Geen nalatig handelen en/of van onvoldoende toezicht door ondernemer vast kunnen stellen. Consument terecht aan opzegtermijn gehouden.

  • Home >>
  • kinderopvang >>
Klachtenloket Kinderopvang
Print Friendly, PDF & Email



Commissie: kinderopvang    Categorie: Opzeggen overeenkomst    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 170660/175948

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil heeft betrekking op het handelen van de ondernemer rondom een valincident van de dochter van consument met een ergonomische leidsterstoel, waarbij de dochter letsel heeft opgelopen en het bij opzeggen van de overeenkomst houden van consument aan de opzegtermijn van één maand. De ondernemer geeft aan dat juist is gehandeld, maar dat niet alle risico’s kunnen worden uitgesloten. Letselschade kan door de consument niet worden geclaimd. Met dit laatste is de commissie het eens. Het claimen van letselschade is in het reglement uitgesloten. Voor de beoordeling van nalatig handelen door de ondernemer heeft de commissie afgewogen dat ergonomische leidsterstoelen een normaal gebruiksvoorwerp zijn op een kinderopvangverblijf en deze op zichzelf geen gevaar voor kinderen opleveren. Van de ondernemer kan dan ook niet worden verlangd dat de stoelen, mogelijk ten koste van de gezondheid van zijn medewerkers verwijdert. Bovendien heeft de ondernemer onbetwist gesteld dat er in de desbetreffende ruimte vijf volwassen medewerkers, onder wie drie EHBO’ers, aanwezig waren toen de dochter daar van de stoel is gevallen. Desondanks is een incident als het onderhavige, dat zich kennelijk in een fractie van een seconde heeft afgespeeld, niet altijd te voorkomen. Honderd procent veiligheid voor kinderen bestaat niet. De commissie oordeelt dat zij niet vast heeft kunnen stellen dat er  sprake was van nalatig handelen en/of van onvoldoende toezicht in de betreffende ruimte.

Verder oordeelt de commissie dat de ondernemer de consument op goede gronden aan de opzegtermijn van één maand heeft gehouden; die termijn was afgesproken tussen partijen. Een dergelijke afspraak kan alleen niet van toepassing zijn wanneer deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Daarvan is naar het oordeel van de commissie niet gebleken. Het door de consument gestelde (en niet onderbouwde) letsel kan in het kader van genoemde maatstaven geen deugdelijke grondslag vormen om de plaatsingsovereenkomst per direct op te zeggen. Beide klachten zijn ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft het door de consument gestelde onjuist handelen van de ondernemer waardoor c.q. toen de dochter van de consument van een stoel is gevallen en het feit dat de ondernemer de consument aan de opzeggingstermijn heeft gehouden toen zij de plaatsingsovereenkomst had opgezegd.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De dochter van de consument (hierna te noemen: de dochter) bezocht het kinderopvangverblijf van de ondernemer. Op 28 maart 2022 heeft de dochter op het kinderopvangverblijf op een stoel proberen te klimmen en is daar toen vanaf gevallen. Door de val liep zij een open lip op. Op 6 april 2022 is de dochter op haar neus gevallen toen zij weer op een stoel probeerde te klimmen; bij deze val heeft zij een gebroken neus opgelopen. Op een vraag van de consument waarom die stoel niet werd weggehaald, kreeg zij als antwoord dat dit was vergeten en ook niet in het protocol stond.

De consument wilde de camerabeelden van het gebeurde op 6 april 2022 zo spoedig mogelijk zien, maar de ondernemer voldeed niet aan een desbetreffende vraag van de consument, volgens zijn zeggen in verband met privacybescherming. Uiteindelijk heeft de consument de camerabeelden op 22 april 2022 wel mogen zien waarbij de ondernemer telkens een grijns op zijn gezicht had die erop leek alsof de consument werd uitgelachten. De consument vindt dat de ondernemer haar klacht niet naar tevredenheid heeft behandeld.

