De ondernemer maakte niet duidelijk wat de reden voor de prijsverhoging was

Klachtenloket Kinderopvang



Commissie: Oudercommissie    Categorie: Adviesrecht    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 2018-120337

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

De oudercommissie stemde tegen de tariefstijging in 2016, maar de ondernemer voerde de wijziging toch door. De oudercommissie is van mening dat zij van de ondernemer onvoldoende informatie heeft gekregen en heeft daardoor de ouders onvoldoende kunnen informeren over de noodzaak van de stijging. De oudercommissie vindt de tarieven nu erg hoog door de inhaalsslag in tarieven in 2016. Hoewel de informatie aan de oudercommissie beter had gekund, heeft de ondernemer zich gehouden aan de wet. Het had op de weg van de oudercommissie gelegen om, indien zij van mening was dat zij over onvoldoende informatie beschikte om goed te adviseren, de ondernemer te vragen om de benodigde informatie en waar nodig direct maatregelen te treffen. De klacht is ongegrond.

Het geschil heeft betrekking op een prijsaanpassing voor 2016.

Standpunt van de oudercommissie

Voor het standpunt van de oudercommissie verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de oudercommissie op het volgende neer.

In november 2015 heeft de oudercommissie een adviesaanvraag ontvangen inzake een prijsaanpassing voor 2016 die volgens de oudercommissie buitenproportioneel was.
De landelijke verhoging bij de organisatie van de ondernemer was 3,1 % maar de voorgenomen prijsverhoging bij de ondernemer was 5,5%. De oudercommissie heeft negatief geadviseerd op het voorgenomen besluit. De ondernemer heeft de prijsverhoging toch doorgevoerd.
De oudercommissie had in de jaren daarna steeds vraagtekens bij de verhoging en daar zowel mondeling als schriftelijk vragen over gesteld.
Doordat er zeer veel wisselingen zijn geweest bij de ondernemer (vijf locatiemanagers en twee divisiedirecteuren in een paar jaar tijd) is pas twee jaar later in oktober 2017 voor de oudercommissie duidelijk geworden wat de ware toedracht achter de verhoging voor 2016 was. Ook zijn toen pas nieuwe argumenten naar voren gekomen.
De oudercommissie is van mening dat zij destijds niet correct is geïnformeerd door de ondernemer. Zo is destijds niet gemeld dat het niet verhogen van de tarieven in 2014 en 2015 de reden was om in 2016 een ruimere verhoging door te voeren.
De oudercommissie legt de volgende vragen voor aan de commissie:
1. Mocht de ondernemer extra verhogen in 2016, gezien het feit dat de argumentatie in de adviesaanvraag niet duidelijk genoeg was en achteraf bezien ook niet volledig is gebleken. Indien dit niet mocht, wenst de oudercommissie dat een redelijk deel van de verhoging met terugwerkende kracht over de jaren erna gecompenseerd wordt.
2. Mag een ondernemer extra verhogen met als argument dat hij het jaar ervoor/de jaren ervoor te weinig heeft verhoogd? Indien dit niet mag, dan wenst de oudercommissie dat een redelijk deel van de verhoging in 2016 met terugwerkende kracht over de jaren erna gecompenseerd wordt.
3. Mag een ondernemer extra verhogen omdat hij in het jaar ervoor vergeten is om te verhogen? Indien dit niet mag, dan wenst de oudercommissie dat een redelijk deel van de verhoging in 2016 met terugwerkende kracht over de jaren erna gecompenseerd wordt.
 
De oudercommissie wenst dat een deel van de verhoging, 2,4% (namelijk 5,5%-3,1%) met terugwerkende kracht financieel wordt gecompenseerd over de jaren 2016 tot en met nu.

