Commissie: kinderopvangOudercommissie
Categorie: Oudercommissie
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
156916/177390
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer de oudercommissie (OC) voldoende informatie heeft verschaft en heeft mogen afwijken van het advies van de OC met betrekking tot de tariefverhoging. De OC verlangt dat de procentuele prijsstijging met financiële gegevens wordt onderbouwd dan wel dat die prijsstijging (deels) wordt teruggedraaid voor wat betreft het deel daarvan dat onvoldoende is onderbouwd. De ondernemer kiest er als ondernemer/organisatie bewust voor om deze investeringen te doen welke noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering en daarin doet de ondernemer geen concessie ten aanzien van kwaliteit en veiligheid. Over de noodzaak verschillen partijen duidelijk van mening. Bij de beantwoording van de vraag of de ondernemer van het advies van de OC mag afwijken, geldt in het algemeen dat aan de commissie slechts een marginale toetsing toekomt. De commissie kan pas tussenbeide komen wanneer voldoende duidelijk is dat (de onderbouwing van) het bestreden besluit in redelijkheid niet in stand kan blijven. Het motief dat de ondernemer bij de voorgenomen investeringen heeft, is behoud en verbetering van de kwaliteit van de door hem geboden kinderopvang. Het mag duidelijk zijn dat daarmee niet alleen de op te vangen kinderen, maar ook hun ouders en de ondernemer gebaat zijn. Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer de OC van voldoende informatie voorzien. Impliciet heeft de ondernemer daarmee gemotiveerd aangegeven dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies van de OC verzet. Meer informatie hoefde de ondernemer dan ook niet aan de OC te verstrekken. De bevoegdheid om al dan niet investeringen te doen en wanneer, is een bevoegdheid die uitsluitend aan de ondernemer toekomt. Hij is immers degene die verantwoordelijk is en blijft voor zijn bedrijfsvoering en dus voor prijs van de kinderopvang. Deze prijsverhoging dient een legitiem doel. Klacht van de OC ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer de oudercommissie voldoende informatie heeft verschaft en heeft mogen afwijken van het advies van de oudercommissie met betrekking tot de tariefverhoging voor het jaar 2022.
Standpunt van de oudercommissie
Voor het standpunt van de oudercommissie verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De oudercommissie heeft een negatief advies uitgebracht over de verhoging van de prijs van kinderopvang, die de ondernemer voor 2022 wilde doorvoeren. Volgens de oudercommissie heeft de ondernemer onvoldoende onderbouwd waarom die verhoging 4,5% bedroeg. De ondernemer heeft het advies van de oudercommissie naast zich neergelegd en de verhoging doorgedrukt.
Vooral de verhoging van 0,5 % voor noodzakelijke investeringen, maar ook het effect van de CAO-maatregelen en het effect van de periodieke loonsverhogingen zijn niet tot onvoldoende onderbouwd. De oudercommissie geeft er de voorkeur aan de investeringen zo laag mogelijk te houden, omdat de kosten daarvan effect hebben op de prijs van de kinderopvang. Erg opvallend is dat een ander kinderopvangverblijf dat evenals het kinderopvangverblijf van de ondernemer in de gemeente Renkum is gevestigd, uitgaat van een te verwachten prijsstijging van 2,3 tot 2,9%. Door deze verhoging zijn ouders boven de geadviseerde stijging uitgekomen, waardoor zij de stijging uit eigen zak zullen moeten betalen.
De oudercommissie verlangt dat de procentuele prijsstijging met financiële gegevens wordt onderbouwd dan wel dat die prijsstijging (deels) wordt teruggedraaid voor wat betreft het deel daarvan dat onvoldoende is onderbouwd.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen hij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer is van mening dat hij de oudercommissie voldoende heeft betrokken bij en voldoende heeft geïnformeerd inzake de onderbouwing van de tariefverhoging voor het jaar 2022. De kern van het geschil met de oudercommissie beperkt zich hoofdzakelijk tot de verhoging van 0.5% inzake ‘Additionele investeringen in de kwaliteit’. De verhoging van 4.0% inzake ‘Structurele kostenverhoging voor personeel en inflatie’ staat niet (meer) ter discussie.
De ondernemer is het adviestraject bij de oudercommissie tijdig gestart. In een nader (informatie-)traject per e-mail en per vergadering hebben partijen met elkaar gecommuniceerd waarbij de ondernemer uitvoerig is ingegaan op de vragen die de oudercommissie heeft gesteld. Daarbij heeft de ondernemer aanvullende onderbouwende stukken aan de oudercommissie ter beschikking gesteld.
