Commissie: Kinderdagverblijf
Categorie: Personeel
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
2012-67889
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
De ondernemer heeft niet snel genoeg maatregelen genomen om een eind te maken aan een ongewenste situatie in verband met onprofessioneel handelen van medewerker. De consument hoeft geen opzegtermijn te betalen.
Het geschil betreft de kwaliteit van klachtafhandeling door de ondernemer en de vraag of deze aanleiding geeft tot een onmiddellijke beëindiging van overeenkomst door de consument met achterwege laten van een opzegtermijn. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt. De consument maakt sinds 1 augustus 2008 voor één kind gebruik van kinderopvang in een kindercentrum van de ondernemer. Een pedagogisch medewerkster heeft de beroepscode van de ondernemer geschonden door een relatie aan te gaan met de vader van het kind van de consument. De pedagogisch medewerkster heeft de ondernemer daarvan niet op de hoogte gesteld. De consument acht dit in strijd met de geldende beroepscode (artikel 2), en is hierover sinds februari 2011 met de ondernemer in gesprek. Bovendien worden door de ondernemer aan het schenden van de beroepscode ten aanzien van de betreffende medewerkster geen consequenties verbonden. De ondernemer wekt de schijn twee maatstaven aan te houden bij het vinden van een oplossing. Het welzijn van het personeel wordt belangrijker gevonden dan het welzijn van de kinderen. Er bestaat geen adequate interne klachtenprocedure. Omdat op 25 november 2011 nog steeds niet duidelijk was wat de oplossing van het probleem zou worden en per wanneer een oplossing haalbaar zou zijn, heeft de consument op die datum per direct de overeenkomst opgezegd. Artikel 2.4 van de raamovereenkomst geeft beide partijen het recht de overeenkomst te beëindigen of te ontbinden als één van beide partijen niet (tijdig) voldoet aan de verplichting uit de overeenkomst. De consument maakt bezwaar tegen het feit dat de ondernemer desondanks een opzegtermijn hanteert en haar twee maanden opvang in rekening brengt. Ter zitting heeft de consument nog verklaard dat zij pas in februari 2012, bij de klachtencommissie, vernam dat de betreffende medewerkster per 1 december 2011 zou worden overgeplaatst naar een andere vestiging. Als de consument dit eind november 2011 had geweten, had zij haar kind op de opvang van de ondernemer gelaten, gezien het belang van het kind. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt. Conform artikel 3.2 van de overeenkomst is er een opzegtermijn van twee maanden. Het contract is per brief d.d. 12 december 2011 opgezegd. De opzegging is door de ondernemer schriftelijk bevestigd. Op 23 februari 2012 heeft de klachtencommissie uitspraak gedaan over de klacht die ten grondslag ligt aan de klacht zoals deze aan de commissie is voorgelegd. Volgens deze uitspraak heeft de ondernemer wel degelijk gezocht naar een oplossing voor de in de klacht gemelde situatie. De klachtencommissie heeft de klacht ongegrond verklaard. De ondernemer heeft voldoende gedaan om de situatie op te lossen. De ondernemer is zijn verplichting(en) uit de raamovereenkomst nagekomen, dat wil zeggen het bieden van kinderopvang conform de Wet Kinderopvang. Het standpunt van de consument dat er aan de zijde van de ondernemer sprake is van wanprestatie conform artikel 2.4 van de overeenkomst acht de ondernemer niet gegrond. Het is de keuze van de consument om haar dochter niet meer door de ondernemer te laten opvangen. Dit is een vrije keus. De ondernemer heeft de plaats beschikbaar gehouden, gezien de opzegtermijn. Ter zitting heeft de ondernemer nog verklaard dat de consument begin november 2011 op de hoogte is gebracht van de overplaatsing van de betreffende medewerkster naar een andere vestiging per 1 december 2011. Voorts heeft de ondernemer nog verklaard dat er wel degelijk is gezocht naar een oplossing, maar dat hij te maken heeft met meer belangen dan alleen het belang van de consument, waaronder het belang van de vader van het kind, die tevreden was met de situatie, de belangen van andere ouders, en de belangen van zijn medewerkers, die bij een overplaatsing zouden worden betrokken. