Geen zwaarwegende redenen voor uitbreiden uren kinderopvang

Klachtenloket Kinderopvang
Print Friendly, PDF & Email



Commissie: kinderopvang    Categorie: overeenkomst    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 23304/27965

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De ondernemer wil de uren in het peuterprogramma uitbreiden, van 3,5 naar 4 uur. Daarnaast wil zij het tarief verhogen, zonder een adviesvraag/goedkeuring van de oudercommissie. De ondernemer stelt dit te doen naar wens van de gemeente, op grond van een Besluit. Daarnaast draagt de wijziging bij aan het doel van het peuterprogramma, omdat hierdoor op alle dagen een volle groep aanwezig is. Het aanwezig zijn van een volle groep die gelijktijdig start levert tevens rust op voor de kinderen. De consument is het niet eens met deze eenzijdige wijziging. De commissie beslist het volgende. Eenzijdige wijzigingen kunnen alleen worden doorgevoerd voor zover de overeenkomst dit toelaat. De tussen partijen gesloten overeenkomst laat dit alleen toe indien er sprake is van zwaarwegende redenen. Van zwaarwegende redenen is in dit geval geen sprake, de klachten zijn dan ook gegrond.

Volledige uitspraak

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer deelt op 13 november 2019 middels een algemene informatieve e-mail aan de ouders mede dat hij per 1 januari 2020 het peuterprogramma verandert. VE-uren worden per 1 januari 2020 verplicht verhoogd. De ondernemer deelt mede de aanvangstijden en eindtijden te veranderen, alsook de huidige contracturen uit te breiden van 3,5 uur naar 4 uur per dagdeel. Als gevolg hiervan stijgt ook het tarief in het huidige contract. De ondernemer deelt ook mede het tarief per uur te gaan verhogen, zonder een adviesaanvraag/goedkeuring van de oudercommissie. Voor ouders zijn deze nieuwe eenzijdige gemaakte afspraken dan ook ongunstig. De ondernemer wijzigt daarmee dus ook de contractuele afspraken met ouders. Ouders hebben een contract voor onbepaalde tijd. De ophaal-/afhaaltijden zijn afgestemd op de schooltijden van de basisschool. Door de aangepaste wijziging vanuit de ondernemer, worden deze tijden totaal anders en sluiten deze niet meer aan op de basisschool. Ook de TSO, die wordt verzorgd door de ondernemer, komt hierdoor in het gedrang. De ondernemer gaf aan dit aangepaste dienstenaanbod per 1 januari 2020 toe te gaan passen op basis van een nieuw beleid. De ondernemer stelde in deze e-mail dat het om een wijziging ging gebaseerd op keuzes die samen met de gemeente Horst aan de Maas zijn gemaakt. Iedere ouder werd verzocht voor 1 december 2019 hierin een keuze te maken.  Ouders die niet akkoord gaan, werd aangegeven dat ze de opvang dienden te beëindigen. Verdere inhoudelijke toelichting en onderbouwing ontbrak. Ook de oudercommissie is niet of niet volledig geïnformeerd over het nieuwe dienstenaanbod, dan wel over de invulling daaromtrent. De ondernemer heeft per 1 januari 2020 de wijzigingen dan ook gewoon doorgevoerd en verplicht ouders zich te houden aan deze nieuwe afspraken.
Er is een zeer onprettige, vijandige sfeer ontstaan voor zowel de ouders als de peuters.

De consument is van mening dat de ondernemer de contracten niet eenzijdig mag wijzigen.
De ondernemer wijzigt basisafspraken en stelt eenzijdig een hele nieuwe overeenkomst op. Vervolgens stelt de ondernemer dat deze nieuwe overeenkomst rechtsgeldig is. De wet waar de ondernemer naar verwijst is uitgesteld naar 1 augustus 2020. Daarbij stelt deze wet ook niet dat alleen een VE peuterprogramma van 4×4 (uren/dagdelen) mogelijk is. De consument verwacht dan ook dat het oude, getekende, contract gerespecteerd wordt en de ondernemer de daarin gemaakte afspraken nakomt.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Het geschil dat voorligt gaat over de vraag of het de ondernemer was toegestaan om per 1 januari 2020 eenzijdig het contract met de consument te wijzigen, met als gevolg dat de uren werden uitgebreid van 3,5 naar 4 uur per dag en de haal- en brengtijden in verband daarmee zijn aangepast. Conform artikel 15 van de Algemene Voorwaarden is het toegestaan om het contract eenzijdig te wijzigen indien er sprake is van zwaarwegende redenen. De zwaarwegende redenen zijn in deze kwestie gelegen in de wijziging in wet- en regelgeving, namelijk het besluit van de gemeente Horst aan de Maas.

