Flexibele opvang blijft mogelijk. Ondernemer gaf en hoeft geen garantie te geven voor opvang op bepaalde dagen

Klachtenloket Kinderopvang



Commissie: Kinderdagverblijf    Categorie: Contract    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 2018-113001

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

De ouder neemt al een aantal jaar flexibele opvang af. Wat dit precies inhoudt, is niet vastgelegd. In de praktijk vraagt de ouder een aantal weken van te voren of de gewenste dagen beschikbaar zijn. Zo niet, dan overleggen de ouder en ondernemer over de mogelijkheden. De mededeling van de ondernemer dat het na de verhuizing lastig zal worden zijn om opvang op dinsdag en donderdag te garanderen, is feitelijk geen verandering van de overeenkomst. De ondernemer kan dit voor de verhuizing ook niet garanderen. De klacht is ongegrond.

De consument beklaagt zich erover dat de ondernemer hem onverwachts niet langer flexibele kinderopvang aanbiedt op de dinsdagen en de donderdagen en hij is ontevreden over de wijze waarop dit met hem is gecommuniceerd.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van consument verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van consument op het volgende neer.

De consument en zijn echtgenote hebben destijds voor de dagopvang van hun kinderen (eerst hun zoon tot deze de leeftijd van vier jaar had bereikt en nu alleen nog hun dochter) bewust gekozen voor het kinderdagverblijf (kdv) van de ondernemer vanwege het feit dat de ondernemer naast reguliere ook flexibele dagopvang aanbood. Flexibele dagopvang was voor de cliënt een uitkomst omdat zijn vrouw werkzaam is in de zorg en onregelmatige werktijden heeft. Partijen hebben destijds met elkaar afgesproken dat de consument drie weken voor het begin van elke maand aan de ondernemer zou aangeven wanneer zijn kinderen die maand zouden komen. De ondernemer heeft zich altijd flexibel opgesteld en tot voor kort is de samenwerking tussen partijen naar tevredenheid van de consument verlopen. Echter, nadat de consument begin september 2017 de planning voor de maand oktober 2017 tijdig aan de ondernemer had doorgegeven, kreeg de consument een e-mail van de ondernemer dat het vanaf 1 november 2017 vanwege een verhuizing naar een andere locatie en een volle bezetting van het kdv met kinderen van de vaste dagopvang moeilijk zou worden om de dochter van de consument op de dinsdagen en de donderdagen op te vangen bij het kdv. Vanaf 1 november 2017 kon de ondernemer niet meer de garantie geven dat de dochter van de consument op de genoemde dagen bij het kdv terecht kon. De consument stelt daardoor met de rug tegen de muur te staan, gezien de onregelmatige diensten van zijn vrouw en het feit dat hij niet een jaar lang op de dinsdagen en donderdagen opvang kan regelen binnen zijn familie- en kennissenkring. De ondernemer heeft de consument sterk aangeraden om een gastouder of een ander kdv te raadplegen. Het ergste vindt de cliënt dat hij gedwongen wordt zijn dochter voor de periode van ruim één jaar (in november 2018 wordt zijn dochter vier jaar) bij een ander kdv of een gastouder te moeten onderbrengen, terwijl hij het gevoel heeft dat zijn dochter bij de ondernemer op haar plek is en een leuke band heeft met zowel de andere kinderen als de leiding. De consument is ontevreden over de wijze waarop er met hem over deze aangelegenheid per e-mail is gecommuniceerd. Hij is van mening dat een besluit als dit niet zomaar eenzijdig genomen kon worden. De consument heeft de overeenkomst met de ondernemer tegen 1 november 2017 opgezegd en voor zijn dochter elders kinderopvang geregeld, omdat hij zekerheid wilde hebben dat zijn dochter op de dinsdagen en donderdagen opvang kan genieten.

De consument is van mening dat de commissie in het beleidsplan van het kdv de door hem voorgestelde aanpassingen moet laten aanbrengen wat de flexibele opvang betreft. De consument verlangt daarnaast dat de commissie hem een financiële vergoeding van € 378,– toekent vanwege het feit dat de ondernemer de inhoud van de raamovereenkomst tussen partijen onverwachts en eenzijdig heeft veranderd, waardoor de consument zich tot een ander kdv heeft moeten wenden en daar genoemd bedrag op jaarbasis méér voor kinderopvang voor eveneens 50 uur per maand moet betalen dan bij de ondernemer.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de ondernemer op het volgende neer.

