Commissie: kinderopvang
Categorie: overeenkomst
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Schikking ter zitting
Referentiecode:
121539
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
In de plaatsingsovereenkomst staat volgens de ouder onder ‘gemiddeld aantal uren per maand’ een te hoog aantal uren vermeld. Bij de berekening is niet alleen rekening gehouden met de openingstijden van de locatie waar opvang plaatsvindt maar ook met opening op andere locaties. Ter zitting kwamen de ouder en ondernemer tot een schikking, de ondernemer zal uitgaan van een gemiddelde gebaseerd op de uren dat de opvang waar de ouder gebruik van maakt open is en het verschil verrekenen.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de berekening van het gemiddelde aantal uren kinderopvang per maand.
De consument heeft de klacht op 17 november 2018 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar het vragenformulier dat op 27 november 2018 is ontvangen en de bijbehorende klachtbrief. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
De consument maakt met ingang van 5 maart 2018 gebruik van naschoolse opvang bij de ondernemer voor zijn dochter op maandag en donderdag, van 15 tot 18 uur. In de plaatsingsovereenkomst van 27 november 2017 is onder ‘Gemiddeld aantal uren per maand’ een te hoog aantal uren vermeld, namelijk 47,48 uur. De locatie waar de consument opvang afneemt, is uitsluitend geopend op maandag, dinsdag en donderdag. Bij de berekening van het gemiddelde aantal uren heeft de ondernemer echter ook de woensdag en vrijdag betrokken, met als redenering dat op die dagen op een andere locatie opvang wordt aangeboden. De consument is het daar niet mee eens, aangezien in het contract alleen de door zijn dochter bezochte locatie is vermeld. Volgens de consument mag het gemiddelde aantal uren uitsluitend op locatieniveau worden berekend, in dit geval maandag, dinsdag en donderdag. Dit is bevestigd door BOINK en de Belastingdienst. Als gevolg van deze onjuiste berekening betaalt de consument een te hoog bedrag aan opvangkosten per maand en ontvangt hij een te hoog bedrag aan kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.
De stelling van de ondernemer dat de betreffende locatie op woensdag en vrijdag feitelijk toch geopend is omdat op die dagen opvang op een andere locatie wordt aangeboden, is onjuist. Vanwege de afstand kan de dochter daar in de praktijk geen gebruik van maken.
De consument heeft bij de aanvang van de overeenkomst om een onderbouwing van de urenberekening gevraagd, maar heeft daarover ook na herhaald aandringen geen informatie ontvangen. De consument heeft veel moeite moeten doen om nadere informatie te verkrijgen. De ondernemer bleef bij het standpunt dat de gehanteerde berekeningswijze juist was.
Ter zitting heeft de consument de klacht en zijn vordering nader toegelicht. De consument vordert het navolgende:
- dat de ondernemer erkent dat een te hoog aantal opvanguren is berekend en de fout herstelt door met terugwerkende kracht vanaf de ingangsdatum van de overeenkomst de vergoeding naar omlaag bij te stellen via een controleerbare berekening en door alsnog een juiste overeenkomst op te stellen;
- dat de ondernemer de belastingdienst over de fout informeert, zodat bij de belastingdienst bekend is dat de consument buiten zijn schuld teveel kinderopvangtoeslag heeft ontvangen;
- dat de ondernemer een transparante onderbouwing van de urenberekening verstrekt, waaruit bijvoorbeeld ook blijkt wat voor de feestdagen is berekend;
- dat de ondernemer een vergoeding voldoet voor de door de consument gemaakte proceskosten, omdat deze procedure door de weigering van de ondernemer om de berekening te corrigeren, noodzakelijk is gemaakt. De consument vordert in elk geval acht verlofuren aangezien hij minimaal acht uur aan dit geschil heeft besteed;
- dat een oordeel wordt uitgesproken over de vraag of de ondernemer zorgvuldig heeft gehandeld;
- dat de ondernemer aangeeft om welke reden aanvankelijk aan de gehanteerde berekening werd vastgehouden en pas nadien van mening is veranderd.
Kort voor de zitting heeft de ondernemer aangeboden om de urenberekening aan te passen en de vergoeding met terugwerkende kracht vanaf het aangaan van de overeenkomst naar omlaag bij te stellen. Ter zitting heeft de consument aangegeven dat dit aanbod voor hem niet voldoende is, aangezien dit voorstel alleen tegemoet komt aan zijn eerste vordering, maar niet aan zijn overige vorderingen. Voorts blijkt uit het aanbod niet of de ondernemer de berekening ook aanpast voor 2019.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar het verweerschrift dat op 10 januari 2019 is ontvangen. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft aanvankelijk vastgehouden aan het standpunt dat de urenberekening juist is. De ondernemer heeft een gelijk aantal uren per dag berekend door het gemiddelde te nemen van het totale aantal uur dat de BSO in de schoolweken open is, inclusief een gemiddelde van de schoolsluitingsdagen en vakantiedagen van de verschillende scholen waar de BSO kinderen ophaalt. Op woensdag en vrijdag wordt de locatie waar de consument opvang afneemt samengevoegd met een andere locatie, zodat de openingstijden van de andere locatie volgens de ondernemer bij de berekening betrokken mogen worden.