Met dit besluit heeft de gemeente uitvoering gegeven aan de oproep van de minister om zo mogelijk per 1 januari 2020 al te beginnen met de urenuitbreiding van het peuteraanbod. De ondernemer heeft in goed onderling overleg met de gemeente hieraan volledige medewerking willen verlenen. De ondernemer heeft een afhankelijke positie van de gemeenten waarin hij opereert en mede daardoor heeft hij er belang bij om deze maatregel conform de wens van de gemeenten per 1 januari 2020 door te voeren. Bovendien wordt de maatregel per 1 augustus 2020 in alle gemeenten verplicht doorgevoerd dus zou van afstel sowieso geen sprake kunnen zijn. De ondernemer heeft bovendien een zwaarwegend belang om de urenuitbreiding vorm te geven in een aanbod voor 4 dagen (in plaats van 5). De locatie waarop deze kwestie betrekking heeft, betreft een kleine locatie met één peutergroep. Bij een rooster van 4 dagen is het mogelijk om alle dagen een soortgelijke groepssamenstelling te creëren. Met een rooster van 5 dagen is dit onmogelijk.
Er zal dan altijd een dagdeel zijn waarop de peutergroep maar voor de helft gevuld is waardoor het doel van het peuterprogramma niet kan worden behaald. Ook moeten veel meer kosten worden gemaakt bij een rooster van 5 dagen omdat op alle dagen minimaal 2 begeleiders ingezet moeten worden.

Daarnaast is van belang dat alle kinderen op een dagdeel hetzelfde aantal uren aan het peuterprogramma deelnemen. Als een deel van de kinderen eerder worden opgehaald dan levert dat niet alleen onrust op voor de kinderen maar wordt een deel van de tijd niet voldaan aan de gewenste groepssamenstelling.
Dit betekent dat er minder tijd voor de kinderen is om te leren van elkaar waardoor het doel van het peuterprogramma niet wordt bereikt.

De ondernemer is gelet op bovenstaande argumenten van mening dat hij een zwaarwegend belang heeft in de zin van artikel 15 van de Algemene Voorwaarden om de contracten per 1 januari 2020 eenzijdig aan te passen. De ondernemer is dan ook van mening dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard, althans dat het verzoek van de consument moet worden afgewezen.

Beoordeling van het geschil
De commissie stelt in algemene zin het volgende voorop.

Algemeen rechtsbeginsel en tevens uitgangspunt in het overeenkomstenrecht is dat gemaakte afspraken onverkort nagekomen dienen te worden en dat een contractspartij een overeenkomst niet eenzijdig kan wijzigen. Dit kan anders zijn als de desbetreffende overeenkomst of de daarvan deel uitmakende algemene voorwaarden een bepaling bevat(ten) die een zodanige wijziging toestaat, als zonder een dergelijke bepaling de ene contractpartij een wijziging voorstelt en de andere contractspartij daarmee instemt of wanneer het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een overeenkomst in ongewijzigde vorm in stand blijft.

Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat daarop de algemene voorwaarden van de ondernemer van toepassing zijn. Artikel 15, eerste lid, van die voorwaarden kent aan de ondernemer het recht toe de overeenkomst eenzijdig te wijzigen op grond van zwaarwegende redenen. Zwaarwegende redenen zijn volgens dat artikellid in ieder geval wijziging van wet- en regelgeving dan wel bedrijfseconomische omstandigheden die de continuïteit van de locatie waar het kind is geplaatst in gevaar brengen. De ondernemer heeft voor de verruiming van de openingstijden een beroep gedaan op een wijziging in wet- en regelgeving en wel op het Besluit van 20 september 2019 tot wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met de verhoging van het minimaal aantal uren aanbod voorschoolse educatie en de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker (hierna te noemen: het Besluit).

