
Commissie: kinderopvang
Categorie: overeenkomst
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Niet ontvankelijk
Referentiecode:
129368/134548
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De kinderen van de consument zijn door de ondernemer overgeplaatst naar een andere opvanglocatie. De consument wil dit niet en is het niet eens met de argumenten van de ondernemer, gesprekken hebben geen oplossing opgeleverd. De consument was uiteindelijk gedwongen om de opvangovereenkomst op te zeggen omdat hij anders moest betalen voor opvang op de andere locatie, die hij niet van plan was om af te nemen. De consument eist dat de ondernemer de opvang voortzet op de locatie die in het contract staat. Volgens de ondernemer kan de eis van de consument niet worden toegewezen omdat er geen overeenkomst meer is tussen beide partijen. Daarnaast is het besluit tot de wijziging terecht en goed onderbouwd genomen. De commissie oordeelt dat uit de mailwisseling tussen beide partijen is gebleken dat er geen sprake meer is van een overeenkomst tussen beide partijen. De eis van de consument, om de opvangovereenkomst voort te zetten op de originele locatie, kan dan ook niet worden toegewezen. De commissie kan hierdoor niet oordelen over de rechtmatigheid van de eenzijdige wijziging van het contract. Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de eenzijdige wijziging van de opvanglocatie door de ondernemer per 1 september 2021. De consument heeft vanwege deze wijziging zijn overeenkomsten met de ondernemer beëindigd (per 1 september 2021) en wenst deze beëindiging ongedaan te maken bij een gegrondverklaring van zijn klacht.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft besloten om per 1 september 2021 de twee kinderen van de consument over te plaatsen naar een andere opvanglocatie. De consument is het hier niet mee eens omdat de aangeboden alternatieven niet voldoen aan de wensen van de consument. De consument heeft destijds een bewuste keuze voor de locatie [locatienaam] gemaakt. Doordat één van de scholen verhuist vanuit het multifunctionele complex naar een nieuwe locatie dicht bij de huidige opvanglocatie, heeft de ondernemer met die school een IKC (integraal kind centrum) opgezet.
Tevens wordt als reden aangegeven dat het aantal vervoersbewegingen beperkt wordt in de wijk als alleen de kinderen van de school die verhuist op deze locatie worden opgevangen. Echter dit was bij het moment van afsluiten van de overeenkomst reeds bekend en geen issue. De consument wordt onterecht de dupe van deze beleidswijziging. Gesprekken hierover met de ondernemer hebben niet tot een oplossing geleid. De consument werd meegedeeld anders de overeenkomst maar op te zeggen. Dit wilde de consument echter niet, hij is erg tevreden over de huidige locatie. Alternatieven in de wijk zijn minimaal aangezien de ondernemer de belangrijkste organisatie is en de wachttijden erg lang zijn. Ook de termijn waarop dit medegedeeld is (vlak voor de vakantieperiode) zorgt voor problemen om überhaupt nog iets anders te vinden. Voorstellen voor een langere overgangstermijn werden niet geaccepteerd. Op 2 september jl. is (ook) het voorstel van de consument om het contract tijdelijk op te schorten gedurende de behandeling door de geschillencommissie afgewezen en is de consument onder druk gezet het contract op te zeggen. De consument wilde dit eigenlijk niet, maar heeft het contract toch noodgewonden opgezegd.
De consument stond voor de keuze of zijn recht op opvang en plek te verliezen of te betalen voor opvang op een andere locatie, die hij helemaal niet van plan was om af te nemen.