Ter zitting is namens de oudercommissie verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De klacht ziet slechts op de prijsverhoging in 2016 en de daarbij behorende adviesaanvraag, niet op de verhoging van 2017. De reden voor de verhoging is destijds niet voldoende duidelijk gemaakt aan de oudercommissie. De oudercommissie heeft achteraf moeten vaststellen dat zij niet over alle relevante informatie beschikte. De oudercommissie kan alleen goed functioneren als zij correct en voldoende geïnformeerd wordt door de ondernemer. In dit geval heeft de oudercommissie als gevolg van onvoldoende informatie de ouders niet goed kunnen informeren over de noodzaak van de aanzienlijke verhoging. In 2015 heeft de ondernemer niet gemeld dat de verhoging over 2016 tevens voor 2015 was. Als de ondernemer die informatie toen wel had gegeven, dan was een en ander mogelijk direct duidelijker geweest. Ook in zijn reactie op het negatieve advies is de ondernemer volgens de oudercommissie niet voldoende duidelijk geweest.
De oudercommissie heeft het idee dat achteraf fouten zijn rechtgebreid. De communicatie met de ondernemer was destijds niet makkelijk als gevolg van de vele wisselingen. Op de opvang was het overwegend erg rommelig. Nu lopen zaken op de opvang goed maar daar heeft de oudercommissie wel hard aan moeten trekken. De oudercommissie is van mening dat er destijds zoveel aan de hand was dat er eigenlijk helemaal niet verhoogd had mogen worden. De 0,4 % minder verhoging in 2017 is door de oudercommissie niet ervaren als compensatie voor een te sterke verhoging in 2016. Dit is door de ondernemer ook niet als argument gegeven.
Oudercommissie en ondernemer zijn nu goed met elkaar in gesprek. De oudercommissie is evenwel van mening dat door de inhaalslag in 2016 de tarieven bij de ondernemer erg hoog zijn. In 2019 zal weer een verhoging worden doorgevoerd.
Destijds lag de relatie met de ondernemer dusdanig onder spanning dat het niet wenselijk was om naar de commissie te gaan. Dat is nu gelukkig anders.
De oudercommissie is van mening dat duidelijk moet zijn of de ondernemer de verhoging mocht doorvoeren zoals in 2016 is gebeurd en wil tevens dat duidelijk wordt hoeveel informatie een oudercommissie (ongevraagd) moet krijgen om haar taak goed uit te kunnen oefenen.
Als de commissie bepaalt dat de ondernemer correct heeft gehandeld, dan legt de oudercommissie zich daar uiteraard bij neer. Mocht blijken dat het niet goed is gegaan, dan wil de oudercommissie in gesprek over de wijze waarop gecompenseerd kan worden.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, waaronder het verweerschrift van 13 november 2018 van de ondernemer. In de kern komt het betoog van de ondernemer op het volgende neer.

De ondernemer betwist dat hij de oudercommissie destijds niet correct of onvolledig heeft geïnformeerd over de prijsverhoging over 2016. In januari 2015 is de oudercommissie gemeld dat de tariefaanpassing voor 2015 nog niet zou worden doorgevoerd in verband met een uniformering van het prijshuis van alle locaties van de organisatie van de ondernemer en dat het tarief voorlopig gelijk zou blijven. Op 6 november 2015 heeft de ondernemer een adviesaanvraag gedaan voor een tariefaanpassing per februari 2016. In de aanvraag is duidelijk vermeld dat het gaat om een verhoging voor 2015 én 2016. Ook in de reactie op het negatieve advies van de oudercommissie heeft de ondernemer uitgelegd dat het om een aanpassing gaat in verband met de gestegen kosten in 2015 en de te verwachten stijging voor 2016. De ondernemer is van mening dat hij de oudercommissie voldoende heeft geïnformeerd dat de tariefaanpassing over twee jaar gaat. Daarnaast is de ondernemer van mening dat een verhoging van 5,5 % fors is maar niet exorbitant, gelet op de ontwikkeling van de kosten op dat moment.
De oudercommissie heeft na afronding van het adviestraject en het doorvoeren van de nieuwe tarieven, tijdens een overleg met de locatiemanager in februari 2016, weliswaar aangegeven dat zij de verhoging te hoog vond en zorgelijk maar er zijn geen verdere vragen gesteld of actiepunten voor verdere uitleg afgesproken. De locatiemanager heeft tijdens dit overleg de oudercommissie geïnformeerd over de werkzaamheden van een pedagogisch coach eind 2015.
Eind september 2016 heeft de oudercommissie tijdens een overleg met de (nieuwe) locatiemanager haar zorgen geuit dat de beloofde verbeteringen niet werden doorgevoerd. De locatiemanager heeft toen toegezegd te zorgen voor budget en een plan van aanpak voor het verbeteren van de locatie. Eind 2016, begin 2017 is de locatie opgeknapt en geschilderd. Ook is eind 2016 een enquête uitgevoerd door de locatiemanager in samenwerking met de oudercommissie om de prijs/kwaliteit te toetsen. Hieruit is niet gebleken dat de respondenten de locatie te duur vonden, dan wel de kwaliteit niet in verhouding tot de prijs vonden staan.
Eind 2016 is het adviestraject voor de tariefaanpassing in 2017 gestart. Omdat de ondernemer het, gelet op de gesprekken met en de input van de oudercommissie niet wenselijk vond om de tarieven te verhogen met het percentage van 2,9% dat de organisatie van de ondernemer landelijk hanteert, is besloten het tarief voor 2017 slechts met 2,5% te verhogen. De oudercommissie heeft op dit voorgenomen besluit wederom negatief geadviseerd. Dit onder meer omdat zij van mening was dat de argumenten voor de verhoging in 2016 niet waren waargemaakt. De ondernemer is het daar niet mee eens en wijst erop dat in 2015 een pedagogisch coach is ingezet en tevens een onderzoek is gedaan naar de luchtkwaliteit, waaruit bleek dat de kwaliteit voldoende was.
De ondernemer erkent wel dat hij wellicht onvoldoende duidelijk heeft uitgelegd wat de pedagogisch coach heeft gedaan en ook onvoldoende terugkoppeling heeft gegeven over het onderzoek naar de luchtkwaliteit en de uitkomst daarvan.
In januari 2017 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de oudercommissie, de locatiemanager en de nieuwe divisiedirecteur. Hierbij werd onder andere besproken waarom het tarief in 2016 met 5,5% verhoogd was. De divisiedirecteur die toen pas enkele weken in dienst was bij de organisatie van de ondernemer, gaf daarbij aan dat zij deze, van de landelijke verhoging afwijkende, verhoging ook niet begreep. Diezelfde dag heeft de locatiemanager de oudercommissie laten weten dat de verhoging van 2016 bestond uit een verhoging voor twee jaar. De ondernemer meende dat daarmee de verhoging geen onduidelijkheid meer kende en het onderwerp afgedaan was. In april 2017 is door de oudercommissie evenwel opnieuw de vraag gesteld waarom de tarieven in 2016 met 5,5% gestegen waren. Die vraag is toen aan de aandacht van de ondernemer ontsnapt. Pas in oktober 2017 is op de vraag gereageerd. De ondernemer betreurt dit.
De ondernemer is van mening dat de klacht van de oudercommissie niet gegrond is en dat hij vanaf het begin voldoende uitleg heeft gegeven over de verhoging in 2016. De ondernemer wijst er voorts op dat hij in 2017 het tarief met 0,4% minder heeft verhoogd en de verhoging een maand later heeft laten ingaan dan oorspronkelijk het plan was om hiermee de oudercommissie tegemoet te komen in haar gevoel over de prijsaanpassing in 2016. Daarnaast wijst de ondernemer erop dat de oudercommissie slechts een marginale toetsing toekomt. Hoezeer de ondernemer de betrokkenheid van de oudercommissie ook waardeert, het is niet de bedoeling dat de oudercommissie op de stoel van de ondernemer gaat zitten.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak- het volgende aangevoerd.

