Eenzijdige opzegging overeenkomst vanwege zwaarwegende reden enige redelijke mogelijkheid

Klachtenloket Kinderopvang
Print Friendly, PDF & Email



Commissie: kinderopvang    Categorie: opzegging overeenkomst    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 253504/254821

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De ondernemer heeft de opvangovereenkomst eenzijdig opgezegd in verband met de veiligheid van de zoon van de consument en die van de andere kinderen op de opvang. De commissie komt tot de conclusie dat de ondernemer hiertoe gerechtigd was, onder meer omdat bij het intakegesprek de consument de ondernemer niet op de hoogte heeft gesteld van de prikkelgevoeligheid van haar zoon, waarvoor hij bij een prikkeltherapeute loopt. Niet melden van dergelijke essentiële informatie is naar het oordeel van de commissie een (ernstige) nalatigheid, omdat het voor de ondernemer belangrijk is om te weten bij het maken van de keuze om al dan niet een plaatsingsovereenkomst met de consument aan te gaan. Maar ook bij het aangaan van de overeenkomst is dit noodzakelijke informatie om voor de opvang van de zoon bepaalde maatregelen te kunnen treffen. De commissie stelt vast dat de ondernemer zich voldoende heeft ingespannen om de situatie op de opvang hanteerbaar te maken en voldoende naar oplossingen heeft gezocht. De situatie was zo ernstig dat opzegging van de overeenkomst de enige redelijke mogelijkheid was gelet op de acties die al waren ondernomen. Dat betekent dat de klacht van de consument ongegrond is.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de eenzijdige opzegging van de opvangovereenkomst door de ondernemer in verband met de veiligheid van de zoon van de consument en de veiligheid van de andere kinderen op de opvang.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen op zitting naar voren is gebracht. In de kern komt dat op het volgende neer.

De consument heeft op 13 november 2023 een intakegesprek gehad met de eigenaar van de ondernemer en op diezelfde dag is een plaatsingsovereenkomst gesloten met ingang van 8 januari 2024. Er is overeengekomen dat de zoon van de consument (hierna: het kind) drie dagen per week na school zou worden opgevangen.

Op 8 januari 2024 is het kind begonnen op de BSO en ook op 9 en 11 januari 2024 werd hij opgevangen. De consument heeft niet vernomen dat het op die dagen niet goed zou zijn gegaan. Op 15 januari 2024 kreeg de consument een WhatsApp-bericht. Het kind zou een ander kindje dat werd opgevangen gebeten hebben, hij zou weggerend zijn tijdens het buitenspelen en hij zou erg druk zijn. De consument heeft het kind eerder opgehaald en aangegeven dat zij haar zoon niet herkent in dit gedrag. Bij het ophalen van het kind heeft de eigenaar van de ondernemer – in het bijzijn van het kind – gezegd dat de zoon niet past binnen de BSO en dat de ondernemer de overeenkomst wil beëindigen. De consument was verbaasd over deze gang van zaken omdat de opvang pas net was aangevangen. De consument neemt de eigenaar van de ondernemer kwalijk dat zij in het bijzijn van het kind het een en ander heeft besproken.

De dagen erna werd de consument telkens aangesproken op het gedrag van de zoon en dit werd ook per e-mail gedaan. De consument heeft gevraagd wat de ondernemer eraan doet om het kind goed te begeleiden, waarna de eigenaar van de ondernemer telkens aangeeft dat er allerlei maatregelen worden genomen zonder dat concreet wordt benoemd wat die maatregelen zijn. De ondernemer heeft getracht informatie te verkrijgen bij het Kabouterhuis zonder met de consument te overleggen. De consument heeft een gesprek voorgesteld zodat naar mogelijke oplossingen kan worden gekeken en afspraken kunnen worden gemaakt voor een goede samenwerking. Dit gesprek heeft op 1 februari 2024 plaatsgevonden.