De consument wil dat de ondernemer zich houdt aan de afgesloten overeenkomst en zijn kinderen opvang biedt op de door de consument gekozen locatie die ook in het contract benoemd is. Daarnaast wenst de consument een antwoord van de commissie op de vraag of de eenzijdige wijziging van het contract rechtsgeldig is en afgedwongen mag worden op de manier zoals de ondernemer dat doet o.a. kijkend naar de termijnen en momenten en of de ondernemer de consument onder druk mag zetten het contract op te zeggen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Ten eerste is de ondernemer van mening dat er geen juridische grondslag is op basis waarvan de vordering van de consument kan worden toegewezen, omdat er tussen partijen niet langer sprake is van kinderopvangovereenkomsten. De consument heeft de kinderopvangovereenkomsten met de ondernemer per 1 september 2021 opgezegd. De overeenkomsten zijn rechtsgeldig per deze datum geëindigd. Daarmee is de rechtsgrond op basis waarvan de ondernemer haar diensten verleende vervallen. Anders gezegd, indien er geen sprake is van een kinderopvangovereenkomst, bestaat er geen verplichting van de ondernemer tot het leveren van welke dienst dan ook. De consument vordert nakoming van een door hemzelf opgezegde overeenkomsten. De vordering kan onmogelijk worden toegewezen vanwege het ontbreken van een rechtsgrond. Reeds om deze reden is de klacht van de consument ongegrond en dient zijn eis te worden afgewezen. De stelling van de consument dat hij door de ondernemer gedwongen is de overeenkomsten op te zeggen is onjuist en wordt door de ondernemer betwist. Het is de eigen keuze van de consument geweest om de opvangovereenkomsten te beëindigen. De ondernemer is de consument zelfs tegemoet gekomen door ermee in te stemmen dat de geldende opzegtermijn niet in acht genomen hoefde te worden. Die opzegging betreft een eenzijdige rechtshandeling waarop niet kan worden teruggekomen. Feit is en blijft derhalve dat er geen nakoming kan worden gevorderd van overeenkomsten die niet langer bestaan en dat de ondernemer niet kan worden veroordeeld om niet bestaande overeenkomsten na te komen.
Daarnaast meent de ondernemer dat het besluit tot wijziging van opvanglocatie terecht is genomen
De wijziging was noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van de ondernemer en het verminderen van het aantal reisbewegingen. Bovendien werd de locatie waar de kinderen van de consument op zaten [locatienaam] gekoppeld aan de basisschool [naam basisschool]. Dit is niet de school van de kinderen van de consument. Omdat sprake is van een IKC, is het op deze locatie niet langer mogelijk kinderopvang te bieden aan kinderen van andere scholen. Het vormgeven van IKC (koppeling tussen school en buitenschoolse opvang) is immers alleen mogelijk als de kinderen van de betrokken school naar de gekoppelde buitenschoolse opvang gaan. Daarop kunnen geen uitzonderingen worden gemaakt, omdat dit indruist tegen de uitgangspunten van een IKC en ook voor de kinderen onwenselijk is.
De ondernemer heeft een sterke voorkeur om de opvang te verzorgen op de locatie waar de kinderen op school zitten, mits dit uiteraard mogelijk is. In het geval van de kinderen van de consument is dat mogelijk. De ontwikkelingen rond de locatiewijziging zijn al in een vroeg stadium besproken met de ouders (in maart 2021) en met de oudercommissies van alle betrokken locaties. De oudercommissies hebben alle positief geadviseerd de locatie [locatienaam] te koppelen aan de [naam basisschool] en voor de andere kinderen een alternatieve oplossing te vinden. De wijzigingen zijn tijdig, dat wil zeggen tenminste één maand voorafgaand aan de ingang daarvan, aan de ouders kenbaar gemaakt. Het overgrote deel van de ouders was begripvol. Met de enkele ouders die wat meer moeite hadden met de wijzigingen is in het merendeel van de gevallen een maatwerkoplossing gevonden. Er is in dat verband ook veelvuldig contact geweest tussen de ondernemer en de consument. De consument bleef echter vasthouden aan opvang op de locatie [locatienaam]. De redenen waarom de consument vasthield aan opvang op deze locatie zijn door de ondernemer weerlegt en gaan dus niet (langer) op.