De ondernemer heeft de consument in een telefoongesprek op een onbeschofte manier meegedeeld dat een ongeluk in een klein hoekje zit en dat dit overal kan gebeuren. Ook heeft de consument de ondernemer vaker een e-mail gestuurd over rode billen en blauwe vlekken op het been van de dochter. De dochter kwam vaak thuis met een volle luier die wel 4 uur niet was verschoond.

Toen de consument de dochter bij het kinderopvangverblijf per direct wilde uitschrijven, kreeg zij van de ondernemer te horen dat er een maand opzegtermijn was. De consument had de opvangvergoeding voor de maand april 2022 betaald, terwijl de ondernemer de dochter maar tot 6 april 2022 heeft opgevangen. De dochter ging met tegenzin naar het kinderopvangverblijf en wilde er de laatste drie weken niet meer naar toe.

De ondernemer kan de consument niet dwingen een opzegtermijn van één maand aan te houden. Zeker in een bijzondere situatie als deze waarin de consument de opvangvergoeding voor de maand april 2022 volledig heeft betaald, die vergoeding niet wordt terugbetaald en de dochter bij de ondernemer een gebroken neus heeft opgelopen. De consument stelt in verband met de gebroken neus van de dochter recht te hebben op letselschadevergoeding.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen hij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Naar de mening van de ondernemer valt de klacht van de consument in twee delen uiteen:

  1. De ondernemer heeft niet juist gehandeld waardoor c.q. toen de dochter op 6 april 2022 van de stoel was gevallen.
  2. De ondernemer mag de consument bij de door haar op 6 april 2022 gedane opzegging van de plaatsingsovereenkomst niet aan de opzegtermijn van een maand houden.

Ad 1)

Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel is de ondernemer primair van mening dat de consument niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht. Op grond van het bepaalde in artikel 5 sub a van het reglement van de commissie dient de commissie een consument die een klacht indient ter zake van een geschil dat betrekking heeft op (mogelijk) lichamelijk letsel niet-ontvankelijk te verklaren. De “tenzij-bepaling” van dat artikel ziet niet op letselschade, zo volgt uit het laatste deel van sub a van voornoemd artikel. Het letsel is niet aantoonbaar het gevolg van handelen of nalatigheid van de ondernemer.

Subsidiair – voor het geval de consument wel ontvankelijk is – dient de klacht van de consument ongegrond te worden verklaard, omdat de ondernemer correct heeft gehandeld. De dochter is op 6 april 2022 op een ergonomische leidsterstoel geklommen, ervan afgevallen en op haar neus terechtgekomen. Er was alleen wat bloed aan de lip zichtbaar. Het is de consument die beweert dat de neus van de dochter gebroken was, maar de ondernemer heeft dit niet geconstateerd.

Dit alles heeft in een oogwenk c.q. enkele seconden plaatsgevonden tijdens de voorbereiding van het slapen gaan van de kinderen. Tijdens dit incident waren er ten minste vijf volwassen medewerkers aanwezig. Er was sprake van voldoende toezicht. Er waren drie medewerkers die elk tevens EHBO’er zijn en die hebben gehandeld conform hetgeen zij geleerd hebben. Soms is er gewoon sprake van pech; niet alle risico’s kunnen worden uitgesloten. De maatregelen en voorzieningen die de ondernemer redelijkerwijs kon nemen, heeft hij genomen, maar een ongeluk zit soms in een klein hoekje en kan redelijkerwijs niet altijd worden voorkomen. De ondernemer betwist uitdrukkelijk elke vorm van aansprakelijkheid voor enig letsel van de dochter. Ook is volgens de ondernemer niet aannemelijk dat en zo ja van welk letsel sprake zou zijn.