Momenteel wordt vooraf al zoveel mogelijk informatie verstrekt aan de oudercommissie, ook ongevraagd. In 2015 was het gebruikelijk dat de ondernemer slechts in reactie op vragen van de oudercommissie informatie gaf.
Ook zou nu anders gereageerd zijn op het negatieve advies van de oudercommissie dan in 2015 gebeurd is. Daar zou direct al dieper op ingegaan zijn dan destijds gebeurd is. Nadien is dat echter wel gebeurd.
De ondernemer meent dat de reden voor de verhoging met 5,5% in 2016 nu goed is besproken maar dit punt blijft desondanks steeds terugkomen. De ondernemer wil graag weten wat nodig is voor de oudercommissie om dit onderwerp achter zich te laten.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie benadrukt dat het geschil ziet op het adviestraject inzake de prijsaanpassing in 2016 en niet de adviesaanvragen in latere jaren.

De commissie stelt vast dat de ondernemer de oudercommissie op 6 november 2015 schriftelijk om advies heeft gevraagd. Deze adviesaanvraag luidt:
 “Prijsindexatie over 2015 en 2016.
In januari van dit jaar kondigden we aan de jaarlijkse prijsindicatie voor 2015 nog niet door te voeren en de uurtarieven voorlopig gelijk te houden. De prijsindexatie voor 2015 is nu, samen met de indexatie voor 2016, in de nieuwe structuur verwerkt. We willen het bieden van kwalitatieve kinderopvang kunnen waarborgen, wat een prijsindexatie noodzakelijk maakt. We zijn dan ook voornemens het uurtarief voor het standaard 52-weken pakket voor kinderopvang bij kings & queens te wijzigen van € 6,85,– naar € 7,23,–.”  In dit schrijven van 6 november 2015 is tevens opgenomen dat ervoor is gekozen om de adviestermijn van vier weken op 16 november 2015 in te laten gaan, zodat de oudercommissie de tijd hiervóór kon gebruiken om de informatie bij de aanvraag door te nemen en eventuele vragen te stellen. Het is de commissie niet gebleken dat de oudercommissie de ondernemer om aanvullende informatie heeft verzocht.

