Commissie: kinderopvang
Categorie: overeenkomst
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
59663/6781
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument klaagt over de opzegtermijn die de ondernemer hanteert. De zoon van de consument had het op de kinderopvang niet naar zijn zin en kwam thuis met blauwe plekken in zijn gezicht. Ook waren niet altijd de vaste pedagogisch medewerkers aanwezig. De consument wilde de overeenkomst per direct beëindigen, maar de ondernemer ging hiermee niet akkoord. De ondernemer stelt dat er een opzegtermijn van een maand geldt en dat de consument de vergoeding voor deze opzegtermijn ook moet voldoen. De ondernemer geeft aan dat de verwijten van de consument onjuist zijn. In de aanvullende voorwaarden is aangegeven dat voor opzegging van een overeenkomst een opzegtermijn van een maand geldt. De commissie oordeelt dat de ondernemer de aanvullende algemene voorwaarden aan de consument beschikbaar heeft gesteld, waardoor ervan uit mag worden gegaan dat de consument de opzegtermijn van een maand heeft geaccepteerd. De omstandigheden lijden er niet toe dat hiervan afgeweken kan worden. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de consument bij de opzegging van de plaatsingsovereenkomst al dan niet een opzegtermijn in acht moet nemen en of zij al dan niet de kinderopvangvergoeding over de opzegtermijn aan de ondernemer verschuldigd is.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument had haar zoon ingeschreven voor het kinderdagverblijf van de ondernemer. De zoon is daar maar driemaal geweest. Elke keer heeft de ondernemer de consument gebeld om de zoon op te halen omdat hij op de kinderopvang niet kon wennen en het met hem niet ging zoals het zou moeten gaan. De consument was daardoor genoodzaakt vrij te nemen van haar werk om de zoon op te halen. De zoon had het op de kinderopvang niet naar zijn zin. Steeds kwam hij thuis met blauwe plekken in zijn gezicht en op andere plaatsen op zijn lichaam. Medewerkers van de ondernemer deelden de consument mee dat de zoon zichzelf uit frustratie pijnigde. De consument is van mening dat de zoon op de kinderopvang niet veilig was doordat hij zichzelf wat aandeed en de ondernemer niet de juiste aandacht aan de zoon kon geven.
De website van de ondernemer vermeldt dat er altijd twee vaste pedagogisch medewerkers (bekende gezichten) op de groep aanwezig zijn maar aan die toezegging werd niet voldaan. De zoon ging naar het kinderdagverblijf net op de twee dagen dat dan een van die medewerkers vrij was.
Ook is het voorgekomen dat de consument geen gebruik kon maken van de kinderopvang. Het kinderdagverblijf was namelijk een week gesloten omdat daar corona was geconstateerd.
De consument wilde de overeenkomst in verband met de hiervoor genoemde omstandigheden per direct beëindigen maar de ondernemer ging hiermee niet akkoord. De ondernemer verlangde van de consument dat zij de vergoeding over de opzegtermijn van een maand zou voldoen. De consument stelt in de overeenkomst geen bepaling te hebben gevonden die gewag maakt van een opzegtermijn.
De ondernemer heeft aan de consument een bedrag van € 826,47 gefactureerd. De consument is met de ondernemer een betalingsregeling overeengekomen van € 140,– per maand. Van het factuurbedrag staat nog een bedrag van € 686,47 open. Om de klacht op te lossen is de consument bereid de opvang over de periode van 28 oktober 2020 tot en met 5 december 2020 te betalen. (de commissie houdt de datum 5 december 2020 voor een kennelijke verschrijving van de consument en leest daarvoor in de plaats: 5 november 2020).
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Partijen hebben met elkaar een overeenkomst voor kinderopvang gesloten. De consument heeft ook opvang afgenomen. Op 5 november 2020 wilde de consument de overeenkomst beëindigen. Hierover hebben partijen met elkaar overleg gevoerd. Volgens de algemene voorwaarden die de ondernemer hanteert, kon de overeenkomst eerst op 5 december 2020 eindigen.
De ondernemer heeft de consument voor de afgenomen periode gefactureerd, waarvoor een betalingsregeling is afgesproken. De uitlatingen van de consument in haar e-mailcorrespondentie met de ondernemer zijn ongegrond en ongepast. Uit die correspondentie blijkt dat de consument zoekt naar redenen om onder betaling van de factuur uit te komen.
De aantijgingen van de consument zijn onjuist. Er is niet naar de consument gebeld met het verzoek de zoon te komen ophalen. De consument heeft zelf gebeld met de mededeling dat zij de zoon eerder kwam ophalen, hetgeen in overleg met de betreffende medewerker is gegaan. Aan de consument is aangegeven dat de zoon het erg moeilijk had op het kinderdagverblijf. De consument had hier veel moeite mee.
Toen de consument op 5 november 2020 telefonisch meedeelde dat de opvang van de zoon niet meer nodig was en dat zij de overeenkomst wilde opzeggen, is zij gewezen op de opzegtermijn. Voor opzegging van een overeenkomst geldt een opzegtermijn van één maand. Deze staat vermeld in de aanvullende voorwaarden van de ondernemer, die zijn terug te vinden op de website en in de e-mail waarin de zoon na zijn inschrijving welkom werd geheten.
