Commissie:
Categorie: overeenkomst
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
7016-9346
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Ondernemer dient te handelen naar letterlijke tekst van huisregels en rekening te houden met belangen van consument. Van ondernemer mag verwacht worden dat hij aan consument had meegedeeld dat zij verrekening via systeem kenbaar had moeten maken. Onaanvaardbaar dat de ondernemer blijft vasthouden aan huisregels.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de consument bij de opzegging van de plaatsingsovereenkomst al dan niet recht heeft op (volledige) terugbetaling van de niet opgenomen, maar door haar wel betaalde vakantieverlofuren.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, waaronder de nagekomen stukken die zij op 2 oktober 2019 heeft ontvangen, en naar hetgeen de consument tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt van consument op het volgende neer. De consument heeft de kinderopvang voor haar dochter bij de ondernemer opgezegd vanwege het feit dat zij een andere baan heeft gekregen en in verband daarmee is verhuisd. Desgevraagd heeft de ondernemer de consument laten weten dat de eerste opzegmogelijkheid 1 juli 2019 was en dat zij nog 72 verlofuren had. De consument heeft de ondernemer meegedeeld dat zij de plaatsingsovereenkomst per 1 juli 2019 wenste te beëindigen met verrekening van de verlofuren. Toen de consument de factuur van de ondernemer kreeg is haar gebleken dat de verlofuren niet waren verrekend. Hierop heeft de consument bij de ondernemer gereclameerd. De consument kreeg van de ondernemer te horen dat zij de verlofuren in het systeem [naam] had moeten aanvragen, hetgeen volgens de ondernemer in de huisregels staat. De consument heeft de verlofuren niet in het systeem aangevraagd. Verrekening was niet meer mogelijk. De consument heeft gehandeld zoals is vermeld in de huisregels, die zij van de ondernemer heeft gekregen toen zij de plaatsingsovereenkomst sloot. De consument kan zich niet herinneren dat zij met een wijziging van de huisregels heeft ingestemd. De ondernemer heeft de consument het voorstel gedaan om bij wijze van tegemoetkoming 41,5 uur terug te betalen. Dit urenaantal was gebaseerd op een andere, door de consument volledig betaalde rekening. De consument vindt dat zij recht heeft op terugbetaling van 72 verlofuren, omdat in haar geval sprake was van beëindiging van de overeenkomst en zij niet met vakantie is gegaan. De dochter heeft de hele maand juni 2019 geen gebruik meer gemaakt van de opvang omdat de consument en haar dochter al eind mei 2019 waren verhuisd. De consument heeft van de hiervoor genoemde factuur een bedrag van € 500,40 onbetaald gelaten.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen deze tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt van de ondernemer op het volgende neer. Van toepassing zijn de huisregels, zoals deze met ingang van 1 januari 2019 zijn gewijzigd. De ondernemer heeft van deze wijziging aan de ouders mededeling gedaan via de nieuwsbrief, via e-mail en in een app. De nieuwe huisregels zijn ook op de internetsite geplaatst. De consument heeft haar dochter niet volgens de huisregels afgemeld. Daarin is het volgende bepaald: “Verlofaanvragen dienen minimaal 2 weken van tevoren doorgegeven te worden via [naam]. Verlofaanvragen worden niet doorgerekend indien ze 2 weken van tevoren bij ons bekend zijn. Worden er meerdere dagen dan afgesproken op contract opgenomen, dan mogen die ingehaald worden tot het einde van het jaar. Anders declareren we de uren alsnog einde van het jaar.” De consument is bij het ondertekenen van de overeenkomst akkoord gegaan met de huisregels.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen door hen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, het volgende overwogen.