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie stelt vast dat niet in geding is dat de consument sinds februari 2011 met de ondernemer in gesprek is over de privéomgang van de ex-partner van de consument (en vader van haar kind) met een van de medewerksters van de ondernemer, die bovendien werkzaam was op de groep waar het kind van de consument werd opgevangen. Ook is niet in geding dat de consument bij herhaling heeft aangedrongen op een passende oplossing voor deze ongewenste situatie die bovendien in strijd is met de binnen de onderneming geldende beroepscode. De binnen de onderneming geldende beroepscode bepaalt ten aanzien van de relatie tussen de leidster enerzijds en het kind en de ouders anderzijds, voor zover hier van belang, het volgende. Artikel 2.2 De leidster gaat een professionele relatie met het kind en diens ouders aan. Artikel 2.4 De leidster gaat in werk- en privésituaties geen emotionele afhankelijkheidsrelaties met kinderen en ouders aan. De commissie is van oordeel dat de betreffende medewerkster in strijd heeft gehandeld met de beroepscode door een relatie aan te gaan met de vader van een aan haar in de professionele sfeer toevertrouwd kind. Door haar omgang met de vader ontstond bovendien een reële kans op een, volgens de beroepscode ongewenste, emotionele afhankelijkheidsrelatie met het kind. Nog afgezien van de eigen emoties die de betreffende relatie bij de consument teweeg bracht, kan de commissie zich voorstellen dat de consument dit een ongewenste situatie vond voor haar kind, waarvoor zo snel mogelijk een oplossing gevonden moest worden. Het is niet aan de commissie om te oordelen over een eventueel door de ondernemer aan de betreffende medewerkster op te leggen sanctie, dit betreft een interne kwestie binnen de organisatie. Wel is de ondernemer jegens de consument aansprakelijk voor het onprofessionele handelen van de medewerkster, dat een correcte uitvoering van de opvangovereenkomst in de weg staat. In dat kader mocht de consument van de ondernemer een serieuze behandeling van haar klacht verlangen en daaraan gekoppeld een snelle en adequate oplossing van het probleem. De commissie is van oordeel dat de ondernemer daarin is tekortgeschoten. De aanvankelijk aangeboden oplossing (overplaatsing van de betreffende medewerkster naar een andere groep binnen dezelfde vestiging) was niet afdoende. In ieder geval kon niet worden voorkomen dat deze medewerkster toch op de groep van het kind van de consument werd ingezet. Dat de consument, in het belang van haar kind, niet heeft ingestemd met overplaatsing van haar kind naar een andere vestiging, vindt de commissie gerechtvaardigd. Het probleem werd immers niet veroorzaakt door het kind, maar door onprofessioneel gedrag van een medewerkster van de ondernemer. Vervolgens heeft de ondernemer, na herhaalde verzoeken van de consument, de medewerkster pas per 1 december 2011 overgeplaatst naar een andere vestiging. Dat heeft te lang geduurd, het was inmiddels (ruim) 9 maanden na de eerste signalering van een ongewenste situatie. Dat de consument van deze overplaatsing reeds begin november op de hoogte zou zijn gesteld, wordt door de consument ontkend, en blijkt ook niet uit de e-mailwisseling tussen de consument en de directie, die uiteindelijk leidde tot de e-mail van 25 november 2011 waarmee de consument de overeenkomst per 1 december 2011 heeft opgezegd. Evenmin is gebleken dat de consument in antwoord op haar e-mail van 25 november 2011 alsnog op de hoogte is gesteld van de op handen zijnde overplaatsing, en derhalve niet in de gelegenheid gesteld haar opzegging nog in te trekken om zodoende de schade voor haar en haar kind te beperken. Ook hier is de ondernemer tekortgeschoten. Gelet op het voorgaande en alle aan de commissie gebleken feiten en omstandigheden in aanmerking nemende is de commissie van oordeel dat de ondernemer dermate is tekortgeschoten in de uitvoering van de overeenkomst en de consument dermate lang heeft laten wachten op een adequate oplossing van een reëel probleem, dat op 25 november 2011 een opzegging “per direct” gerechtvaardigd was, en de ondernemer in redelijkheid geen aanspraak kan maken op een opzegtermijn. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De klacht is gegrond. De overeenkomst is per 1 december 2011 beëindigd, de e-mail van 25 november 2011 geldt als opzegging. De opzegtermijn komt te vervallen en daarmee elke betalingsverplichting die is ontstaan na 30 november 2011. De ondernemer dient de consument alle kosten, zoals die in rekening zijn gebracht over de periode na 30 november 2011, te restitueren. Deze restitutie dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Bovendien dient de ondernemer, ingevolge het reglement van de commissie, een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake het klachtengeld. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 50,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, op 20 augustus 2012.