Kort voor de zitting, in een brief van 22 maart 2019, heeft de ondernemer zijn mening bijgesteld en zich bereid verklaard om uitsluitend te middelen over de dagen dat de betreffende opvanglocatie daadwerkelijk geopend is. De ondernemer heeft aangeboden om met terugwerkende kracht tot 1 januari 2019 de plaatsingsovereenkomsten aan te passen en, na overleg met de oudercommissie, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 de berekeningen van de opvangkosten voor alle ouders aan te passen. Volgens de nieuwe berekening bedraagt het gemiddelde aantal opvanguren van de dochter van de consument geen 47,48 uur maar 39,67 uur per maand, een verschil van 7,8 uur per maand à € 7,25. Voor de consument betekent dit dat over de periode 1 maart 2018 tot 31 december 2018 in totaal 78 uur zal worden gecrediteerd.
Ter zitting heeft de ondernemer dit aanbod gestand gedaan en bevestigd dat de urenberekening ook aangepast zal worden over 2019. Ten aanzien van de vordering van de consument dat de belastingdienst wordt geïnformeerd, heeft de ondernemer toegezegd dat bij het opstellen van de jaaropgave zal worden gecommuniceerd dat er een herberekening is gemaakt die is toe te schrijven aan voortschrijdend inzicht bij de ondernemer, zodat voor de belastingdienst duidelijk is dat de consument niet verwijtbaar heeft gehandeld. Ten aanzien van de onderbouwing van de urenberekening heeft de ondernemer aangegeven dat hij de nieuwe urenberekening eerst aan de oudercommissie wil voorleggen, gezien het aan de oudercommissie toegekende adviesrecht. De ondernemer zegt toe dat aan de oudercommissie een transparante berekening zal worden verstrekt. Tevens zegt de ondernemer toe dat deze berekening vooraf, onder het voorbehoud van de instemming van de oudercommissie, aan de consument zal worden gezonden. Ten aanzien van de verlangde compensatie voor de aan het geschil bestede tijd zegt de ondernemer toe dat hij, zonder daarmee aansprakelijkheid te willen erkennen, bereid is acht verlofuren aan de consument te vergoeden, onder het voorbehoud dat de kwestie daarmee geheel is afgerond en er bijvoorbeeld geen publiciteit wordt gezocht. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de door de consument ingestelde vordering onder sub 5. Ten aanzien van de vraag waarom de ondernemer van mening is veranderd geeft de ondernemer aan, dat een andere regiomanager is aangesteld en men tot andere inzichten is gekomen. Verder licht de ondernemer toe dat er geen sprake is geweest van opzet en dat de ondernemer het niet ziet als een fout, maar als voortschrijdend inzicht. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de door de consument ingestelde vordering onder sub 6.
Beoordeling van het geschil
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen alsnog overeenstemming bereikt over de wijze waarop het geschil opgelost zal worden. Dit betekent dat de commissie niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Volstaan wordt met het hierna vastleggen van de tussen partijen tot stand gekomen schikking.
Vastlegging
- De ondernemer zal de urenberekening aanpassen en de opvangkosten met terugwerkende kracht vanaf het aangaan van de overeenkomst naar omlaag bijstellen. Dit betekent dat over de periode 1 maart 2018 tot 31 december 2018 in totaal 78 uur zal worden gecrediteerd en dat vanaf 1 januari 2019 de juiste urenberekening zal worden aangehouden;
- De ondernemer zal bij de jaaropgave communiceren dat – ten gevolge van voortschrijdend inzicht bij de ondernemer – een herberekening is gemaakt, zodat voor de belastingdienst duidelijk is dat de consument buiten zijn schuld teveel kinderopvangtoeslag heeft ontvangen;
- De ondernemer zal de nieuwe urenberekening eerst aan de oudercommissie voorleggen, waarbij aan de oudercommissie een transparante berekening wordt verstrekt. De ondernemer zal deze berekening vooraf, onder het voorbehoud van de instemming van de oudercommissie, aan de consument verstrekken;
- De ondernemer zal, zonder erkenning van aansprakelijkheid, acht verlofuren aan de consument vergoeden, onder het voorbehoud dat de kwestie daarmee geheel is afgerond en er bijvoorbeeld geen publiciteit wordt gezocht.
Na uitvoering van het vorenstaande hebben partijen met betrekking tot dit geschil niets meer van elkaar te vorderen.
Aldus vastgelegd op 1 april 2019 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA en de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mr. M.E. Taams-van Hoeken, secretaris.
Berekend gemiddeld aantal afgenomen uren BSO te hoog