Voor de beoordeling van dit geschil acht de commissie de volgende feiten en omstandigheden van belang. De consument heeft de ondernemer op 6 mei 2019 verzocht of zij de plaatsingsovereenkomst per 1 juni 2019 kon opzeggen. De ondernemer heeft haar op 7 mei 2019 geantwoord dat de eerste mogelijkheid voor die opzegging 1 juli 2019 is en dat zij dan nog recht heeft op 72 uren vakantieverlof. Vervolgens laat de consument de ondernemer op 19 mei 2019 weten dat zij de overeenkomst per 1 juli 2019 wenst te beëindigen en zij verzoekt de ondernemer om de vakantieverlofuren in mindering te brengen (de commissie begrijpt: te verrekenen). Wanneer de consument van de ondernemer de laatste factuur ontvangt, bemerkt zij dat die uren niet zijn verrekend en reclameert hierover bij de ondernemer. De ondernemer deelt de consument – met een beroep op de huisregels – mee dat de consument via het systeem [naam] kenbaar had moeten maken hoe zij de desbetreffende uren had willen inzetten, maar dat zij dat niet heeft gedaan. Beide partijen hebben een exemplaar van de huisregels, waarop ieder van hen zich beroept, aan de commissie overgelegd. Voor zover van belang voor dit geschil en zakelijk weergegeven, bepalen de huisregels waarop de consument zich beroept dat verlof kan worden doorgegeven in het systeem [naam] en de huisregels waarop de ondernemer zich beroept dat verlofaanvragen minimaal 2 weken van te voren doorgegeven dienen te worden via [naam]. Indien en voor zover de nieuwe huisregels in dit geval al van toepassing zouden zijn dan nog kan de ondernemer zich niet met succes op die nieuwe huisregels beroepen. De commissie overweegt hierover als volgt. Contractspartijen dienen zich tegenover elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 van het Burgerlijk Wetboek). Dit vereiste legt een bijkomende verplichting op aan de partijen bij een overeenkomst. Dat betekent in dit geval dat de ondernemer niet alleen maar dient te handelen naar de letterlijke tekst van de huisregels maar ook tot op zekere hoogte rekening moet houden met de belangen van de consument. Vaststaat dat de consument de plaatsingsovereenkomst met de ondernemer tijdig heeft opgezegd en om verrekening van 72 vakantieverlofuren heeft gevraagd. De ondernemer heeft zowel in de correspondentie met de consument als tijdens de mondelinge behandeling erkend dat de consument recht heeft op die uren. Voor die uren had de consument betaald. De ondernemer heeft die uren niet verrekend omdat de consument dit niet via het systeem [naam] heeft kenbaar gemaakt.
Naar het oordeel van de commissie had van de ondernemer verwacht mogen worden dat hij – toen hij de consument op 7 mei 2019 inlichtte over de opzeggingsdatum en over haar recht op het aantal vakantieverlofuren – de consument ook had meegedeeld dat zij de door haar verlangde verrekening via het systeem [naam] kenbaar had moeten maken. Te meer nu de huisregels niet lang te voren op dit punt waren gewijzigd. Het gaat niet aan om een nota bene door de ondernemer zelf erkend recht op verrekening van de vakantieverlofuren te schenden door zich op het standpunt te stellen dat het verzoek om verrekening formeel niet juist is gedaan. Het financiële belang van de consument – partijen zijn het met elkaar eens dat de tegenwaarde van 72 vakantieverlofuren € 500,40 bedraagt – dient in dit geval aanzienlijk zwaarder te wegen dan de wijze waarop de verrekening kenbaar gemaakt had moeten worden. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid acht de commissie het dan ook onaanvaardbaar dat de ondernemer blijft vasthouden aan de desbetreffende bepaling van de huisregels waarop hij zich beroept.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. De consument heeft voormeld bedrag, zijnde de helft van de factuur van de ondernemer van 2 juli 2019, onbetaald gelaten. De commissie is van oordeel dat de consument dit bedrag terecht heeft ingehouden.
Nu de klacht gegrond wordt verklaard, dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie het door de consument betaalde klachtengeld aan haar te vergoeden.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat de consument terecht een bedrag van € 500,40 aan de ondernemer onbetaald heeft gelaten;
– bepaalt dat de ondernemer een bedrag van € 25,00 aan de consument dient te vergoeden ter zake van het door haar betaalde klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, de heer drs. T. Blom, mevrouw mr. E.E. Aberson, leden, en de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris, op 11 oktober 2019.