Het Besluit strekt er (voor zover van belang voor dit geschil) onder meer toe de omvang van de voorschoolse educatie voor peuters met een risico op onderwijsachterstand (doelgroeppeuters) uit te breiden. Het doel van deze maatregel is het versterken van de intensiteit en de kwaliteit van de voorschoolse educatie, zodat de ontwikkeling van die peuters verder wordt gestimuleerd en onderwijsachterstanden zoveel mogelijk worden voorkomen. Aan het Besluit heeft mede ten grondslag gelegen dat uit internationaal onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is gebleken dat kinderen die tussen de 11 en 20 uur per week voorschoolse educatie hebben gevolgd, op latere leeftijd beter presteren in het onderwijs dan kinderen die (minder dan) 10 uur per week voorschoolse educatie hebben gehad en ook dat de SER heeft bepleit dat 16 uur het minimum aantal uren voorschoolse educatie is om een blijvende invloed op de brede ontwikkeling van kinderen te waarborgen. Op grond van het Besluit moeten houders van kindercentra die door de gemeente gefinancierd worden – zoals in dit geval de ondernemer – voor het aanbod van voorschoolse educatie aan doelgroeppeuters tussen de tweeënhalf en vier jaar oud ten minste 960 uur voorschoolse educatie aanbieden. Niet vereist is dat een doelgroeppeuter in die anderhalf jaar durende periode ook daadwerkelijk die hoeveelheid voorschoolse educatie ontvangt; het Besluit ziet op het aanbod. Het staat de houders overigens vrij om voorschoolse educatie aan te bieden aan doelgroeppeuters jonger dan tweeënhalf jaar. Op de houders rust dus de verplichting het aanbod voorschoolse educatie zo in te richten dat een doelgroeppeuter in de periode tussen het moment waarop deze de leeftijd van tweeëneenhalf jaar bereikt en het moment waarop deze vier jaar oud wordt de gelegenheid heeft om 960 uur voorschoolse educatie te ontvangen. Hoe de houders die inrichting gestalte geven, laat het besluit aan hen over, omdat zij het beste kunnen bepalen wat lokaal wenselijk en mogelijk is. Flexibiliteit en daarmee maatwerk is een speerpunt van het Besluit. Het Besluit legt geen verplichting op aan de ouders van doelgroeppeuters om het verhoogde aanbod af te nemen. Uit het voorgaande volgt dat het Besluit ten doel heeft doelgroeppeuters de mogelijkheid te bieden méér uren voorschoolse educatie te laten volgen, zodat hun startpositie in het basisonderwijs verder wordt verbeterd. Het Besluit richt zich niet op niet-doelgroeppeuters.

De kern van het geschil betreft de vraag of de ondernemer in de onderhavige zaak gerechtigd was de overeenkomst met de consument eenzijdig te wijzigen. Immers, in de plaatsingsovereenkomst tussen partijen van 17 december 2020 is opgenomen dat het gaat om opvang gedurende gemiddeld 23,33 uur per maand (berekend over 40 weken per jaar). De ondernemer heeft dit feitelijk gewijzigd naar gemiddeld 26,66 uur per maand. De wijziging betekent concreet een verhoging van de opvanguren van 3,5 naar 4 uur per week.

Overwogen wordt dat de consument onbetwist heeft gesteld dat haar kind niet behoort tot de categorie doelgroeppeuters, zodat de commissie in rechte uitgaat van de juistheid van deze stelling. Alleen al om die reden kan niet langer worden volgehouden dat zich in de rechtsverhouding tussen partijen een (dwingendrechtelijke) wijziging van wet- en regelgeving voordoet. Het Besluit dwingt de ondernemer ook niet om voor beide categorieën peuters dezelfde tijden aan te houden; dat heeft de ondernemer wel gedaan door met betrekking tot die tijden om hem moverende redenen één lijn te volgen. De commissie acht dit niet in overeenstemming met het aan het Besluit ten grondslag liggende uitgangspunt te weten een zo groot mogelijke flexibiliteit bij de invulling hiervan door de ondernemer. De commissie komt dan ook tot de conclusie dat de ondernemer zich met betrekking tot de eenzijdige wijziging van de overeenkomst ten onrechte heeft beroepen op een wijziging van wet- en regelgeving.

De door de ondernemer genoemde omstandigheden die met de bedrijfsvoering van de ondernemer te maken hebben, resulterend in aanpassingen in het dienstenaanbod, rechtvaardigen evenmin de eenzijdige wijziging van de overeenkomst door de ondernemer. Naar het oordeel van de commissie zijn de door de ondernemer genoemde omstandigheden namelijk organisatorische omstandigheden, maar geen bedrijfseconomische omstandigheden, laat staan bedrijfseconomische omstandigheden die de continuïteit van de locatie in gevaar brengen, zoals artikel 15 van de algemene voorwaarden vereist voor een eenzijdige wijziging van de overeenkomst. De ondernemer heeft over laatstgenoemde omstandigheden niets gesteld en uit de overgelegde stukken kan de commissie dergelijke omstandigheden ook niet afleiden. Op grond van de voorgaande overwegingen komt de commissie tot de conclusie dat de ondernemer ten onrechte de overeenkomst eenzijdig heeft gewijzigd. De commissie acht de klacht van de consument daarom gegrond.

Voor zover de ondernemer de vergoeding voor de uitbreiding van de uren reeds van de consument heeft geïncasseerd, dient hij hetgeen hij meer heeft geïncasseerd dan wat de consument op grond van de overeenkomst verschuldigd was aan de consument terug te betalen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht gegrond;

– bepaalt dat de ondernemer aan de consument dient terug te betalen hetgeen hij ten aanzien van de uitbreiding van uren méér heeft geïncasseerd dan wat de consument op grond van de overeenkomst verschuldigd was, indien en voor zover de ondernemer dit reeds heeft geïncasseerd;

– bepaalt dat de ondernemer aan de consument een bedrag van € 25,– dient te vergoeden ter zake van het door haar betaalde klachtengeld;

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, de heer drs. T. Blom, mevrouw mr. M.T.C.J. Nauta-Sluijs, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 21 juli 2020.