De ergonomische leidsterstoelen zijn een belangrijk onderdeel van en hulpmiddel bij de dagelijkse taken en werkzaamheden die de pedagogische medewerkers uitvoeren. Met de inzet van deze speciale stoelen beoogt de ondernemer om (onder andere) rugklachten van pedagogische medewerkers zoveel mogelijk te voorkomen, althans te beperken. Deze stoelen staan al zeer lange tijd op de groepen. Niet eerder heeft hiermee een incident plaatsgevonden.

De ondernemer is van mening dat hem van het feit dat de dochter van een stoel is gevallen geen enkel verwijt treft en dat dit klachtonderdeel ongegrond verklaard dient te worden.

Ad 2)

Op 6 april 2022 heeft de consument klaarblijkelijk besloten dat zij geen gebruik meer wilde maken van de plaatsingsovereenkomst tussen partijen. Op deze overeenkomst zijn zowel de algemene voorwaarden voor kinderopvang van de Brancheorganisatie Kinderopvang als de aanvullende voorwaarden van de ondernemer van toepassing. De consument heeft deze algemene voorwaarden ontvangen, althans daarvan kennis kunnen nemen en deze zijn aldus onverkort van toepassing.

Artikel 10 lid 4 sub a van de eerstgenoemde voorwaarden bepaalt dat voor de consument een opzegtermijn van één maand geldt. Lid 5 van dat artikel bepaalt dat gedurende de opzegtermijn de betalingsverplichting van de consument voortduurt. De consument is dan ook de opvangvergoeding over de maand april 2022 aan de ondernemer verschuldigd en dat bedrag is ook van haar is gevorderd. Ook hierin heeft de ondernemer conform de overeenkomst en de over en weer geldende rechten en verplichtingen gehandeld.

Volgens de ondernemer dient ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaard te worden.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen de ondernemer tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht, het volgende overwogen.

De omvang van het geschil

De ondernemer heeft gesteld dat zijns inziens de klacht van de consument zich beperkt tot de twee onderdelen zoals hiervoor is weergegeven. De commissie is ook ambtshalve van oordeel dat de ondernemer de klachten van de consument goed heeft omschreven zodat zij alleen de door de ondernemer genoemde onderdelen in haar beoordeling zal betrekken.

Ad 1)

Het niet-ontvankelijkheidsverweer

Artikel 5 van het reglement van de commissie bepaalt dat de commissie een consument in zijn klacht ambtshalve niet-ontvankelijk verklaart onder meer indien en voor zover het geschil betrekking heeft op dood, lichamelijk letsel of ziekte, tenzij dit aantoonbaar het gevolg is van het handelen of de nalatigheid van de ondernemer, in dat geval is de consument wel ontvankelijk inzake de gevolgen met uitzondering van letselschade.

Dit artikel belet de commissie niet het door de consument gestelde onjuiste handelen of nalaten van de ondernemer, waardoor de dochter van de stoel is gevallen, te beoordelen. In zoverre acht de commissie de consument ontvankelijk in haar klacht. Indien bij die beoordeling komt vast te staan of aannemelijk wordt dat sprake is van onjuist handelen of nalaten van de ondernemer en – in dit geval – lichamelijk letsel het gevolg daarvan is dan kan de consument die letselschade niet ter beoordeling aan de commissie voorleggen. De commissie acht de consument in haar verzoek om een vergoeding van letselschade dan ook niet-ontvankelijk.