De consument neemt bij de ondernemer al enkele jaren flexibele opvang af, eerst voor zijn zoon en dochter en tot voor kort alleen nog voor de dochter. De consument vroeg telkens per e-mail de dagen voor de opvang aan en de ondernemer reageerde daarop of er plaats was op de gewenste dagen en als dat niet het geval was, wat dan de mogelijkheden waren. Deze werkwijze is altijd in goed overleg en zonder problemen verlopen. De communicatie tussen partijen is altijd via de e-mail verlopen. Door een toenemend aantal kinderen in de dagopvang en minder beschikbare ruimte in een ander gebouw per 1 november 2017 is er op de dinsdagen en donderdagen niet altijd meer plaats voor kinderen die op basis van een  flexibel contract worden opgevangen. Dit is begin september 2017 meegedeeld aan de vrouw van de consument, zodat zij ervan op de hoogte was dat vanaf die datum voor die dagen steeds vaker “nee verkocht” zou kunnen worden. De ondernemer heeft dit gedaan met de bedoeling dat de vrouw van de consument daar wellicht rekening mee kon houden op haar werk. De ondernemer had er ook voor kunnen kiezen om vanaf 1 november 2017 vaker op de aanvragen van de consument met “nee” te reageren, maar heeft dat niet willen doen omdat dat voor de consument onrust meebrengt. Hij moet dan alsnog en met spoed iets regelen. Aan de consument is meegedeeld dat het na 1 november 2017 moeilijk wordt om zijn aanvraag telkens te honoreren, niet dat het onmogelijk zou zijn. Overigens heeft de consument in het verleden niet vaak opvang voor de dinsdag en/of de donderdag aangevraagd. Daarbij komt dat de consument een vast aantal uren per maand afneemt en geen vaste dagen. De ondernemer kan de consument met een flexibel opvangcontract niet altijd een plaats bieden op de door hem gewenste dinsdagen en donderdagen. Zekerheid is alleen te bieden met een vast opvangcontract.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Partijen hebben met elkaar ten behoeve van de dagopvang voor de dochter van de consument een zogenaamde raamovereenkomst kinderdagverblijf gesloten. De wijze van die opvang hebben partijen vastgelegd in een bij die overeenkomst behorend aanhangsel: flexibele opvang, minimaal 50 uur per maand. Het begrip “flexibele opvang” is in de raamovereenkomst noch in het aanhangsel gedefinieerd of geconcretiseerd. Ook is de commissie niet gebleken dat het huishoudelijk reglement en het pedagogisch beleidsplan van de ondernemer aanwijzingen bieden voor de uitleg van dat begrip. Partijen hebben over de uitleg van dat begrip geen concrete stellingen ingenomen in die zin dat zij hebben aangegeven wat hen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen heeft gestaan bij dat begrip, anders dan de afspraak dat de consument een bepaald minimum aantal uren kinderopvang per maand afneemt bij de ondernemer. Zonder enige definitie of concretisering is het begrip “flexibele opvang” als zodanig veel te ruim geformuleerd. Een en ander betekent dat de commissie dit begrip naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zal uitleggen, mede aan de hand van de feitelijke omstandigheden van het geval.

Vast staat dat de consument bij de ondernemer geen vaste tijden heeft gereserveerd waarop zijn dochter naar de opvang kan gaan. Uit de stukken en de mondelinge behandeling van het geschil is naar voren gekomen dat de jarenlange handelwijze van partijen was dat de consument telkens drie weken vóór het begin van een maand aan de ondernemer per e-mail de tijden doorgaf waarop hij opvang voor zijn dochter in de betreffende maand wenste te hebben. Hierop reageerde de ondernemer – eveneens per e-mail – of de gewenste tijden voor hem al dan niet akkoord waren en – indien niet akkoord – welke opvangmogelijkheden er dan nog waren. Uit de handelwijze van partijen concludeert de commissie dat het begrip “flexibele opvang” in de rechtsverhouding tussen partijen betekende dat de consument van de ondernemer te horen kon krijgen dat aan zijn aanvraag niet kon worden voldaan en dat er desgewenst of zo mogelijk naar andere oplossingen werd gezocht. Onbetwist is de stelling van de ondernemer tijdens de mondelinge behandeling dat het in het verleden ook niet altijd mogelijk is geweest om de dochter van de consument op de dinsdagen en/of donderdagen opvang te bieden. Het was uiteindelijk niet aan de consument zelf om te beslissen op welke tijden zijn dochter naar het kdv kon gaan. Flexibele opvang betekende dus niet dat de consument tegenover de ondernemer onverkort recht kon doen gelden op opvang van zijn dochter op de dinsdagen en/of donderdagen.