Tijdens dit gesprek heeft de consument voorgesteld de prikkeltherapeute alvast op de BSO te laten komen voor observatie en tips. Op 25 januari 2024 is telefonisch contact geweest met de therapeute; op 13 februari 2024 zou een observatiemoment plaatsvinden. De therapeute heeft telefonisch alvast tips gegeven die de ondernemer kon toepassen. Op 26 januari 2024 heeft de consument de eerste waarschuwing ontvangen van de ondernemer. Tijdens het gesprek op 1 februari 2024 heeft de eigenaar van de ondernemer aangegeven het contract te willen beëindigen per eind februari en dat daarom de eerste waarschuwing is gegeven. Tijdens het gesprek is tevens aangegeven dat de consument naar een andere BSO dient te zoeken. De consument kan op een dergelijke korte termijn geen andere BSO vinden, vandaar dat de consument tijdens het gesprek heeft aangegeven tot eind maart / begin april van de opvang gebruik te willen maken. De eigenaar van de ondernemer is hiermee akkoord gegaan. Later is per e-mail duidelijk gemaakt dat de eigenaar van de ondernemer van gedachte is veranderd en het contract per eind februari wil eindigen. De consument komt hierdoor in de problemen nu zij nog geen andere BSO heeft gevonden. De ondernemer komt afspraken niet na en houdt onvoldoende rekening met de situatie van de consument.

De consument verzoekt de commissie te beslissen dat de overeenkomst onrechtmatig per eind februari is opgezegd. De consument wil dat de naam van de zoon van de consument gezuiverd wordt en dat de ondernemer excuses aanbiedt.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar hetgeen op zitting naar voren is gebracht. In de kern komt dat op het volgende neer.

Vrij snel was duidelijk dat het kind niet bij de BSO paste. Op 15 januari 2024 hebben veel incidenten plaatsgevonden die een gevaar voor het kind zelf en voor andere kinderen die worden opgevangen met zich meebrengen. Op 18 januari 2024 was er wederom een incident, waarna de eigenaar van de ondernemer de consument op 19 januari 2024 een e-mail heeft gestuurd met het verzoek om samenwerking zodat een oplossing kan worden gevonden. De ondernemer heeft contact gezocht met Kabouterhuis om mogelijk iemand in te schakelen om het probleem met het kind te verhelpen.

Op 22 januari 2024 waren er wederom incidenten waardoor drie andere kinderen moesten huilen.

Op 23 januari 2024 heeft de eigenaar van de ondernemer telefonisch contact gehad met een therapeut. De therapeut heeft tips gegeven die de ondernemer evenwel al toepaste. Het enige wat de ondernemer nog niet geprobeerd had was het gebruik maken van een noise cancelling koptelefoon. Ook dat heeft niet gewerkt. Op 25 januari 2024 waren wederom meerdere incidenten aan de orde en op 26 januari 2024 is de eerste waarschuwing gegeven.

Op 1 februari 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij is aangegeven dat het verzoek van de consument om tot eind maart de tijd te krijgen niet mogelijk is, maar dat een poging gedaan zal worden. Een dag later is de eigenaar van de ondernemer hierop teruggekomen naar aanleiding van een gesprek met een pedagogisch medewerker. Wachten tot eind maart was simpelweg niet mogelijk.

Op 6 februari 2024 is de tweede waarschuwing gegeven waarna de consument heeft besloten geen gebruik te maken van de opvang op 8 februari 2024. Op 12 februari 2024 waren wederom incidenten aan de orde en op 13 februari 2024 is de derde waarschuwing gegeven. In verband met de veiligheid van het kind zelf en de veiligheid van de andere kinderen is besloten de overeenkomst per eind februari 2024 op te zeggen.

De ondernemer verzoekt de klacht ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.

De vraag die de commissie dient te beantwoorden is of de ondernemer gerechtigd was de overeenkomst per eind februari 2024 op te zeggen. De commissie acht daarbij het volgende van belang.