De ondernemer is van mening dat de consument geen rechtens te respecteren belang heeft bij het claimen van opvang op deze locatie, althans dat dat belang minder zwaar weegt dan de belangen van de ondernemer en de overige betrokkenen om de opvang niet langer op de locatie [locatienaam] aan te bieden. De ondernemer meent dat op goede gronden is besloten de opvang op een andere locatie aan te bieden. De kinderopvangovereenkomst biedt daartoe de mogelijkheid. De basis voor die wijziging kan eveneens worden gevonden in artikel 15 lid 1 van de Branchevoorwaarden. De ondernemer is geconfronteerd met gewijzigde omstandigheden, bestaande uit een verhuizing van een school waar veel kinderen van klanten van de ondernemer op zitten. Dat is een bijzondere omstandigheid, waarop de ondernemer heeft moeten inspelen door de manier waarop de kinderopvang in de wijk is georganiseerd,
te wijzigen. Daarbij heeft hij rekening gehouden met de belangen van alle betrokkenen. Die veranderingen hebben gevolgen voor de kinderen die tot 1 september 2021 op de locatie [locatienaam] werden opgevangen, maar voor deze kinderen is een alternatieve locatie beschikbaar.
Gelet op het voorgaande verzoekt de ondernemer de commissie om de klacht ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De vraag die de commissie dient te beantwoorden, is tweeledig; ten eerste verzoekt de consument om voortzetting van de door hem opgezegde overeenkomst; ten tweede vraagt hij een oordeel van de commissie over de rechtsgeldigheid van de eenzijdige wijziging door de ondernemer van de overeenkomst voor wat betreft de opvanglocatie.
De ondernemer heeft hiertegen aangevoerd dat geen sprake kan zijn van voortzetting van de overeenkomst. Deze is immers door de consument zelf opgezegd. Daarnaast meent de ondernemer dat de overeenkomst gelet op het gestelde in de overeenkomst en de branchevoorwaarden eenzijdig gewijzigd mocht worden.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat de consument op 27 augustus 2021 telefonisch aan de ondernemer kenbaar heeft gemaakt de tussen partijen bestaande overeenkomsten op te willen zeggen per 1 september 2021. De ondernemer heeft dit telefoongesprek en de opzegging van de overeenkomsten bevestigd aan de consument in een e-mail van diezelfde datum en tevens daarin aangegeven dat de consument niet aan de opzegtermijn van een maand wordt gehouden.
Ook vraagt de ondernemer om een schriftelijke bevestiging van de consument. Hierop heeft de consument gereageerd bij e-mail van 1 september 2021, waarin hij vraagt om een tijdelijke opschorting van de overeenkomst tot de commissie uitspraak heeft gedaan. Mocht de ondernemer daarmee niet instemmen, dan kan de e-mail van 1 september 2021 als een opzegging worden beschouwd.
Uit deze omstandigheden kan niets anders worden afgeleid dan dat de consument de overeenkomsten per 1 september 2021 heeft opgezegd en dat de ondernemer deze opzegging heeft geaccepteerd.
Dat de consument deze overeenkomsten contre coeur heeft opgezegd leidt niet tot een ander oordeel.
Van een voorwaardelijke opzegging waar de consument op doelt, kan geen sprake zijn nu dit alleen toelaatbaar is als de wederpartij instemt met het voorwaardelijk karakter. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
De commissie komt gelet op het bovenstaande tot het oordeel dat sprake is van rechtsgeldige beëindiging van de overeenkomsten door opzegging, welke opzegging niet door de commissie ongedaan gemaakt kan worden. De vordering van de consument tot voortzetting van de overeenkomsten dient derhalve te worden afgewezen.
De commissie komt daarmee niet toe aan beantwoording van de vraag of de eenzijdige wijziging van het contract door de ondernemer rechtmatig is: door beëindiging van de overeenkomsten heeft de consument bij beantwoording van die vraag geen belang meer en kan derhalve daarin ook niet worden ontvangen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– wijst af de vordering van de consument tot voortzetting van de overeenkomsten;
– verklaart de consument niet-ontvankelijk in zijn klacht betreffende de eenzijdige wijziging van de overeenkomsten.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, mevrouw mr. M.T.C.J. Nauta-Sluijs, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 18 januari 2022.