Van een eenzijdige wijziging van de inhoud van de overeenkomst tussen partijen, zoals de consument heeft gesteld, is naar het oordeel van de commissie dan ook geen sprake. De commissie acht het niet aannemelijk geworden dat het voor de consument door toedoen van de ondernemer onmogelijk is geworden zijn dochter bij het kdv van de ondernemer te laten blijven. Die onmogelijkheid heeft de consument volgens zijn verklaring afgeleid uit het advies van de ondernemer om uit te zien naar een ander kdv, omdat hij opvang van de dochter van de consument op de dinsdagen en/of donderdagen niet kon garanderen. Met dat advies en de gegeven reden daarvoor kan redelijkerwijs de door de consument gestelde onmogelijkheid niet worden afgeleid.

Op grond van de voorgaande overwegingen komt de commissie tot de conclusie dat niet gezegd kan worden dat de ondernemer toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van zijn uit de overeenkomst tussen partijen voortvloeiende (ruim geformuleerde) verplichting. Ook de mededeling van de ondernemer dat het na 1 november 2017 moeilijk zal worden om de dochter van de consument op de dinsdagen en/of donderdagen op te vangen, is niet als een zodanige tekortkoming aan te merken. De klacht zal ongegrond worden verklaard.

Voor aanspraak op schadevergoeding is ten minste vereist dat de schuldenaar (in dit geval de ondernemer) in enig opzicht toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichting of (anderszins) onrechtmatig heeft gehandeld. De commissie heeft hiervoor geoordeeld dat er geen sprake is een toerekenbare tekortkoming. Ook anderszins heeft de ondernemer tegenover de consument niet onrechtmatig gehandeld. Dit betekent dat de consument geen aanspraak op schadevergoeding toekomt en dat de door hem verlangde schadevergoeding daarom zal worden afgewezen.

De consument heeft de commissie verzocht te bepalen dat het beleidsplan van de ondernemer met betrekking tot de flexibele opvang zal worden aangepast in de door hem voorgestane zin. Los van de vraag of de consument bij dit verzoek thans nog enig belang heeft nu partijen niet langer een con-tractuele relatie met elkaar hebben, kan dit verzoek niet worden toegewezen. De aanpassing van het beleidsplan is namelijk een interne (beleids-)aangelegenheid van de ondernemer, waarin de commissie niet kan treden door te bepalen wat de inhoud van dat plan moet zijn.

Ten slotte wenst de commissie nog op te merken dat de wijze waarop de ondernemer met de consument heeft gecommuniceerd over de opvang na 1 november 2017 niet de schoonheidsprijs verdient. De commissie kan zich goed voorstellen dat de consument het gevoel heeft gehad dat de betreffende mededeling “tussen neus en lippen door” is gedaan. Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer het belang van de consument onvoldoende onderkend. Het had – gelet op het belang voor de consument – voor de hand gelegen dat de ondernemer de opvang na 1 november 2017 bijvoorbeeld in een persoonlijk gesprek met de consument onder zijn aandacht had gebracht. Overigens is deze door de ondernemer gehanteerde communicatiewijze niet aan te merken als een toerekenbare tekortkoming.

Beslissing

De commissie:

– verklaart de klacht ongegrond;
– wijst af de door de consument verlangde schadevergoeding.

Aldus beslist op 10 november 2017 door de Geschillencommissie Kinderopvang en Peuterspeelzalen.

Ster


Op maandag 16 december 2024  zijn wij telefonisch bereikbaar van 9:00 tot 14:00 uur. U kunt uiteraard altijd gebruikmaken van het contactformulier.