Zoals de ondernemer duidelijk heeft aangegeven in het gespreksverslag van 1 december 2021 n.a.v. de (online) vergadering van 30 november 2021, is het inzake de 0.5% ‘Additionele investeringen in de kwaliteit’ voor de ondernemer niet een kwestie van niet kunnen uitstellen, maar van niet willen uitstellen. De ondernemer kiest er als ondernemer/organisatie bewust voor om deze investeringen in 2022 te doen. De investeringen zijn voor de ondernemer noodzakelijk voor de bedrijfsvoering en daarin doet de ondernemer geen concessie(s) ten aanzien van kwaliteit en veiligheid. Over deze noodzaak verschillen partijen duidelijk van mening. Het is de ondernemer die tot op zekere hoogte zijn eigen beleid en investeringen bepaalt en niet de oudercommissie.
Gezien het voorgaande dient de klacht van de oudercommissie ongegrond verklaard te worden, waarbij de oudercommissie als in het ongelijk gestelde partij, de redelijke gemaakte kosten van de ondernemer dient te vergoeden en wel tot het maximum zoals bepaald in artikel 20 Reglement Geschillencommissie Kinderopvang.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, het volgende overwogen.
Vertegenwoordiging van de oudercommissie tijdens de mondelinge behandeling
De personen die tijdens de mondelinge behandeling namens de oudercommissie zijn verschenen, hebben verklaard dat zij inmiddels geen lid meer zijn van de oudercommissie, maar dat zij met de nieuwe oudercommissie hebben afgesproken dat zij dit geschil bij de commissie nog zullen behandelen. De ondernemer is van mening dat genoemde personen van dit geschil kennis van zaken hebben en dat hij instemt met de aanwezige vertegenwoordiging.
De commissie is van oordeel dat de verschenen personen aldus geacht kunnen worden over voldoende vertegenwoordigingsbevoegdheid te beschikken om namens de nieuwe oudercommissie tijdens de mondelinge behandeling het woord te voeren en zij laat de verschenen personen als vertegenwoordigers van de oudercommissie toe.
De omvang van het geschil
De ondernemer heeft in zijn schriftelijk verweer gesteld dat de kern van het geschil zich hoofdzakelijk beperkt tot de verhoging van 0.5% inzake ‘Additionele investeringen in de kwaliteit’ en dat de verhoging van 4% inzake ‘Structurele kostenverhoging voor personeel en inflatie’ niet (meer) ter discussie staat. De oudercommissie heeft dit tijdens de mondelinge behandeling betwist. Gezien dit meningsverschil zal de commissie beide aspecten van de tariefsverhoging toch in haar beoordeling betrekken.
Beoordelingskader
Op grond van het bepaalde in artikel 1.60, lid 1, sub f, van de Wet kinderopvang moet de ondernemer de oudercommissie in de gelegenheid stellen advies uit te brengen over onder meer een voorgenomen besluit met betrekking tot de wijziging van de prijs van kinderopvang. Het vijfde lid van dat artikel bepaalt dat de ondernemer de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft, moet verstrekken. De ondernemer kan slechts van het advies afwijken indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet (artikel 1.60, lid 2, van genoemde wet). Uit dat tweede lid volgt dat het adviesrecht van de oudercommissie geen instemmingsrecht is in die zin dat zonder instemming van de oudercommissie de door de ondernemer voorgestelde tariefsverhoging niet kan doorgaan.
Bij de beantwoording van de vraag of de ondernemer van het advies van de oudercommissie mag afwijken, geldt in het algemeen dat aan de commissie slechts een marginale toetsing toekomt. Die toetsing houdt in dat de commissie alleen maar beoordeelt of de ondernemer bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn besluit om van het advies af te wijken. In beginsel komt aan de ondernemer namelijk de vrijheid toe om zijn eigen beleid te voeren en te bepalen op welke wijze hij zijn doel met zijn onderneming wil bereiken. De commissie dient die beleidsvrijheid van de ondernemer te respecteren.
De commissie kan pas tussenbeide komen wanneer voldoende duidelijk is dat (de onderbouwing van) het bestreden besluit in redelijkheid niet in stand kan blijven.
De verhoging van 4%
Over de prijs van de kinderopvang voor 2022 zijn partijen van eind september 2021 tot begin december 2021
met elkaar in overleg geweest. Gedurende die tijd heeft de ondernemer aan de oudercommissie over de aanstaande verhoging van die prijs zowel mondeling als schriftelijk informatie verstrekt, onder meer bestaande uit financiële gegevens met een onderbouwing daarvan. Daarbij is de ondernemer ingegaan op de bezwaren en vragen van de oudercommissie.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer adequaat en voldoende gemotiveerd heeft gereageerd op de bezwaren en vragen van de oudercommissie. De ondernemer was niet gehouden de oudercommissie tot in (het kleinste) detailinformatie te verstrekken over de voorgenomen tariefsverhoging. Het verstrekken van globale informatie, zoals de ondernemer in dit geval heeft gedaan, acht de commissie voldoende. Daarmee heeft de ondernemer voldoende aangetoond dat de tariefsverhoging in het belang is van en noodzakelijk voor de door hem geboden kinderopvanggelegenheid en heeft hij bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid kunnen besluiten de voorgestelde tariefsverhoging voor 2022 in afwijking van het advies van de oudercommissie door te voeren.