De commissie komt nu toe aan de inhoudelijke beoordeling van dit klachtonderdeel. De commissie is van oordeel dat de ondernemer de aanwezigheid van ergonomische leidsterstoelen op het kinderopvangverblijf met deugdelijke argumenten heeft onderbouwd. De commissie acht dergelijke stoelen een normaal gebruiksvoorwerp op een kinderopvangverblijf, tenzij de aard of toestand van dergelijke stoelen op zichzelf een gevaar voor kinderen kan opleveren, maar dat is gesteld noch gebleken. Van de ondernemer kan dan ook niet worden verlangd dat hij de stoelen, waarvan hij onbetwist heeft gesteld dat deze al lange tijd in het kinderopvangverblijf worden gebruikt zonder dat zich daarmee incidenten hebben voorgedaan, mogelijk ten koste van de gezondheid van zijn medewerkers verwijdert. De ondernemer heeft onbetwist gesteld dat er in de desbetreffende ruimte vijf volwassen medewerkers, onder wie drie EHBO’ers, aanwezig waren toen de dochter daar op 6 april 2022 van de stoel is gevallen. Desondanks is een incident als het onderhavige, dat zich kennelijk in een fractie van een seconde heeft afgespeeld, niet altijd te voorkomen. Honderd procent veiligheid voor kinderen bestaat niet. In de gegeven omstandigheden is de commissie niet gebleken dat er sprake was van nalatig handelen van de ondernemer en/of van onvoldoende toezicht in de betreffende ruimte. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad 2)

Van de plaatsingsovereenkomst tussen partijen maken zowel de algemene voorwaarden voor kinderopvang van de Brancheorganisatie Kinderopvang als de aanvullende voorwaarden van de ondernemer deel uit. In beginsel zijn partijen aan deze algemene voorwaarden gebonden.

In de eerstgenoemde algemene voorwaarden is onder meer bepaald dat de overeenkomst eindigt door (tussentijdse) opzegging door één van partijen door middel van een aan de andere partij gerichte gemotiveerde schriftelijke verklaring en met inachtneming van een opzegtermijn van één maand indien de ouder de overeenkomst opzegt. Alleen in geval van overlijden van het kind eindigt de overeenkomst met onmiddellijke ingang. Daarnaast is in die algemene voorwaarden bepaald de betalingsverplichting van de ouder voortduurt gedurende de opzegtermijn.

De consument heeft de plaatsingsovereenkomst op 6 april 2022 met onmiddellijke ingang opgezegd nadat de dochter van de stoel was gevallen. De ondernemer wilde de consument houden aan de (via de algemene voorwaarden) overeengekomen opzegtermijn van één maand.

De consument is van mening dat de ondernemer haar niet kan dwingen een opzegtermijn van één maand aan te houden, te meer niet omdat de consument de opvangvergoeding voor de maand april 2022 al volledig had betaald en de dochter bij de ondernemer een gebroken neus heeft opgelopen.

De commissie is van oordeel dat de ondernemer de consument op goede gronden aan de opzegtermijn van één maand heeft gehouden; die termijn was immers afgesproken tussen partijen. Partijen dienen zich in beginsel aan gemaakte afspraken te houden. Een tussen partijen gemaakte afspraak kan echter niet van toepassing zijn voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De consument heeft gesteld dat de dochter bij de val een gebroken neus heeft opgelopen, maar zij heeft dat niet met een medische verklaring van een arts onderbouwd, zodat de commissie – nu de ondernemer deze stelling van de consument heeft betwist – in deze procedure niet met voldoende zekerheid kan vaststellen dat van een gebroken neus sprake is geweest. Het door de consument gestelde letsel kan in het kader van genoemde maatstaven dan ook geen deugdelijke grondslag vormen om de plaatsingsovereenkomst per direct op te zeggen.

De ondernemer was contractueel gerechtigd om de consument de opvangvergoeding tot 6 mei 2022, toen de opzegtermijn van één maand eindigde, in rekening te brengen. De ondernemer heeft de consument echter alleen over de maand april 2022 gefactureerd en de consument heeft het factuurbedrag betaald. Gelet op hetgeen de commissie hiervoor heeft overwogen hoeft de ondernemer dat bedrag niet aan de consument terug te betalen. Ook dit klachtonderdeel acht de commissie ongegrond.

Beslissing

De commissie:

– verklaart de consument in haar verzoek om een vergoeding van letselschade niet-ontvankelijk;

–verklaart de klacht van de consument in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist op 25 november 2022 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes en de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.