Ter zitting is de vraag aan de orde geweest of de consument de eigenaar van de ondernemer bij het intakegesprek ervan op de hoogte heeft gesteld dat het kind gevoelig is voor prikkels en bij een prikkel therapeute liep. De consument stelt dat zij dit heeft medegedeeld en de eigenaar van de ondernemer heeft dit betwist. De commissie stelt vast dat uit de stukken die in dit geding zijn overgelegd niet is gebleken dat dit als zodanig tijdens het intakegesprek naar voren is gekomen. Het intakeformulier dat is ingevuld bij het intakegesprek maakt geen onderdeel uit van de stukken. Bij die stand van zaken is de commissie van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat dit door de consument niet is gemeld bij de intake. Naar het oordeel van de commissie is dat een (ernstige) nalatigheid, omdat dit van belang is voor het al dan niet sluiten van de plaatsingsovereenkomst en ook voor eventueel te treffen maatregelen als het kind eenmaal wordt opgevangen. Voor pedagogisch medewerkers is dit een essentieel gegeven voor de omgang met het kind.

De commissie stelt verder vast dat de eigenaar van de ondernemer – zoals ook uit de stukken blijkt – zich heeft ingespannen om de situatie op de opvang hanteerbaar te maken. De eigenaar van de ondernemer heeft contact gezocht met de consument om in samenspraak tot een oplossing te komen, zoals blijkt uit de gesprekken en e-mailwisselingen op 15, 18 en 19 januari 2024. Daarbij heeft de eigenaar van de ondernemer eerst getracht een oplossing te vinden zodat het kind opgevangen kan blijven bij de ondernemer.

De eigenaar van de ondernemer heeft contact gezocht met de organisatie waar de therapeut van het kind werkt om te vragen of het houden van een observatie op locatie an sich een optie is. Nadat de ondernemer de consument op de hoogte heeft gesteld van het voornemen om dit te doen heeft de consument aangegeven hiermee niet akkoord te gaan, omdat de consument niet eerst is geïnformeerd over dit contact en zij graag haar eigen prikkeltherapeute wilde inzetten, maar die kon pas drie weken later, wat voor de ondernemer gezien de acute situatie veel te lang was. De commissie is van oordeel dat het wellicht beter was geweest als de ondernemer de consument van tevoren op de hoogte had gesteld van dit contact, maar gezien de urgentie van de situatie én het feit dat het alleen inwinnen van informatie en mogelijkheden was, is het begrijpelijk dat dit niet van tevoren is gebeurd. De eigenaar van de ondernemer heeft de consument nadien wel op de hoogte gesteld van het contact. Naar het oordeel van de commissie is de consument nodeloos formalistisch geweest waardoor een observatie op korte termijn niet heeft kunnen plaatsvinden. Dat valt de consument aan te rekenen.

Op 1 februari 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de consument en de eigenaar van de ondernemer waarbij beiden op constructieve wijze samen gezocht hebben naar oplossingen. De eigenaar van de ondernemer heeft erop aangedrongen de oplossing te zoeken in het vinden van een andere BSO.

De commissie stelt tot slot vast dat (in ieder geval) vanaf de tweede week van de opvang van het kind sprake is geweest van incidenten die dermate ernstig waren dat dit een gevaar opleverde voor het kind zelf en in het bijzonder voor de andere kinderen die werden opgevangen bij de ondernemer. De ondernemer heeft schriftelijke waarschuwingen gegeven op 26 januari, 6 februari en 13 februari 2024. De incidenten die in deze waarschuwingen vermeld staan zijn dermate ernstig dat adequaat handelen vereist was om de veiligheid van de kinderen op de opvang te waarborgen.

De commissie is van oordeel dat de ondernemer zich voldoende heeft ingespannen om tot een oplossing te komen voor de opvang van het kind bij de ondernemer zelf en nadien ook de consument de tijd heeft willen geven om een andere BSO te vinden. De situatie was naar het oordeel van de commissie dermate ernstig dat opzegging van de overeenkomst de enige redelijke mogelijkheid was gelet op de acties die al waren ondernomen. De commissie acht – alles overwegende – de opzegging van de plaatsingsovereenkomst per eind februari gerechtvaardigd. Dat betekent dat de klacht ongegrond is en de commissie het verzoek van de consument afwijst.

Beslissing

De commissie:

–             verklaart de klacht van de consument ongegrond;

–             bepaalt dat sprake is van een rechtsgeldige opzegging van de plaatsingsovereenkomst;

–             wijst de verzoeken van de consument af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van dhr. mr. N. van Gelder, (plaatsvervangend) secretaris, op 19 februari 2024.