Aan de stelling van de oudercommissie dat een ander kinderopvangverblijf rekening houdt met een veel lagere procentuele prijsstijging voor kinderopvang in 2022 gaat de commissie voorbij. De oudercommissie noemt enkel een percentage zonder dit met (financiële) gegevens te onderbouwen. Dit maar ook het feit dat
kinderopvangverblijven in vele, de tariefstructuur bepalende opzichten van elkaar verschillen, maakt een vergelijking niet goed mogelijk.
De verhoging van 0,5%
De ondernemer heeft op 11 november 2021 schriftelijk aan de oudercommissie toegelicht dat door de lange termijneffecten van corona op zijn medewerkers genoodzaakt te zijn om in 2022 meer te investeren in werkdrukverlaging, secundaire arbeidsvoorwaarden, verzuim en werving en behoud van medewerkers. De ondernemer heeft daarin aangegeven dat hij de voorgestelde investeringen noodzakelijk acht om het risico te vermijden dat hij als gevolg van een toenemend tekort aan personeel vaker en meer groepen (incidenteel) zal moeten sluiten. De ondernemer heeft zijn toelichting voorzien van een overzicht van die investeringen met de daaraan verbonden kosten, waarvan hij een deel zelf zal dragen en een deel heeft verwerkt in de voorgestelde prijs(verhoging) voor kinderopvang voor 2022.
Het motief dat de ondernemer bij de voorgenomen investeringen heeft, is behoud en verbetering van de kwaliteit van de door hem geboden kinderopvang. Het mag duidelijk zijn dat daarmee niet alleen de op te vangen kinderen, maar ook hun ouders en de ondernemer gebaat zijn.
Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer de oudercommissie van voldoende informatie voorzien. Impliciet heeft de ondernemer daarmee gemotiveerd aangegeven dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies van de oudercommissie verzet. Meer informatie hoefde de ondernemer dan ook niet aan de oudercommissie te verstrekken.
Dat de oudercommissie in haar brief aan de ondernemer van 22 november 2021 heeft aangegeven dat die investeringen voor haar niet noodzakelijk zijn, acht de commissie niet relevant. De bevoegdheid om al dan niet investeringen te doen en wanneer, is een bevoegdheid die uitsluitend aan de ondernemer toekomt. Hij is immers degene die verantwoordelijk is en blijft voor zijn bedrijfsvoering en dus voor prijs van de kinderopvang. Deze prijsverhoging dient een legitiem doel.
Conclusie
Op grond van de voorgaande overwegingen dient de klacht van de oudercommissie ongegrond verklaard te worden.
Verzoek kostenveroordeling
De ondernemer is van mening dat de klacht van de oudercommissie ongegrond verklaard dient te worden en dat de oudercommissie als in het ongelijk gestelde partij, de redelijke gemaakte kosten van de ondernemer dient te vergoeden.
Artikel 20 van het reglement van de commissie bepaalt als hoofdregel dat de door partijen ter zake van de behandeling van een geschil gemaakte kosten voor hun eigen rekening komen, tenzij de commissie in bijzondere gevallen anders bepaalt. De commissie is van oordeel dat het geschil tussen partijen niet als een bijzonder geval kan worden aangemerkt en dat er daarom geen aanleiding is om van de hoofdregel af te wijken. Het verzoek van de ondernemer zal worden afgewezen.
Ten slotte
Hoewel de wijze waarop partijen het adviestraject hebben doorlopen geen onderdeel uitmaakt van de klacht van de oudercommissie, wenst de commissie daarover wel het volgende op te merken. De ondernemer heeft in zijn adviesaanvraag aan de oudercommissie van 23 september 2021 het adviestraject beschreven. De commissie heeft echter moeten constateren dat de ondernemer zich daaraan niet heeft gehouden. Uit die beschrijving blijkt dat de tariefwijziging minimaal één maand en één week voordat deze zou ingaan, bekend gemaakt moest worden aan de ouders in verband met de voor hen geldende opzegtermijn. Dit laatste is pas gebeurd bij brief van 2 december 2021. Hoewel het op zichzelf lovenswaardig is dat partijen met elkaar langdurig in gesprek zijn gebleven over de prijsstijging, had van de ondernemer verwacht mogen worden dat hij het daarheen had geleid dat het traject uit een oogpunt van zorgvuldigheid was gevolgd.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de oudercommissie ongegrond;
– wijst af het verzoek van de ondernemer om te bepalen dat de oudercommissie de redelijk gemaakte kosten van de ondernemer dient te vergoeden.
Aldus beslist op 25 november 2022 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes en de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.