In het Reglement van de oudercommissie is, voor zover in deze van belang, ten aanzien van het adviesrecht van de oudercommissie in artikel 5 opgenomen dat de houder (ondernemer) de oudercommissie conform Wk artikel 1:60 lid 1 in ieder geval in de gelegenheid stelt om advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit dat de organisatie betreft, inzake wijzigingen van de prijs van de kinderopvang (Wk artikel 1.60 lid 1f). In artikel 6 van het Reglement wordt, ook voor zover in deze van belang, het volgende bepaald:
“a) Van een advies (als bedoeld in de Wet kinderopvang artikel 1.60 lid 1) kan de houder slechts afwijken indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet (Wk art, 1.60 lid 2);
b) De houder verstrekt tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die de oudercommissie voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft (Wk art. 1.60 lid 4);…….”
In het Huishoudelijk reglement ziet onderdeel B op de afspraken tussen oudercommissie en kinderopvangorganisatie. Artikel 3 ziet op het adviestraject. Onder b. is opgenomen: ”De houder en de oudercommissie maken na iedere adviesaanvraag, voordat de adviestermijn ingaat, schriftelijk afspraken over welke informatie voldoende is voor de oudercommissie om een advies te kunnen geven.”

De commissie overweegt dat uit de stukken en hetgeen partijen ter zitting nog hebben aangevoerd blijkt dat de adviesprocedure over de tariefswijziging per 1 januari 2016 formeel conform de wettelijke bepalingen en het reglement oudercommissie is doorlopen.
De commissie stelt echter vast dat de informatie-uitwisseling in het traject beter had gekund, waardoor mogelijk de onderhavige klacht had kunnen worden voorkomen. Beide partijen hebben daarin naar het oordeel van de commissie kansen laten liggen. De oudercommissie heeft recht op de informatie die zij in redelijkheidnodig heeft om haar taak goed te kunnen vervullen. De vraag welke informatie dat is en of de ondernemer gehouden is die informatie zondermeer te verstrekken is afhankelijk van de concrete situatie en de concrete adviesaanvraag en kan derhalve niet in algemene zin beantwoord worden. Echter, als de oudercommissie van mening is dat zij niet over voldoende informatie beschikt, kan zij de ondernemer daarom binnen de afgesproken termijn vragen. Het had naar het oordeel van de commissie in dit geval op de weg van de oudercommissie gelegen om, indien zij van mening was dat zij over onvoldoende informatie beschikte om goed te adviseren, de ondernemer te vragen om de benodigde informatie. Indien de oudercommissie vervolgens meende dat de ondernemer onvoldoende gemotiveerd voorbijging aan het negatieve advies, had het op de weg van de oudercommissie gelegen om de ondernemer hierop te wijzen en eventueel een klacht in te dienen zoals is beschreven in artikel 10 van het Reglement van de oudercommissie.
Van de ondernemer had naar het oordeel van de commissie meer duidelijkheid verwacht mogen worden, zowel in de adviesaanvraag als in zijn reactie op het advies. Weliswaar is in de adviesaanvraag aangegeven dat de prijsindexatie 2015 en 2016 betreft, de ondernemer heeft hierbij echter naar het oordeel van de commissie onvoldoende expliciet vermeld dat in 2015 niet was geïndexeerd. Dat de ondernemer, zoals hij stelt, de oudercommissie in januari 2015 schriftelijk had gemeld dat de jaarlijkse prijsindexatie in 2015 uitgesteld zou worden en in de indexatie voor 2016 zou worden meegenomen is niet gebleken. Een dergelijk schrijven is door de ondernemer niet aan de commissie overgelegd. Voorts had de ondernemer in zijn reactie op het advies, zoals hij zelf ook heeft erkend, direct dieper kunnen ingaan op het advies en duidelijker kunnen zijn over de ingevoerde en nog uit te voeren investeringen.

Hoewel de gang van zaken rond de informatievoorziening destijds zeker beter had gekund, kan dit naar het oordeel van de commissie nu niet de gevolgen hebben waarom de oudercommissie heeft verzocht. Indien de oudercommissie van mening was dat de ondernemer procedureel en/of inhoudelijk ten onrechte zijn voorgenomen besluit na een adviestraject doorvoerde, dan diende zij hiertegen tijdig in beroep te gaan.

De commissie overweegt voorts dat er geen gronden zijn waarom een ondernemer incidenteel een eerder uitgestelde tariefsverhoging niet gelijktijdig met een volgende tariefsverhoging zou mogen doorvoeren, mits hij dit tijdig en adequaat bij de oudercommissie aangeeft.

Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de oudercommissie ongegrond is.

Voor zover door partijen aangevoerde argumenten c.q. klachten niet zijn besproken, kan daarvan worden afgezien, omdat deze niet tot een andere beslissing kunnen leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de oudercommissie verlangde wordt afgewezen.
 
Aldus beslist op 6 december 2018 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA en de heer drs. H. Grachten, leden,
waarbij mevrouw mr. C.E. Segeren-Weber als secretaris fungeerde.