Commissie: kinderopvang
Categorie: overeenkomst
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
1356-6443
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Niet onredelijk dat ondernemer overeenkomst heeft opgezegd wegens een zwaarwegende reden. gedrag van vader van het kind valt aan te merken als ‘ongewenste omgangsvorm door de ouder, zoals intimidatie, agressie of geweld’ in de zin van de algemene voorwaarden. Toegang tot opvang is terecht geweigerd.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument klaagt, kort gezegd, over de opzegging van de overeenkomst door de ondernemer met ingang van 22 juni 2019 vanwege het gedrag van de vader van het kind en over de financiële gang van zaken. De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer. De consument heeft van 1 januari 2018 tot 22 juni 2019 gebruik gemaakt van kinderopvang bij het kinderdagverblijf van de ondernemer voor haar zoontje gedurende 5 dagen per week. Volgens de consument heeft de ondernemer de overeenkomst niet volgens de regels opgezegd. Ook is de consument het er niet mee eens dat de vader geen toegang meer kreeg tot de kinderopvangorganisatie en daardoor het kind niet meer kon ophalen. De consument heeft op 15 april 2019 een klacht tegen de ondernemer ingediend, waarbij is bemiddeld door de GGD. Verder is het volgens de consument niet goed gegaan bij de uitbetaling van de kinderopvangtoeslag door de belastingdienst. Volgens de consument is het bedrag voor de maand juni niet juist berekend. De consument verlangt dat een bedrag voor de maand juni wordt terugbetaald omdat haar man het kind in die maand niet meer mocht ophalen.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft zijn standpunt niet aan de commissie kenbaar gemaakt.
Uit de door de consument overgelegde brief van de ondernemer van 22 mei 2019 blijkt dat de ondernemer de overeenkomst op grond van artikel 10 lid 3 sub b van de toepasselijke algemene voorwaarden van de branchevereniging heeft opgezegd per 22 juni 2019 wegens een zwaarwegende reden, namelijk grensoverschrijdend gedrag van de vader van het kind. De ondernemer heeft dit gedaan omdat de vader bij het afhalen van zijn zoon op 21 mei 2019 agressief gedrag heeft getoond naar een pedagogisch medewerker en een locatiemanager. De vader had bij het afhalen van zijn zoon gele vlekken op de broek van het kind gezien en hij ging ervan uit dat het poepvlekken waren. Hij was boos dat de pedagogisch medewerker dit niet heeft gemerkt en de broek niet heeft verwisseld. Vervolgens is hij zonder toestemming het kantoor van de locatiemanager binnengelopen terwijl zij in bespreking was met een ouder een medewerker. De vader heeft zijn stem verheven en de broek van het kind tegen haar gezicht aangegooid. Daarna is hij boos weggegaan. Naar het oordeel van de ondernemer heeft de vader zeer norm overschrijdend gedrag getoond door een voorwerp tegen het gezicht van een medewerker te gooien. Vanwege dit norm overschrijdend gedrag heeft de vader van het kind met ingang van 22 mei 2019 geen toegang meer gehad tot de locatie en moest het kind door de moeder of een derde persoon worden gebracht en opgehaald.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Allereerst heeft de commissie bekeken of de ondernemer op het juiste adres is aangeschreven, aangezien de ondernemer geen verweer heeft gevoerd en ook niet ter zitting is verschenen. De commissie heeft, na consultatie van het secretariaat, vastgesteld dat aan de ondernemer op 12 augustus 2019 verweer is gevraagd op het adres, waarmee hij staat ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang. Op 5 november 2019 is de ondernemer op hetzelfde adres uitgenodigd voor de zitting. De ondernemer heeft dit adres in 2016 aan de branchevereniging Kinderopvang opgegeven als postadres en nadien geen mutatie doorgegeven. Het is de verantwoordelijkheid van de houder van een kinderopvangorganisatie om ervoor te zorgen dat hij op het juiste adres staat ingeschreven. Dit adres wordt ook gebruikt voor bijvoorbeeld het verlenen van vergunningen. De commissie stelt dan ook vast dat het verzoek tot het indienen van verweer en de uitnodiging voor de zitting naar het juiste adres zijn verstuurd. Ook heeft het secretariaat van de commissie op 9 september 2019 nog telefonisch contact opgenomen met de ondernemer om te vragen naar het te voeren verweer. De betrokken medewerker heeft vernomen dat de betreffende contactpersoon niet aanwezig was en dat deze persoon in die week contact zou opnemen en mogelijk uitstel zou verzoeken.
Dit is niet gebeurd. De commissie is van oordeel dat de ondernemer op voldoende wijze in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunt kenbaar te maken. Op grond van de overgelegde stukken acht de commissie het niet onredelijk dat de ondernemer, op de voet van artikel 10 lid 3 sub b van de toepasselijke algemene voorwaarden van de branchevereniging, de overeenkomst met de consument heeft opgezegd per 22 juni 2019 wegens een zwaarwegende reden. Naar het oordeel van de commissie valt het gedrag van de vader van het kind aan te merken als ‘ongewenste omgangsvorm door de ouder, zoals intimidatie, agressie of geweld’ in de zin van dit artikel. Daarmee vormt het een voldoende zwaarwegende reden voor beëindiging van de overeenkomst.
De consument maakt er bezwaar tegen dat aan de vader de toegang tot het kinderdagverblijf is ontzegd. Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer in deze omstandigheden redelijkerwijs daartoe kunnen beslissen. Ingevolge artikel 11 lid 3 dient de ondernemer, indien een ouder de toegang tot de locatie wordt geweigerd, met de ouder(s) in overleg te zoeken naar een voor alle partijen acceptabele oplossing voor de situatie. Uit de brief van de ondernemer van 22 mei 2019 blijkt dat de ondernemer als oplossing heeft bepaald dat het kind door de moeder of een derde kan worden gebracht en opgehaald. De commissie acht deze alternatieve oplossing niet onredelijk. Weliswaar is deze oplossing niet in onderling overleg maar eenzijdig door de ondernemer vastgesteld, maar naar het oordeel van de commissie is artikel 11 lid 3 in dit geval niet onverkort van toepassing omdat deze bepaling, blijkens de strekking ervan, geschreven is met het oog op voortzetting van de opvangovereenkomst en het hier gaat om beëindiging ervan. Het is te billijken dat de ondernemer voor de korte resterende periode op deze manier naar een oplossing heeft gezocht. Dit klachtonderdeel kan daarom door de commissie niet gegrond worden geacht.
De consument heeft haar verzoek tot terugbetaling van een deel van de opvangkosten voor de maand juni 2019 onvoldoende onderbouwd, zodat dit klachtonderdeel naar het oordeel van de commissie evenmin gegrond kan worden geacht. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mevrouw mr. B.C.J. Notermans en mevrouw mr. M.T.C.J. Nauta-Sluijs, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M.E. Taams – van Hoeken, secretaris, op 20 november 2019.