De uitlating van de consument met betrekking tot de vaste gezichten is onjuist. Uit het werkrooster blijkt dat er wel sprake is geweest van vaste gezichten: op donderdag 22 oktober 2020 (intake met [medewerker 1], daarna wennen) [medewerker 2] en [medewerker 3], op donderdag 29 oktober 2020 (9.00 – 15.15) [medewerker 2] en [medewerker 3] en op woensdag 4 november 2020 (13.00 – 16.30) [medewerker 1] en [medewerker 4]. Op woensdag 28 oktober 2020, donderdag 5 november 2020, woensdag 11 november 2020 en donderdag 12 november 2020 is de zoon afwezig geweest.
Het kinderdagverblijf is in verband met het coronavirus gesloten geweest in de periode van 16 tot en met 20 november 2020, maar de consument had de overeenkomst al twee weken daarvoor opgezegd met het coronavirus als reden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken het volgende overwogen.
De plaatsingsovereenkomst die partijen met elkaar hebben gesloten, is een duurovereenkomst die zij voor bepaalde tijd – namelijk tot 23 juli 2023 – zijn aangegaan. Een voor bepaalde tijd gesloten overeenkomst kan in beginsel niet tussentijds worden opgezegd. Dat kan onder meer anders zijn indien partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat tussentijdse opzegging al dan niet onder voorwaarden mogelijk is.
In dit geval gaat het specifiek om de vraag of partijen als voorwaarde aan een tussentijdse opzegging een opzegtermijn zijn overeengekomen. De ondernemer beroept zich daarvoor op zijn aanvullende algemene voorwaarden, die opzegging met een opzegtermijn van één maand mogelijk maken. De overeenkomst zelf vermeldt niets over een opzegtermijn en verwijst ook niet naar de aanvullende algemene voorwaarden waarop de ondernemer zich beroept. Uit de e-mailcorrespondentie die op 10 november 2020 tussen partijen heeft plaatsgevonden, is af te leiden dat de ondernemer de aanvullende algemene voorwaarden aan de consument beschikbaar heeft gesteld in de zogenaamde ‘welkoms’-e-mail nadat de zoon van de consument bij de ondernemer was ingeschreven, hetgeen de consument heeft bevestigd. Hieruit volgt dat de ondernemer de aanvullende algemene voorwaarden vóór het sluiten van de overeenkomst aan de consument ter hand heeft gesteld. Nu gesteld noch gebleken is dat de consument destijds die algemene voorwaarden van de hand heeft gewezen, moet het ervoor worden gehouden dat de consument de gelding van die voorwaarden (stilzwijgend) heeft aanvaard en daaraan dus is gebonden.
In beginsel dient de consument dan ook een opzegtermijn van één maand in acht te nemen als zij de overeenkomst opzegt en is zij over die termijn de overeengekomen kinderopvangvergoeding aan de ondernemer verschuldigd. Van deze verplichting kan alleen worden afgeweken voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn of indien er sprake is van een tekortkoming op grond waarvan ontbinding van de overeenkomst (in de zin van de wet) is gerechtvaardigd.
De consument is van mening dat zij voor de opzegging van de overeenkomst de opzegtermijn niet in acht hoeft te nemen in verband met een aantal door haar aangevoerde omstandigheden die hiervoor onder het bovenschrift “standpunt van de consument” zijn weergegeven. De ondernemer heeft die omstandigheden gemotiveerd betwist. De consument heeft op deze betwisting niet meer gereageerd. De commissie constateert dat de standpunten van partijen in deze procedure lijnrecht tegenover elkaar staan. De commissie kan dan ook niet vaststellen welk van beide standpunten het meest aannemelijk is. In processuele zin komt dit voor risico van de consument. Hetgeen de consument met betrekking tot die omstandigheden heeft gesteld, kan daardoor niet gegrond worden bevonden. Dit betekent dat die omstandigheden niet de grondslag kunnen zijn om de consument niet te houden aan de overeengekomen opzegtermijn. Terzijde wordt overigens opgemerkt dat, ook indien de door de consument opgesomde omstandigheden in deze procedure wel vastgesteld hadden kunnen worden, deze – bezien in onderling verband en samenhang – niet hadden kunnen leiden tot terzijdestelling van de contractuele (opzeg)bepalingen. Overigens heeft de consument in haar e-mail van 5 november 2020 als reden voor de opzegging opgegeven dat er geen opvang meer nodig was in verband met beëindiging van haar werkzaamheden. De slotsom is dat de consument contractueel gehouden is de opzegtermijn van één maand in acht te nemen. Over die termijn is de consument de overeengekomen kinderopvangvergoeding aan de ondernemer verschuldigd.
Op grond van de voorgaande overwegingen zal de klacht van de consument dan ook ongegrond worden verklaard.
Beslissing
De commissie:
verklaart de klacht van de consument ongegrond.
Aldus beslist op 12 maart 2021 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw mr. H.M. Veenstra, mevrouw mr. M. Stroetenga, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.