief betreft, dat deze correctie van belang is en dat het belang van de kinderopvang zich tegen het afwijzende advies van de oudercommissie verzet. Indien deze correctie al gekwalificeerd kan worden als een eenzijdige wijziging van de inhoud van de overeenkomst dan is dit volgens de ondernemer toegestaan omdat daarvoor een zwaarwegende reden is. Ten slotte verzetten de redelijkheid en billijkheid zich tegen gegrondverklaring van de klacht, aldus de ondernemer.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, het volgende overwogen.
Omvang van het geschil
Op grond van het bepaalde in artikel 1.60 lid 1 sub f van de Wet kinderopvang moet de ondernemer de oudercommissie in de gelegenheid stellen advies uit te brengen over een voorgenomen besluit met betrekking tot de wijziging van de prijs van kinderopvang. Het vijfde lid van dat artikel bepaalt dat de ondernemer de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft, moet verstrekken.
De ondernemer kan slechts van het advies afwijken indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet (artikel 1.60 lid 2 Wet kinderopvang).
De oudercommissie heeft een klacht ingediend ten aanzien van de tariefsverhoging en de technische correctie van de contracturen.
De tariefsverhoging
Bij de beantwoording van de vraag of de ondernemer van het advies van de oudercommissie mag afwijken, geldt in het algemeen dat aan de commissie slechts een marginale toetsing toekomt. Die toetsing houdt in dat de commissie alleen beoordeelt of de ondernemer bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn besluit van het advies af te wijken. In beginsel komt aan de ondernemer de vrijheid toe zijn eigen beleid te voeren en te bepalen op welke wijze hij zijn doel met zijn onderneming wil bereiken. De commissie dient die beleidsvrijheid van de ondernemer te respecteren. De commissie kan pas tussenbeide komen wanneer voldoende duidelijk is dat (de onderbouwing van) het bestreden besluit in redelijkheid niet in stand kan blijven.
Over de prijs van de kinderopvang voor 2023 zijn partijen van eind september 2022 tot eind november 2022 met elkaar in overleg geweest. Gedurende die tijd heeft de ondernemer aan de oudercommissie over de aanstaande verhoging van die prijs zowel mondeling als schriftelijk informatie verstrekt, bestaande uit financiële gegevens met een algemene onderbouwing daarvan. Daarbij heeft de oudercommissie aan de ondernemer bezwaren en vragen voorgelegd ten aanzien van de correctie 2022, de prognose kostenontwikkeling 2023 en de differentiatie betreffende de locatie LvC.
De ondernemer heeft aangevoerd voor onderhavige locatie een beperkte differentiatie (van 1,4%) in de prijsstijging door te voeren. De ondernemer heeft deze differentiatie (onder meer gemotiveerd) dat sommige locaties iets meer bijdragen aan de continuïteit dan andere locaties. De oudercommissie heeft daarover nadere vragen gesteld en de ondernemer verzocht de differentiatie voor de locatie LvC meer specifiek te onderbouwen.
Uit de bijlage ‘Motivering afwijken advies oudercommissie’ blijkt dat de ondernemer het te arbeidsintensief vindt om bepaalde kosteninschattingen op locatieniveau te maken en dat hij het redelijk vindt als grote verschillen in kosten wel worden toegerekend aan de regio’s die het betreft.
Desgevraagd heeft de ondernemer ter zitting verklaard dat de ondernemer met tientallen oudercommissies te maken heeft en daarom soms gebruik maakt van meer algemene bijlagen in plaats van specifiek antwoord te geven op de vragen van de desbetreffende oudercommissie.
Met het verstrekken van genoemde globale informatie heeft de ondernemer naar het oordeel van de commissie onvoldoende uitleg gegeven. Het had op de weg van de ondernemer gelegen meer specifiek antwoord te geven op de nadere vragen van de oudercommissie met betrekking tot genoemde differentiatie, nu daar ook uitdrukkelijk om was verzocht.
Daar komt bij dat de oudercommissie onweersproken heeft gesteld dat de locatie LvC als een ‘goede locatie’ wordt beschouwd en dat genoemde differentiatie buiten de bandbreedte valt van -1% voor locaties die er relatief minder goed voor staan en +1% voor locaties die er relatief goed voor staan en de ondernemer ook op dit argument niet c.q. niet voldoende is ingegaan.
De commissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat de ondernemer onvoldoende heeft onderbouwd hoe zij tot dit percentage van 1,4% is gekomen. Daarmee heeft de ondernemer niet aangetoond dat de tariefsverhoging in het belang is van en noodzakelijk is voor de door hem geboden kinderopvanggelegenheid en heeft hij bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid kunnen besluiten de voorgestelde tariefsverhoging voor 2023 in afwijking van het advies van de oudercommissie door te voeren.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten aanzien van de tariefsverhoging gegrond is.
De technische correctie van de contracturen
Allereerst dient de commissie de vraag te beantwoorden of de oudercommissie ontvankelijk is in haar klacht ten aanzien van het voorgenomen besluit met betrekking tot de technische correctie van de contracturen. Daartoe dient de commissie te beoordelen of genoemd geschil is onderworpen aan het adviesrecht van de oudercommissie ingevolge artikel 1.60 lid 1 sub f wet kinderopvang.
De ondernemer heeft zijn voorgenomen besluit ten aanzien van de technische correctie van de contracturen in de bijlage 2 van zijn brief ‘voorgenomen tarieven per 1 januari 2023’ nader omschreven.
De ondernemer heeft zich primair op het standpunt gesteld dat genoemde technische correctie niet een onderwerp betreft dat onderhevig is aan een advies van de oudercommissie in de zin van artikel 1.60 lid 1 sub f Wet kinderopvang, reden waarom de ondernemer ten aanzien van dit besluit geen advies aan de oudercommissie heeft gevraagd.
De commissie overweegt het volgende.
De technische correctie betreft een correctie in de berekening van de contracturen kinderopvang per jaar. De ondernemer heeft aangevoerd dat dit tot gevolg heeft dat de contracturen met 0,27% worden verhoogd. In het rekenvoorbeeld op de laatste bladzijde van genoemde brief is berekend dat ouders met een modaal inkomen voor het 1e kind in de opvang bij één dag per week € 0,10 en € 0,34 per maand extra betalen voor respectievelijk de BSO en de KDV.
Onder de prijs van kinderopvang wordt verstaan de kosten van de kinderopvang.
Nu de correctie in de berekening van de contracturen een verhoging en derhalve een wijziging – hoe gering ook – van de te betalen kosten voor de kinderopvang inhoudt, is naar het oordeel van de commissie artikel 1.60 lid 1 sub f Wet kinderopvang van toepassing en is de ondernemer gehouden advies aan de oudercommissie te vragen over zijn voorgenomen besluit. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van de ondernemer treft daarom geen doel.
Gebleken is dat de ondernemer, ook na de e-mail van 4 november 2022 waarin de oudercommissie de ondernemer had verzocht ook voor dit voorgenomen besluit een aparte adviesaanvrage toe te sturen, de oudercommissie niet om advies heeft gevraagd, terwijl hij daartoe op grond van artikel 1.60 lid 1 sub f Wet kinderopvang verplicht was. Daarmee is de adviesprocedure ten aanzien van de technische correctie niet goed doorlopen. Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens gegrond.
Aan bespreking van de overige verweren ten aanzien van dit klachtonderdeel komt de commissie dan ook niet toe.
De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,- aan de oudercommissie te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond.
De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,- aan de oudercommissie te vergoeden ter zake van het klachtgeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Land Smorenburg, secretaris, op 19 juni 2023.